Inhoud blog
  • hier zie je alle natuur dieren van boss
  • hey iedereen
  • Welkom op mijn blog!
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Inhoud blog
  • hier zie je alle natuur dieren van boss
  • hey iedereen
  • Blog als favoriet !
    Zoeken met Google


    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    alles over de natuur
    weetjes over de natuur
    01-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Koala of buidelbeer - Phascolarctos cinereus

    koala



    Koala of ook wel buidelbeer
    De koala of buidelbeer is niet altijd het populaire en geliefde dier geweest dat het nu is.
    De eerste blanke pioniers van Australië hebben er miljoenen vanwege hun vacht omgebracht.
    Door deze jacht, evenals door het ontginnen van land en het toenemende aantal bosbranden tussen 1850 en 1900, is het koalabestand zo gedecimeerd dat men aan het begin van de jaren dertig van deze eeuw dacht dat uitsterving onafwendbaar was.
    Een verbod op de jacht in de meeste staten tussen 1898 en 1927 en intensief beheer, vooral na 1944, van de zuidelijke populaties heeft de afname echter kunnen keren en koala’s komen nu algemeen voor in hun favoriete habitat.
    In sommige kolonies wordt een populatiedichtheid bereikt van bijna drie dieren per ha.
    Koala’s zijn nachtdieren en ze zijn uitermate goed aangepast aan een leven in de bomen.
    Het gedrongen lichaam is in een dikke vacht gehuld, de staart is niet meer dan een stompje, de poten zijn fors en de tenen zijn voorzien van stevige klauwen.
    De eerste en tweede tenen van de voorvoeten staan tegenover de andere drie, waardoor het dier tijdens het klimmen dunne takken kan vastgrijpen.
    Koala’s klimmen in hoge bomen door de voorpoten om de stam te slaan en de klauwen in de schors te zetten om vervolgens de achterpoten met springende bewegingen omhoog te brengen.
    Op de grond zijn ze minder behendig en bewegen zich al huppend of met langzame tred voort.
    koalawijfje met jong








    Koalawijfje met jong
    De mannetjes zijn tot 50 procent zwaarder dan de wijfjes, hebben een bredere kop, relatief kleinere oren, en een grote borstklier.
    De wijfjes bezitten een dergelijke borstklier niet.
    Zij hebben een buidel die naar achteren toe opent.
    Koalawijfjes zijn op een leeftijd van twee jaar geslachtsrijp.
    Mannetjes zijn dan ook al vruchtbaar, maar paren meestal niet voor hun vierde levensjaar omdat het voor hen lang duurt tot ze groot genoeg zijn om de strijd om een wijfje aan te kunnen gaan.
    De voortplantingstijd, die in de zomer (oktober-februari) valt, wordt gekenmerkt door een grote mate van agressie tussen de mannetjes en men kan ze dan de hele nacht horen brullen.
    Dit gebrul wordt veroorzaakt door het herhaaldelijk snel inhaleren van lucht, gevolgd door een vibrerende, grommende uitademing.
    Het geluid dient om de aanwezigheid van het mannetje te benadrukken en om andere mannetjes te verjagen.
    Meestal roept het mannetje met zijn gebrul de reactie van alle mannetjes in de omgeving op. Daarentegen brengen wijfjes en jongere dieren alleen een schril en klaaglijk geluid voort als zij door volwassen mannetjes lastig worden gevallen.
    Koala’s zijn polygaam (mannetjes paren met meerdere wijfjes) en meestal aan één plaats gebonden.
    Volwassen dieren bezetten vaste woongebieden van 1,5-3 ha voor de mannetjes en 0,5-1 ha voor de wijfjes.
    Het gebied van een parend mannetje overlapt gebieden van zowel wijfjes als jonge niet-parende mannetjes.
    In de paartijd zijn de volwassen mannetjes ‘s nachts zeer actief en ze trekken voortdurend in hun gebied rond, waarbij ze rivalen verjagen en met ieder ontvankelijk wijfje paren.
    De copulatie duurt meestal niet lange dan twee minuten en voltrekt zich in de bomen.
    Het mannetje dekt het wijfje, waarbij hij haar met zijn tanden in het nekvel beetgrijpt.
    De wijfjes werpen jaarlijks één jong.
    De meeste geboorten vinden in het midden van de zomer plaats (december-januari).
    Het pasgeboren jong weegt minder dan een halve gram en hecht zich aan een van de twee tepels in de buidel.
    Na vijf maanden wordt het jong gespeend.
    De spening begint als het jong zich met half verteerd voedsel uit de anus van de moeder begint te voeden.
    Me neemt aan dat deze massa afkomstig is uit de blindedarm van de moeder en de micro-organisme bevat die de aanzet moeten geven tot de vorming van een microflora in de darmen van het jong om de eucalyptusbladeren te kunnen verteren.
    Als het jong bladeren begint te eten groeit het snel.
    Na zeven maanden verlaat het jong de buidel voorgoed en dan rijdt het tot een leeftijd van 11 maanden mee op de rug van zijn moeder.
    Nadien blijft het vaak nog enkele maanden bij haar in de buurt
    slapende koala



    Een slapende koala, hij doet dat het grootste deel van de dag
    Buiten het voortplantingsseizoen bestaat geen duidelijk sociaal gedrag.
    Dieren die in elkaars nabijheid vertoeven zijn zich ongetwijfeld bewust van de aanwezigheid van de ander, maar zij bemoeien zich nauwelijks met elkaar en vormen geen sociale groepen.
    In principe eten koala’s de bladeren van veel eucalyptussoorten en andere boomsoorten, maar slechts een paar eucalyptussoorten vormen het grootste deel van het menu.
    In het zuiden wordt de voorkeur gegeven aan Eucalyptus viminalis en E. ovata, terwijl in het noorden de soorten E. punctata, E camaldulensis en E. tereticornis favoriet zijn.
    Een volwassen koala verorbert dagelijks 500 gram en dit eiwitarme en vezelrijke menu van eucalyptusblad bevat hoge concentraties fenolen en vluchtige oliën.
    De koala heeft zich op een aantal manieren aan dit voedingspatroon aangepast.
    Het aantal kiezen is teruggebracht tot een enkele voorkies en vier brede knobbelkiezen per kaak, die de bladeren fijnmalen voor een betere vertering.
    Sommige giftige voedselbestanddelen worden in de lever door middel van binding aan glucuronzuur onschadelijk gemaakt en uitgescheiden.
    In de blindedarm, die wel vier maal zolang is als het lichaam van de koala, wordt het voedsel door micro-organismen vergist.
    Omdat het menu niet erg voedzaam is, springen koala’s zuinig met de opgeslagen energie om.
    De koala’s bewegen zich langzaam en slapen 18 uur per etmaal.
    Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat koala’s bedwelmd worden door bestanddelen van de eucalyptusbladeren.
    Koala’s beginnen bij het vallen van de avond voedsel te zoeken.
    Het dier beweegt zich dan vanuit zijn favoriete rustplaats op een tak naar de kruin van de boom om zich daar te goed te doen aan de bladeren.
    Zij dekken hun waterbehoefte, behalve wanneer het zeer warm is, geheel met het vocht uit deze bladeren.
    koala







    DE koala is een gespecialiseerde bladeter
    Op plaatsen waar de favoriete eucalyptussoorten voorkomen, kunnen de koalapopulaties ongekend dicht zijn.
    Een voorbeeld hiervan biedt het lot dat een koalapopulatie trof die naar een klein eiland voor de kust van Zuidoost-Australië werd overgebracht.
    Tussen 1923 en 1933 werden 165 koala’s uit een overbevolkte populatie overgebracht naar dit eiland.
    In 1944 werd duidelijk dat deze koala’s zich zo sterk vermeerderd hadden dat hun voedselbomen waren afgestorven en er al veel dieren van honger waren omgekomen.
    Er werden toen 1349 koala’s weggehaald.
    Tegenwoordig worden koalakolonies op dergelijke eilanden veel beter beheerd, maar vanwege het grootscheeps kappen van oorspronkelijke bossen komen de habitats die geschikt zijn voor koala’s voor als kleine geïsoleerde gebieden die dezelfde beheersproblemen geven als de eilanden.
    Het toekomstige beheer van deze populaties wordt bemoeilijkt door het tekort aangeschikte bosgebieden waar overtollige dieren vrijgelaten kunnen worden.
    Alternatieven zoals het vrijlaten van dieren in bossen met minder eucalyptussoorten worden onderzocht.
    de koala











    De koala heeft klauwen om zich vast te zetten op de bomen

    Enige soort van de familie Phascolarctidae.

  • Verspreiding: de koala is verspreidt over het vasteland van oostelijk Australia.
  • Habitat: de omgeving waar de koala leeft is het eucalyptusbos onder de 600 m, bladeren van slechts enkele eucalyptussoorten worden gegeten.
  • Afmetingen: dieren uit zuiden van het verspreidingsgebied zijn beduidend groter.
    De kop-romplengte in het zuiden is gemiddeld 78 cm voor het mannetje, voor het wijfje is dat 72 cm, gemiddeld gewicht in zuiden voor een mannetje is 11,8 kg, voor een wijfje is dat 7,9 kg, in het noorden is dat 6,5kg voor een mannetje en 5,1 kg voor een wijfje.
  • Vacht: de kleur van de vacht varieert van grijs tot geelbruin, met wit op de kin, borst en binnenzijde van voorpoten, oren omrand met lange witte haren, romp wit gevlekt, in noorden is vacht korter en lichter.
  • Draagtijd: de koala heeft een draagtijd die schommelt tussen de 34-36 dagen.
  • Levensduur: de leeftijd van een koala kan tot l3jaar, en tot 18 in gevangenschap zijn.
  • Phascolarctos cinereus victor











    Phascolarctos cinereus victor, een van de ondersoorten
    Ondersoorten: er zijn 3 ondersoorten van de koala.

    P.c. victor(Victoria), P.c. cinereus (Nieuw Zuid-Wales), P.c. adustas (Queensland).
    Deze indeling kan kunstmatig zijn, aangezien er een gelijkmatige zuid-noord-afname is van grootte, haarlengte en vachtkleur.
    Phascolarctos cinereus adustus














    Phascolarctos cinereus adustus, ook een ondersoort van de koala

    01-12-2008 om 19:26 geschreven door  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Koala of buidelbeer - Phascolarctos cinereus

    koala



    Koala of ook wel buidelbeer
    De koala of buidelbeer is niet altijd het populaire en geliefde dier geweest dat het nu is.
    De eerste blanke pioniers van Australië hebben er miljoenen vanwege hun vacht omgebracht.
    Door deze jacht, evenals door het ontginnen van land en het toenemende aantal bosbranden tussen 1850 en 1900, is het koalabestand zo gedecimeerd dat men aan het begin van de jaren dertig van deze eeuw dacht dat uitsterving onafwendbaar was.
    Een verbod op de jacht in de meeste staten tussen 1898 en 1927 en intensief beheer, vooral na 1944, van de zuidelijke populaties heeft de afname echter kunnen keren en koala’s komen nu algemeen voor in hun favoriete habitat.
    In sommige kolonies wordt een populatiedichtheid bereikt van bijna drie dieren per ha.
    Koala’s zijn nachtdieren en ze zijn uitermate goed aangepast aan een leven in de bomen.
    Het gedrongen lichaam is in een dikke vacht gehuld, de staart is niet meer dan een stompje, de poten zijn fors en de tenen zijn voorzien van stevige klauwen.
    De eerste en tweede tenen van de voorvoeten staan tegenover de andere drie, waardoor het dier tijdens het klimmen dunne takken kan vastgrijpen.
    Koala’s klimmen in hoge bomen door de voorpoten om de stam te slaan en de klauwen in de schors te zetten om vervolgens de achterpoten met springende bewegingen omhoog te brengen.
    Op de grond zijn ze minder behendig en bewegen zich al huppend of met langzame tred voort.
    koalawijfje met jong








    Koalawijfje met jong
    De mannetjes zijn tot 50 procent zwaarder dan de wijfjes, hebben een bredere kop, relatief kleinere oren, en een grote borstklier.
    De wijfjes bezitten een dergelijke borstklier niet.
    Zij hebben een buidel die naar achteren toe opent.
    Koalawijfjes zijn op een leeftijd van twee jaar geslachtsrijp.
    Mannetjes zijn dan ook al vruchtbaar, maar paren meestal niet voor hun vierde levensjaar omdat het voor hen lang duurt tot ze groot genoeg zijn om de strijd om een wijfje aan te kunnen gaan.
    De voortplantingstijd, die in de zomer (oktober-februari) valt, wordt gekenmerkt door een grote mate van agressie tussen de mannetjes en men kan ze dan de hele nacht horen brullen.
    Dit gebrul wordt veroorzaakt door het herhaaldelijk snel inhaleren van lucht, gevolgd door een vibrerende, grommende uitademing.
    Het geluid dient om de aanwezigheid van het mannetje te benadrukken en om andere mannetjes te verjagen.
    Meestal roept het mannetje met zijn gebrul de reactie van alle mannetjes in de omgeving op. Daarentegen brengen wijfjes en jongere dieren alleen een schril en klaaglijk geluid voort als zij door volwassen mannetjes lastig worden gevallen.
    Koala’s zijn polygaam (mannetjes paren met meerdere wijfjes) en meestal aan één plaats gebonden.
    Volwassen dieren bezetten vaste woongebieden van 1,5-3 ha voor de mannetjes en 0,5-1 ha voor de wijfjes.
    Het gebied van een parend mannetje overlapt gebieden van zowel wijfjes als jonge niet-parende mannetjes.
    In de paartijd zijn de volwassen mannetjes ‘s nachts zeer actief en ze trekken voortdurend in hun gebied rond, waarbij ze rivalen verjagen en met ieder ontvankelijk wijfje paren.
    De copulatie duurt meestal niet lange dan twee minuten en voltrekt zich in de bomen.
    Het mannetje dekt het wijfje, waarbij hij haar met zijn tanden in het nekvel beetgrijpt.
    De wijfjes werpen jaarlijks één jong.
    De meeste geboorten vinden in het midden van de zomer plaats (december-januari).
    Het pasgeboren jong weegt minder dan een halve gram en hecht zich aan een van de twee tepels in de buidel.
    Na vijf maanden wordt het jong gespeend.
    De spening begint als het jong zich met half verteerd voedsel uit de anus van de moeder begint te voeden.
    Me neemt aan dat deze massa afkomstig is uit de blindedarm van de moeder en de micro-organisme bevat die de aanzet moeten geven tot de vorming van een microflora in de darmen van het jong om de eucalyptusbladeren te kunnen verteren.
    Als het jong bladeren begint te eten groeit het snel.
    Na zeven maanden verlaat het jong de buidel voorgoed en dan rijdt het tot een leeftijd van 11 maanden mee op de rug van zijn moeder.
    Nadien blijft het vaak nog enkele maanden bij haar in de buurt
    slapende koala



    Een slapende koala, hij doet dat het grootste deel van de dag
    Buiten het voortplantingsseizoen bestaat geen duidelijk sociaal gedrag.
    Dieren die in elkaars nabijheid vertoeven zijn zich ongetwijfeld bewust van de aanwezigheid van de ander, maar zij bemoeien zich nauwelijks met elkaar en vormen geen sociale groepen.
    In principe eten koala’s de bladeren van veel eucalyptussoorten en andere boomsoorten, maar slechts een paar eucalyptussoorten vormen het grootste deel van het menu.
    In het zuiden wordt de voorkeur gegeven aan Eucalyptus viminalis en E. ovata, terwijl in het noorden de soorten E. punctata, E camaldulensis en E. tereticornis favoriet zijn.
    Een volwassen koala verorbert dagelijks 500 gram en dit eiwitarme en vezelrijke menu van eucalyptusblad bevat hoge concentraties fenolen en vluchtige oliën.
    De koala heeft zich op een aantal manieren aan dit voedingspatroon aangepast.
    Het aantal kiezen is teruggebracht tot een enkele voorkies en vier brede knobbelkiezen per kaak, die de bladeren fijnmalen voor een betere vertering.
    Sommige giftige voedselbestanddelen worden in de lever door middel van binding aan glucuronzuur onschadelijk gemaakt en uitgescheiden.
    In de blindedarm, die wel vier maal zolang is als het lichaam van de koala, wordt het voedsel door micro-organismen vergist.
    Omdat het menu niet erg voedzaam is, springen koala’s zuinig met de opgeslagen energie om.
    De koala’s bewegen zich langzaam en slapen 18 uur per etmaal.
    Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat koala’s bedwelmd worden door bestanddelen van de eucalyptusbladeren.
    Koala’s beginnen bij het vallen van de avond voedsel te zoeken.
    Het dier beweegt zich dan vanuit zijn favoriete rustplaats op een tak naar de kruin van de boom om zich daar te goed te doen aan de bladeren.
    Zij dekken hun waterbehoefte, behalve wanneer het zeer warm is, geheel met het vocht uit deze bladeren.
    koala







    DE koala is een gespecialiseerde bladeter
    Op plaatsen waar de favoriete eucalyptussoorten voorkomen, kunnen de koalapopulaties ongekend dicht zijn.
    Een voorbeeld hiervan biedt het lot dat een koalapopulatie trof die naar een klein eiland voor de kust van Zuidoost-Australië werd overgebracht.
    Tussen 1923 en 1933 werden 165 koala’s uit een overbevolkte populatie overgebracht naar dit eiland.
    In 1944 werd duidelijk dat deze koala’s zich zo sterk vermeerderd hadden dat hun voedselbomen waren afgestorven en er al veel dieren van honger waren omgekomen.
    Er werden toen 1349 koala’s weggehaald.
    Tegenwoordig worden koalakolonies op dergelijke eilanden veel beter beheerd, maar vanwege het grootscheeps kappen van oorspronkelijke bossen komen de habitats die geschikt zijn voor koala’s voor als kleine geïsoleerde gebieden die dezelfde beheersproblemen geven als de eilanden.
    Het toekomstige beheer van deze populaties wordt bemoeilijkt door het tekort aangeschikte bosgebieden waar overtollige dieren vrijgelaten kunnen worden.
    Alternatieven zoals het vrijlaten van dieren in bossen met minder eucalyptussoorten worden onderzocht.
    de koala











    De koala heeft klauwen om zich vast te zetten op de bomen

    Enige soort van de familie Phascolarctidae.

  • Verspreiding: de koala is verspreidt over het vasteland van oostelijk Australia.
  • Habitat: de omgeving waar de koala leeft is het eucalyptusbos onder de 600 m, bladeren van slechts enkele eucalyptussoorten worden gegeten.
  • Afmetingen: dieren uit zuiden van het verspreidingsgebied zijn beduidend groter.
    De kop-romplengte in het zuiden is gemiddeld 78 cm voor het mannetje, voor het wijfje is dat 72 cm, gemiddeld gewicht in zuiden voor een mannetje is 11,8 kg, voor een wijfje is dat 7,9 kg, in het noorden is dat 6,5kg voor een mannetje en 5,1 kg voor een wijfje.
  • Vacht: de kleur van de vacht varieert van grijs tot geelbruin, met wit op de kin, borst en binnenzijde van voorpoten, oren omrand met lange witte haren, romp wit gevlekt, in noorden is vacht korter en lichter.
  • Draagtijd: de koala heeft een draagtijd die schommelt tussen de 34-36 dagen.
  • Levensduur: de leeftijd van een koala kan tot l3jaar, en tot 18 in gevangenschap zijn.
  • Phascolarctos cinereus victor











    Phascolarctos cinereus victor, een van de ondersoorten
    Ondersoorten: er zijn 3 ondersoorten van de koala.

    P.c. victor(Victoria), P.c. cinereus (Nieuw Zuid-Wales), P.c. adustas (Queensland).
    Deze indeling kan kunstmatig zijn, aangezien er een gelijkmatige zuid-noord-afname is van grootte, haarlengte en vachtkleur.
    Phascolarctos cinereus adustus














    Phascolarctos cinereus adustus, ook een ondersoort van de koala

    01-12-2008 om 19:26 geschreven door  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

  • (B) = Bedreigd
  • orang-oetan









    De orang-oetan is de grootste mensaap
    De schuwe orang-oetan (Maleis voor ‘bosmens’) is de mysterieuze grote rode mensaap van Azië.
    Hij woont in de afgelegen warme, vochtige oerwouden van Borneo en Sumatra en lange tijd was hij bekender uit fantastische inheemse verhalen en door zijn reputatie als ontvoerder van mooie meisjes dan uit onderbouwde wetenschappelijke onderzoekingen.
    De laatste jaren is er echter een aantal uitgebreide onderzoeken naar dit fascinerende dier gedaan, en hoewel nog niet alle geheimen ontsloten zijn, is de orang-oetang nu een van de bekendere primaten.
    De orang-oetan is een grote, rode, langharige mensaap met een zeer opvallend uiterlijk.
    Hij is overdag actief en brengt het grootste deel van zijn tijd in de bomen door.
    Volwassen mannetjes zijn ongeveer twee keer zo groot als wijfjes en hebben wangranden van bindweefsel die hun gezicht vergroten en erg lang haar, dat hun agressieve imponeergedrag nog indrukwekkender maakt.
    Orang-oetans hebben zeer lange armen om zich door de bomen voort te bewegen en haakvormige handen en voeten.
    Ze gebruiken hun gewicht om bomen heen en weer te laten zwiepen tot ze de ruimte kunnen overbruggen om van de ene naar de andere boom te komen.
    De meeste orang-oetans komen slechts zelden op de grond, maar mannetjes vaker dan wijfjes.
    Op de grond gebruiken ze hun sterke armen om takken te buigen en af te breken om op die manier voedsel te bemachtigen en slaapnesten voor de nacht te maken.
    Hun gebit en kaken zijn relatief zwaar om ruwe planten, stekelige vruchtenschillen, harde noten en boomschors open te kunnen scheuren en te vermalen.
    Orang-oetans hebben een grote keelzak, die het meest ontwikkeld is bij volwassen mannetjes en die tijdens het roepen opgeblazen wordt en als klankkast dienst doet bij de diverse geluiden, vooral bij de territoriale ‘langgerekte roep’ van het volwassen mannetje.
    Orang-oetan heeft grote hersenen en is evenals de andere mensapen zeer intelligent.
    orang-oetan










    De orang-oetan brengt veel tijd door in de bomen
    Orang-oetans zijn duidelijk afstammelingen van een van de Sivapithecus fossiele apen uit het Mioceen, maar hun precieze afstamming is niet bekend.
    Er zijn orang-oetans van reusachtige afmetingen bekend uit het Pleistoceen in China, en subfossiele orang-oetans van ongeveer 30 procent grotere omvang dan de huidige zijn bekend uit grotten op Sumatra en Borneo.
    Tijdens het Pleistoceen kwam een kleine vorm op Java voor, maar die is nu uitgestorven.
    Het lijkt erop dat de voorouderlijke orang-oetans meer bodemdieren waren dan de huidige, maar de verontwikkelde anatomische en functionele aanpassing van orang-oetans aan het tropische regenwoud wijst op een zeer lange, gelijktijdige evolutie van verschillende kenmerken.
    Uit biochemische vergelijkingen blijkt dat de orang-oetan veel minder nauw verwant is met de mens dan de Afrikaanse mensapen, de gorilla en de chimpansee.
    De orang-oetan kan een enorme hoeveelheid voedsel op en zit zich soms de hele dag in dezelfde vruchtboom vol te proppen.
    Ongeveer 60 procent van al het voedsel dat hij eet bestaat uit vruchten, waar onderbekende tropische soorten als doerian, ramboetan, broodvrucht, lychees, manggis, mango en vijg.
    De rest van het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit jonge bladeren en scheuten, maar de dieren eten ook regelmatig insecten, aarde die rijk is aan mineralen, boomschors en houtige lianen en soms eieren en kleine gewervelde dieren, die ze uit nesten van vogels en eekhoorns halen.
    Water wordt uit boomholten gedronken: de aap dompelt zijn hand erin en zuigt de waterdruppels op die van zijn harige pols vallen.
    Orang-oetans foerageren langzaam, maar over grote afstanden, en meestal alleen, op zoek naar vruchten; ze hebben een buitengewoon talent om die te vinden.
    Ze trekken op een efficiënte manier door het woud rond, waarbij ze een grote kennis van het woud, de seizoenen en de relatieve posities van bepaalde bomen tentoon spreiden, en ze kunnen bepalen waar de voedselplaatsen zijn door de bewegingen van andere dieren te observeren — vooral die van neushoornvogels en duiven, vogels die hetzelfde voedsel eten.
    wijfje met haar jong








    Een orang-oetan wijfje met haar jong
    Orang-oetans leven lang en planten zich langzaam voort.
    Hun voortplantingssysteem is gebaseerd op het voortbrengen van een paar goed gezonde, goed verzorgde jongen, niet op grote aantallen met een hoog sterftecijfer.
    Wijfjes worden geslachtsrijp als ze ongeveer tien jaar zijn en gaan iedere keer een aantal dagen achter elkaar met volwassen mannetjes om tijdens een bronst van verscheidene maanden tot ze zwanger worden.
    Daarna leven ze alleen om hun jongen te baren en groot te brengen, die ze zogen tot ze drie jaar zijn.
    De jongen klemmen zich aan de moeder vast en slapen bij haar in het nest tot zij weer een jong krijgt.
    De periode tussen de geboorten is soms maar drie jaar, maar bij de meeste populaties in het wild krijgen de wijfjes slechts één jong in de zes jaar en blijven ze vruchtbaar tot ze ongeveer dertig jaar oud zijn.
    De voortplantingsstrategie van het mannetje bestaat uit het verkrijgen van een gebied waarin zoveel mogelijk bronstige wijfjes wonen.
    Hij gaat met deze wijfjes om als ze bronstig zijn en zwanger worden en gedraagt zich agressief tegen andere volwassen mannetjes die zijn gebied binnendringen.
    Als de wijfjes binnen zijn gebied eenmaal zwanger zijn of voor hun jongen zorgen, zijn ze verscheidene jaren seksueel oninteressant, zodat zeer dominante mannetjes dan soms naar een ander gebied met meer wijfjes trekken.
    Orang-oetans zijn tamelijk solitaire dieren.
    Afgezien van tijdelijke, seksuele paarvorming foerageren volwassen dieren in hun eentje, waarbij ieder dier een eigen, maar niet exclusief woongebied van verscheidene vierkante kilometers heeft.
    Jongen blijven bij hun moeder.
    Jonge dieren van 3 tot 7 jaar worden steeds zelfstandiger en trekken soms alleen rond; tegen de tijd dat ze 7 tot 10 jaar oud zijn hebben ze hun moeder meestal verlaten.
    Jonge orang-oetans zijn het meest sociaal, zoals ook het geval is bij andere mensapen, en komen soms bij elkaar om een paar uur te spelen of trekken rond in paren of sluiten zich bij familiegroepjes aan.
    Als verscheidene volwassen orang-oetans elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld bij een belangrijke voedselbron als een vruchtdragende vijgenboom, is er vrijwel geen sociale interactie en ze vertrekken afzonderlijk als ze genoeg gegeten hebben.
    Toch is het duidelijk dat ondanks dit gebrek aan belangstelling voor elkaar, wilde orang-oetans alle dieren in hun directe omgeving kennen en dat ze ook een goed idee hebben van de plaats waar andere dieren in het omringende woud zich bevinden.
    Bijna-volwassen mannetjes (10 tot l5jaar oud)zijn gewoon solitair, roepen niet en gaan soms in het geheim met wijfjes om.
    Vooral volwassen mannetjes hebben veel aandacht voor elkaars bewegingen en geven luide, lang aangehouden roepen om duidelijk te maken waar ze zitten.
    Confrontaties tussen mannetjes worden vermeden, maar als ze elkaar toevallig ontmoeten geven ze zich over aan agressieve imponeergedragingen, waarbij ze elkaar aanstaren, hun keelzakken opblazen of woest in het rond rennen, aan takken rukken en ze afbreken en soms roepen.
    Meestal blaast een van de mannetjes de aftocht en vlucht over de grond, maar soms doen er zich gevechten voor en grijpen en bijten de tegenstanders elkaar.
    De meeste volwassen mannetjes dragen de littekens, gescheurde wangranden of stijve gebroken vingers uit vroegere gevechten.
    Hij de orang-oetan populaties die overbevolkt raken of op een andere manier sociaal verstoord worden, als gevolg van het verdwijnen van hun biotoop door het rooien van de wouden, wordt de agressie tussen de mannetjes steeds groter, wordt de paarvorming minder en worden minder jongen geboren.
    Dergelijke veranderingen zijn misschien aanpassingen om de populaties te stabiliseren met een minimum aan conflicten en zo weinig mogelijk risico voor de jongen.
    baby orang-oetan











    Een baby orang-oetan
    Er zijn ook aanwijzingen dat volwassen mannetjes hun agressieve territoriale gedrag voortzetten zelfs wanneer ze niet meer seksueel actief zijn, als ze boven de 30 zijn.
    Dit lijkt erop te wijzen dat de mannetjes een gebied verdedigen tot hun grootste jongen oud genoeg zijn om hetzelfde gebied over te nemen.
    Er is echter meer langdurig veldonderzoek nodig om deze theorieën te bevestigen.
    De mens is al een serieuze concurrent van de orang-oetan sinds zijn voorouders zo’n 9 miljoen jaar geleden de Aziatische regenwouden binnentrokken.
    Orang-oetans houden van precies dezelfde vruchten als de mens, en de mens heeft consequent de wouden van de apen vernietigd en zelfs op orang-oetans gejaagd voor het vlees.
    De inheemse bevolking van Borneo heeft veel ontzag voor de orang-oetans.
    Sommigen voelen zich geestelijk verwant met orang-oetans, anderen denken dat orang-oetans afstammen van een in ongenade gevallen man die het woud in gevlucht is.
    Veel inheemse verhalen gaan over seksuele betrekkingen tussen man en aap, en vrouw en aap; orang-oetans in gevangenschap zijn seksueel inderdaad zeer actief
    Orang-oetans zijn gevoelige, lieve huisdieren en waren zeer populair voor het in Maleisië en Indonesië illegaal werd er een te houden of te verkopen.
    Mannetjes in gevangenschap worden soms slechtgehumeurd en sommige, schijnbaar gehoorzame dieren hebben zich woest tegen hun oppasser gekeerd en daarbij zelfs wel vingers af gebeten.
    Orang-oetans in gevangenschap scoren zeer hoog in vergelijkende intelligentie-experimenten, hetgeen enigszins verrassend is met het oog op hun relatief eenvoudige levensstijl en sociale betrekkingen.
    Dat de orang-oetan een zeer intelligent dier is blijkt ook uit zijn buitengewone vermogen om vruchten te vinden in het tropische regenwoud waar het fruit meestal schaars is en in ver uiteen gelegen bomen gevonden wordt.
    Een goed geheugen voor tijd en plaats en het vermogen tot logisch redeneren zijn noodzakelijk bij het voorspellen van voedselplekken.
    orang-oetan










    De orang-oetan is eigenlijk een intelligent dier
    Daar ze nauw verwant zijn aan de mens kunnen orang-oetans drager zijn van verscheidene menselijke ziekten (zoals malaria en virusinfecties) en parasieten, maar contact in het wild is zo zeldzaam dat dit niet als een ernstig gezondheidsprobleem wordt beschouwd.
    Er is grote bezorgdheid over de situatie van de orang-oetan.
    Deze spectaculaire mensaap is al uit verscheidene van zijn vroegere woongebieden verdwenen, en de tropische regenwouden slinken in een angstaanjagend tempo door het kappen voor de houtindustrie en de landbouw.
    Een tijdlang werd de soort ernstig bedreigd door de handel in orang-oetanbaby’s voor dierentuinen en als huisdier.
    Wijfjes werden doodgeschoten om hun jongen te vangen en veel jongen stierven tijdens de vangst en het transport.
    Het verbieden van deze afschuwelijke handel en verbeteringen in de bescherming van het dier hebben de situatie drastisch verbeterd.
    Onderzoek heeft aangetoond dat orang-oetans niet zo zeldzaam zijn als vroeger werd gedacht:
    populatiedichtheden variëren van 1 tot 5 dieren per vierkante kilometer, afhankelijk van de kwaliteit van de biotoop — maar de toekomst van het regenwoud blijft onzeker.
    Uiteindelijk zal er misschien een verstandiger gebruik en beheer van de regenwouden ontstaan, maar op korte termijn is de enige manier om de orang-oetan te redden zoveel mogelijk van zijn biotoop te beschermen als maar mogelijk is binnen de grenzen van de natuurreservaten en nationale parken.
    Gelukkig zijn natuurbeschermers in Indonesië en Maleisië zeer succesvol geweest bij het vestigen van dergelijke reservaten, en belangrijke populaties worden nu beschermd in het Gunung Leuser Nationale Park op Sumatra, de nationale parken Tandjung Puting en Kutai en de reservaten Gunung Palung en Bukit Raja op Borneo, het Lanjak Entimau reservaat in Sarawak (Maleisië) en het Danum Valley reservaat op Sabah (Maleisië).
    Er zijn verscheidene opvangcentra in Maleisië en Indonesië gevestigd om in beslag genomen jonge orang-oetans die als huisdier werden gehouden te trainen, zodat ze weer in het wild los gelaten kunnen worden.
    Er is enig succes geboekt, vooral bij het vestigen van de aandacht op de moeilijke situatie van deze bijzondere mensaap.
    Men is het er echter in het algemeen wel over eens dat dieren die aan mensen gewend zijn, en menselijke ziekten kunnen overbrengen, beter niet los gelaten kunnen worden op gezonde wilde populaties.
    Deze dieren kunnen beter losgelaten worden in gebieden waar geen wilde orang-oetans meer voorkomen, zodat ze daar nieuwe populaties kunnen vestigen.
    Wijfje met jong







    Wijfje met jong, die klemt zich aan de moeder vast

    De langgerekte roep van het mannetje

    Van tijd tot tijd wordt de ochtendrust in het oerwoud verstoord door een merkwaardig geluid: het gekraak van een tak die afgebroken en op de grond gesmeten wordt, gevolgd door een serie luide brullen die oplopen tot een climax van geloei, en dan afnemen tot een herhaald sputterend, kreunend geluid.
    Die hele opeenvolging van geluiden kan een minuut of twee duren; dit is de langgerekte roep van het orang-oetanmannetje.
    Volgens een inheemse legende drukt het orang-oetanmannetje hiermee zijn verdriet uit om het verlies van zijn menselijke bruid toen zij uit het nest in de boomtoppen, waar ze gevangen werd gehouden, ontsnapte.
    Biologen zijn het nog steeds niet over de functie van de roep eens.
    Is het een territoriale roep om andere mannetjes af te weren!
    Een seksueel vertoon om bronstige wijfjes te lokken?
    Of een sociaal signaal waarmee het mannetje de hele gemeenschap ervan op de hoogte stelt waar hij uithangt?
    Waarschijnlijk heeft deze roep al deze functies tesamen.
    Waarnemingen van roepende mannetjes tonen aan dat de neiging om te roepen toeneemt als het slecht weer is, als andere mannetjes roepen, als de roeper andere mannetjes tegenkomt, en als hij dicht in de buurt is van bronstige wijfjes.
    De reactie van orang-oetans als ze de roep horen varieert.
    De meeste geven geen richtbare reactie.
    Indringers of bijna volwassen mannetjes gaan meestal rustig weg, terwijl andere dominante mannetjes antwoorden en de roeper uitdagen.
    Sommige wijfjes met jongen verbergen zich in een boom als ze een roepend mannetje in de buurt horen; andere wijfjes worden door de roeper aangetrokken en gaan naar hem toe.
    Hen lijkt duidelijk dat de roep in ieder geval onder volwassen mannetjes een functie heeft bij het handhaven van de onderlinge afstand.
    Grote mannetjes houden afstand van elkaar en de roepen bieden hen de mogelijkheid om
    elkaars bewegingen in de gaten te houden.
    De roepen lokken waarschijnlijk bronstige wijfjes, en dienen wellicht ook als een coördinerend signaal voor de hele orang-oetan populatie in het gebied.
    Er zijn gecoördineerde, seizoengebonden trekbewegingen van hele gemeenschappen over verscheidene kilometers waargenomen er, deze zouden geleid kunnen worden door het geroep van de mannetjes.

    01-12-2008 om 19:25 geschreven door  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Wat is eigenlijk de natuur?
    Het antwoord op deze vraag is niet zo eenvoudig, want de natuur is een zeer uitgebreid begrip. Daaronder verstaan wij alles wat op en om en in de aarde aanwezig is, zonder dat het er door de mens aangebracht is. Daar hoort bij: de zee en het land, de bomen en de bloemen, de vissen en de vogels, de bergen en de woestijnen, de lucht en de regen, de bliksem en de donder, de aardbevingen en de vulkanen, maar ook de mens zelf. Kortom, alles van de aarde, zelfs de geweldige krachten, die diep in haar binnenste verborgen liggen. Ook buiten de aarde zijn zon, maan en planeten onderworpen aan natuurwetten.
    Hoe kunnen we de natuur indelen?
    Om een goed inzicht te krijgen in de hele natuur, is het nodig om een overzichtelijke indeling te maken. We delen de natuur meestal in in de levensloze en de levende natuur. Tot de levensloze natuur rekenen we dan de bergen, de zeeën, de wolken, de lucht, de vulkanen, de stormen en de krachten in het binnenste van de aarde, enz… Tot de levende natuur rekenen we alle levende dingen van de aarde. Vanaf de kleinste bacterie tot en met de grootste zoogdieren en reptielen. Alle planten en dieren, maar ook de mens.
    kerkuil





    Kerkuil met prooi
    Is de natuur veranderlijk?
    De hele natuur verandert elke dag, elke minuut. De gehele natuur is in beweging . Niet alles verandert even snel en evenveel. De levensloze natuur, zoals de bergen en de zeeën, verandert maar heel langzaam, terwijl levende wezens snel kunnen veranderen. Bloemen en planten groeien snel. Hoe dan ook, verandering is er altijd. De krachten van de natuur werken altijd door. De zon, de regen, de koude en de wind laten de hardste rotsen op den duur uiteenvallen. De zwaartekracht is er altijd en de wind laat de zeeën altijd golven. Ook de levende natuur is altijd aan het veranderen. Diersoorten passen zich aan hun veranderde omgeving aan; soms sterven diersoorten uit en nieuwe soorten ontstaan. Een ander klimaat, ander voedsel, alles heeft zijn invloed. Deze langzame verandering in de levende natuur noemen we ‘evolutie’. Een bekend geleerde, die dit ontdekt heeft en er veel over heeft nagedacht en geschreven is Charles Darwin.
    mestkever





    Mestkevers benutten de mest van andere dieren om er 'pillen' van te maken, waarin ze hun eieren leggen
    Hoe deed Darwin zijn ontdekking?
    Toen Darwin in het jaar 1831 de gelegenheid kreeg om deel te nemen aan een expeditie die bijna vijf jaar zou duren, greep hij deze mogelijkheid meteen aan om als natuuronderzoeker mee te reizen. In 1835 bezocht hij de eilanden van de Galapagos-archipel. Op elk van deze eilanden, die ver van elkaar verwijderd lagen, vond hij diersoorten die alleen op dat eiland van de groep voorkwamen. Op ieder eiland werd een speciale vinkensoort aangetroffen. Darwin vroeg zich toen af of al deze soorten vinken soms heel lang geleden uit één enkele vinkensoort ontstaan zouden kunnen zijn. Eenmaal terug in Engeland bestudeerde hij uitvoerig het dagboek dat hij op zijn tochten nauwkeurig had bijgehouden. Na jaren van studie stond het voor hem vast dat alles in de levende natuur langzaam maar zeker evolueerde. De levende wezens die zich het best konden aanpassen, waren de sterkste, de intelligentste en de snelste. Zij konden de strijd om het bestaan met succes bekronen. Zij gaven deze eigenschappen door aan hun nakomelingen. Zo konden er steeds hoger en beter ontwikkelde planten en dieren komen.
    Charles Darwin






    Foto van Charles Darwin (1809-1882)
    Charles Darwin was een Engels geleerde, die na een studiereis door Zuid-Amerika verschillende boeken geschreven heeft. Het belangrijkste boek is: 'De oorsprong van de soorten', waarin hij zijn theorie brengt over de evolutie van de verschillende diersoorten. Hoewel zijn theorie later is herzien, is hij toch de eerste geleerde geweest, die ons gewezen heeft op de evolutie in de natuur.
    Wat is eigenlijk de plaats van de mens in de natuur?
    Als wij ons de hele natuur zouden voorstellen als een berg, waarbij de levensloze natuur de voet van de berg voorstelt, dan kunnen we de planten en dieren erboven plaatsen al naargelang hun ontwikkeling. De mens zou dan boven op de top van de berg staan. De mens wordt algemeen beschouwd als het meest ontwikkelde element van de natuur. Hij is erg goed aangepast aan allerlei omstandigheden en kan zich door zijn verstand in de meest extreme omstandigheden overeind houden. Denk maar eens aan de Eskimo’s. Door zijn verstand is de mens in staat de natuur te gebruiken naar eigen inzicht en verlangen. Daarom wordt de mens wel eens de koning van de natuur genoemd. Hij verbouwt de planten die hij nodig heeft, fokt die dieren die nuttig zijn voor hem. Hij maakt gebruik van de krachten in de natuur, die hij aanwendt om de levensomstandigheden nog meer naar zijn hand te zetten. Windmolens pompen water weg uit polders; uit watervallen wordt elektriciteit gewonnen; zelfs uit het zonlicht wordt energie geput, nu de natuurlijke voorraden steenkool en aardolie dreigen uitgeput te raken. De mens is zelfs in staat atomen te splitsen en de vrijkomende energie te benutten. Hoe deze krachten gebruikt kunnen en mogen worden, is echter nog een heel belangrijk vraagstuk apart. Het gezonde en nuchtere verstand van de mens zal ook hiervoor een oplossing moeten vinden.
    mol





    Foto van een mol
    De mol is een insectenetend zoogdier, dat voornamelijk leeft in zelfgegraven gangen onder de grond. Hij heeft een blauwzwarte pels en is vooral nuttig omdat hij zoveel insectenlarven eet. Door zijn gangen kan verse lucht in de bodem doordringen. Toch zien niet alle mensen de mollen even graag, want ze eten ook veel wormen op die erg nuttig kunnen zijn voor de bodem. En in gazons zijn al die lelijke molshopen van omgewoelde grond vaak een doorn in het oog van de tuinman. Je ziet op de foto ook duidelijk de graafklauwen.

    Het evenwicht in de natuur

    In de natuur is vooral het evenwicht een uiterst belangrijke zaak.
    Elke biotoop (woongebied) heeft zijn eigen dieren en planten, die bij elkaar horen.
    Ze kunnen gewoonweg niet buiten elkaar en meestal is het zo, dat wanneer in een bepaald gebied één diersoort uitsterft, hiermee ook andere soorten verdwijnen.
    Dat geldt niet alleen voor dieren, maar veelal ook voor planten.
    besmeurde vogel





    Met olie besmeurde vogel
    Langs de kusten leven vele zee- en strandvogels.
    Een ramp met een olietanker heeft voor deze groep fatale gevolgen.
    De vogels worden met olie besmeurd en zijn doorgaans gedoemd om te sterven.
    Wat is een territorium?
    Onder territorium (meervoud: territoria) wordt verstaan het gebied waar een bepaalde diersoort leeft, en dat verdedigd wordt tegen soortgenoten.
    Dit gebied kan op verschillende manieren worden afgebakend, b.v. door geluiden (brullen) of gezang (vogels).
    Maar er zijn ook ‘geurvlaggen’: urine, uitwerpselen of bepaalde klierafscheidingen.
    Waarom een territorium?
    Heel, heel lang geleden was er nog volop ruimte en konden alle dieren vreedzaam naast elkaar leven.
    Maar gaandeweg werden de aantallen zo groot, dat er tussen de soortgenoten een strijd om het bestaan op leven en dood ontbrandde.
    Kracht, slimheid en ook het soort voedsel bepaalde welke dieren er in een bepaald gebied konden leven en hoeveel dat er konden zijn
    Wat is het verband tussen roofdieren en prooidieren?
    In de natuur komen talloze roofdier- prooidier betrekkingen voor, die zorgen voor de handhaving van het evenwicht.
    Het is namelijk zo, dat wanneer een bepaalde soort prooidieren zich te sterk vermeerdert, ook het aantal roofdieren toeneemt, en wel net zolang tot de prooisoort opnieuw tot een minimum is terug gebracht.
    Dit heeft tot gevolg dat de roofdieren er zelf voor hebben gezorgd dat er een voedseltekort voor ze is.
    Ook hun aantallen worden opnieuw kleiner, zodat de prooidieren zich dus weer kunnen ontplooien.
    Al deze processen zorgen voor het evenwicht in de natuur.
    luchtvervuiling








    Hier een duidelijk beeld van luchtvervuiling
    De lucht die we inademen is belangrijk voor hezt evenwicht in de natuur.
    Zonder gezonde lucht kunnen vele dieren niet leven.
    De fabrieken die de mensen bouwen, veroorzaken veel luchtvervuiling.
    Ook de auto's en de vele verwarmingsinstallaties in de huizen dragen tot de vervuiling bij.
    In de uitlaatgassen van auto's zit bijvoorbeeld veel koolmonoxide, een stof die voor levende wezensdodelijk kan zijn.
    Wie is de grootste boosdoener?
    Wie is de grootste boosdoener die het evenwicht in de natuur verstoort?
    Dat is de mens!
    Enorme oppervlakten bos heeft hij omgekapt omwille van het timmerhout en daardoor zijn allerlei woongebieden voor diverse soorten dieren verloren gegaan.
    Ook heeft hij grote stukken land, die anders door verschillende diersoorten werden bewoond, in cultuur gebracht om er huizen, boerderijen, fabrieken en dergelijke te bouwen.
    En het eind ervan is nog niet in zicht.
    Maar de mens berokkent de natuur nog véél meer schade.
    Hij loost allerlei afvalstoffen in rivieren en meren en andere waterlopen, zodat de dieren en planten die er in leven, omkomen.
    In elk huisgezin worden wasmiddelen gebruikt.
    Ook het schuim hiervan, dat via riolen in de waterlopen geloosd wordt, maakt dat heel veel wateren ongeschikt worden voor dierlijk en plantaardig leven.
    De mens heeft ook het natuurlijk evenwicht in de war gebracht door dieren over te brengen naar plaatsen, waar ze eigenlijk normaal niet thuis horen.
    Een voorbeeld hiervan zijn de konijnen, welke werden ingevoerd in Australië.
    Deze import had één van de grootste, ooit door dieren veroorzaakte verstoringen van het
    natuurlijk evenwicht tot gevolg.
    De konijnen hadden geen natuurlijke vijanden en vermeerderden zich razendsnel.
    Het duurde niet lang of er waren miljoenen konijnen!
    Waar deze langoren verschenen, verdween haast elk ander leven.
    Het rijkste, weelderigste grasland werd volkomen kaal gevreten, bomen werden ontdaan van hun bast en struikgewas werd doodgevreten.
    Zo ontstonden droge stoffige woestijnen, zonder enige plantengroei.
    Om de konijnen te bestrijden, voerde de mens vossen en hermelijnen in, maar deze deden meer kwaad dan goed.
    Zij vonden de Australische dieren even lekker als konijnen en talloze buideldieren en vogels werden het slachtoffer.
    ransuil






    Een pracht van een ransuil
    Het spijtige is dat deze mooie ransuil de kans heeft te sterven omdat hij muizen heeft gegeten die vergiftigd waren door DDT.
    De muizen deden die vergiftiging op door planten te eten die door de mens met DDT (een produkt om insekten te bestrijden) waren bespoten.

    01-12-2008 om 19:23 geschreven door  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)



    Archief per week
  • 17/09-23/09 2012
  • 01/12-07/12 2008


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    movie
    www.bloggen.be/movie
    Startpagina !

    Een interessant adres?

    Zoeken in blog



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs