De piccolo of kleine fluit is de - niet geheel correcte maar wel veelgebruikte - naam voor de sopranino-dwarsfluit en wordt evenals de dwarsfluit bespeeld door dwars over het mondstuk te blazen. De oorspronkelijke Italiaanse naam luidt flauto piccolo (in modern Italiaans heet de piccolo ottavino - "octaaf(fluit)je").
De piccolo is net als de gewone dwarsfluit een C-instrument. Het is een octaverend instrument: noten voor piccolo wordt een octaaf lager genoteerd dan ze klinken. Daardoor kan de piccolo in principe met dezelfde grepen bespeeld worden als de dwarsfluit, maar klinkt dan een octaaf hoger.
Verschillen ten opzichte van de dwarsfluit
De moderne piccolo verschilt, behalve uiteraard de grootte, enigszins van de moderne dwarsfluit. Het kopstuk is cilindrisch en niet conisch, en het corpus is conisch (smaller bij het uiteinde dan aan de kant van het kopstuk), net zoals de traverso. Verder ontbreekt bij de piccolo de zogenaamde Briccialdi-bes, en is het "bes-gat" dubbel uitgevoerd, waardoor een extra mechanisme nodig is om de gis3 (klinkend gis4) zuiver te kunnen spelen. Slechts één bouwer experimenteert met een Briccialdi-bes op de piccolo[1]. Tot slot heeft de piccolo geen voetstuk, waardoor het bereik aan de onderkant reikt tot d1 (klinkend d2). Aan de bovenkant is het bereik in beginsel hetzelfde als dat van de dwarsfluit, waarbij uiteraard elke noot een octaaf hoger klinkt dan de dwarsfluit.