Onder de hoede van bergwind en God
droogt de oogst in ark van Soajo, plooit
het water haar loop naar de steen.
Uitzicht op zoveel verbond klit ons
aaneen; het huis en het bed
staan gegrond op de rots.
Op het helwit ligt gitzwart
je schaduw gemorst, je geurt
meer naar lichaam dan geest.
Onder het raam in een andere
hitte scheurt de haan eenmaal
de stilte aan rafels, klooit
de ram met ooi.
Donker je haar en bitter je navel
Liefs Myriam
|