Hitte en het vierde Twilight boek.. De twee oplossingen wanneer je geen zin hebt om te gaan slapen. Dat waren dan ook de redenen waarom ik deze ochtend pas om half twaalf opstond. En terwijl ik slapend overeind kwam dacht ik na over wat ik zou ontbijten. Normaal gezien ontbijt ik alleen in het week-end, maar aangezien het vandaag 'zondag' was, besloot ik op deze zondagse woensdag ook maar iets achter men kiezen te slaan. Na lang getwijfeld te hebben tussen kersen yoghurt en een boterham met witte choco, besloot ik uiteindelijk voor een kommetje Smacks Trésor te gaan. Met radio 2 (Q-music wordt thuis jammer genoeg niet erg geapprecieerd) op de achtergrond dacht ik na over mijn droom. Maar deze gedachten werden vrijwel onmiddellijk verstoord door een of andere vliegend zomerdier. (Hét nadeel aan de zomer... al die vliegende prikkende bijtende bloedzuigende beesten...) Het kleine groene keverachtige dingetje besloot te landen op 5 centimeter van mijn hand. En net zoals iedere normale mens overwoog ik om het beestje met een snelle mep van mijn hand te verlossen van zijn/haar ellendige keverleventje. Maar iets weerhield mij daarvan. Meer specifiek, het gele vlekje op zijn/haar rug. De mep kon nog even wachten en ik begon het beestje beter te bestuderen. (Kevers bestuderen? Doe ik anders nooit. Vanavond toch maar vroeger gaan slapen) Het gele vlekje was niet zomaar een vlekje. Het leek verdacht veel op een hartje. Een hartje. Een hartje. Een hartje. En opeens waren mijn gedachten bij Hem. Ja. Hem. Dé jongen in mijn leven. Wanneer ik nog maar aan hem denk voel ik de vlinders (gelukkige geen kevers) in mijn buik rondfladderen. Hij, met zijn blauwe ogen, zijn bruine krulletjes en zijn prachtige zelve. Elk moment dat ik met hem deel, zit in mijn hart. En geloof me, mijn hart zit al vrij vol, maar zal noot té vol zitten. Want ik ben ervan overtuigd dat ik tot mijn 97ste levensjaar momenten in mijn hart zal moeten steken. Neen, niet moeten, willen. Want ik wil bij hem zijn, en bij niemand anders. Verliefd. Dat ben ik ja, ik weet het. Maar mijn zalige ik-ben-wakker-maar-droom-lekker-nog-een-tijdje-verder droom werd abrupt verstoord door een moeder die besloot dat het tijd werd om op te ruimen. Het kevertje bevond zich ondertussen nog maar op 3 centimeter van mijn hand, maar verleiding om het diertje van zijn leven te roven was er niet meer. Met een potje en een stukje keukenrol bracht ik het hartje naar de tuin, zo kon hij/zij verder gaan met zijn/haar keverleventje. Moeder Natuur mag blij dat ik verliefd ben.