 |
|
 |
Deze blog richt zich tot Montaigne-lezers en tot iedereen die hem nog niet gelezen hebben. |
Alle Montaigne-teksten werden door mij vertaald, tenzij anders vermeld.
Alle teksten op deze blog kunnen vrij gebruikt worden, mits vermelding van blog en auteur.
Alle mails worden beantwoord. |
 |
17-09-2017 |
Montaignes droomboek |
Mijn Montaigne-bibliotheek
staat vlak naast mijn Spinoza-collectie. De eerste laat zich afmeten in niet
meer dan een paar strekkende meter, de tweede scoort verder, veel verder en
groeit nog bijna wekelijks aan. Maar dat ze in elkaars nabijheid rusten is geen
toeval. Beide denkers leveren geregeld breinzaad voor mijn hersens: ze
genereren daar altijd overnieuw gedachten en bevorderen mijn gemoedsrust: een
antidoot tegen de stompzinnigheid en verdwazing die ons dagelijks in massamedia
wordt opgelepeld, ze houden bovendien mijn matière grise soepel en mogelijk de dementie wat langer
op afstand ...
Zondagmorgen 09.30 u,
de weergoden vergasten mij op wat bibliotheekzon en mijn Montaigne-Pinganaud
editie vangt een streepje zon. Zonder nadenken, met een mechanisch gebaar, haal
ik hem uit het rek en rep me naar mijn luie zetel om op het boek mijn beproefd leesrecept
toe te passen: ik sla het gewoon open en begin een persoonlijk gesprek met
Michel.
Vandaag kom ik terecht
midden in het lijvig essay over Raymond Sebond (Bk.II, Hfst.12), op bladzijde
444 van Pinganauds hertaling (1). Michel slaat mij aan de
haak in paragraaf 5. Ik herlees die een paar keer om diep genoeg in de tekst
door te dringen. Wie Michel de Montaigne die eer niet bewijst loopt hem meer
dan waarschijnlijk mis.
Zal ik de tekst even
vertalen? Het kost me wat, want het is een stuk met een nogal taaie syntaxis.
'Hoe erg verlang ik ernaar dat tijdens mijn leven nog iemand
anders of misschien wel Justus Lipsius, (de meest geleerde man die ons nog
rest, een zeer verfijnde en oordeelkundige geest die echt wat weg heeft van
mijn Turnèbe), wilskracht, gezondheid en voldoende vrije tijd zou hebben om oprecht en nauwgezet in een naslagwerk, ingedeeld in
afdelingen en soorten, alle opvattingen te verzamelen van de antieke filosofie over
onze wezenskenmerken en levensgewoonten, hun meningsverschillen, de invloed en
het succes van hun sekten, en, hoe de leiders en hun volgelingen in memorabele en exemplarische voorvallen hun leven daaraan
aanpasten. Wat zou dat een mooi boek zijn en nuttig bovendien!'
___
(1) Raymond Sebond
( of Sebon): Ramon de Sibiuda (1385
(?)-1436), Catalaans medicus en theoloog. Hij verdedigde de opvatting dat theologie
en filosofie niet elkaars tegengestelde waren. Het Boek der Boeken (de Bijbel)
en het Boek van de Natuur zijn elk op hun manier een revelatie van God.
(2) Justus Lipsius (1547-1606),
Brabants humanist, geboren in Overijse, waar hij geëerd wordt met een monument
en zijn geboortehuis nog bestaat. Hij was een tijd lang het calvinisme
toegedaan: hij aanvaardde een leerstoel in de nieuwe calvinistische universiteit
die Willem van Oranje in 1575 in Leiden oprichtte. Om meer dan één reden kon
hij niet aarden in het kille calvinistisch-Hollandse klimaat, keerde terug naar
Brabant, werd wederom Rooms en doceerde verder aan de aloude universiteit van Leuven.
(3) Turnèbe (1512-1565),
Normandisch humanist, bevriend met Montaigne. Hij was een gereputeerd hellenist
en beslagen in Griekse filosofie.
***
Montaigne droomt van
een nog ongeschreven boek... een repertorium met excerpten uit de geschriften
van antieke auteurs die een beeld geven van de diepere wezenskenmerken van de
mens en zijn gewoonten. Hij heeft er ook al een droomauteur voor: niemand
minder dan Justus Lipsius, een zeer geleerd Brabants humanist, die zou dat werk
wel aankunnen, meent Montaigne. Het streelt mijn Brabantse ijdelheid dat
Montaigne een streekgenoot tipt, geboren in Overijse nabij Brussel.
Dat een dergelijke verzuchting
te lezen staat in het meest omvangrijke essay van Montaigne, het opstel over Raymond
Sebond, is niet zo ongewoon, want Montaigne is een badinerend auteur die graag
van de hak op de tak springt. Dat wijst niet alleen op een karaktertrek van hem
maar heeft ook te maken met zijn manier van schrijven: hij vulde zijn
basistekst geregeld aan met nieuwe invallen.
Maar die droom...? Een
boek over de mens en zijn zeden
is dat niet precies het thema waarover
Montaigne het in zijn essays heeft? Droomt hij over een boek dat hij bezig is zelf te schrijven?
17-09-2017, 00:00 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:3 Excerpta: kriskras door de Essays
|
 |
23-03-2017 |
Montaige geciteerd en toegelicht |
L utilité de
vivre nest pas en l espace, elle est en lusage (
)
Het is niet belangrijk hoelang je leeft, maar wel wat je met
de toegemeten tijd doet!
Essay 20
Niet de lengte van het
leven maar wat je ermee aanvangt is van belang, leert ons Montaigne in navolging
van Lucretius. Lang leven hebben we niet in de hand, daadkracht wel. Geen mens
kan qua duur zijn genetische aanleg overstijgen, alle mensen beschikken wel over
de mogelijkheid om de toegemeten levenstijd waardevol te vullen.
Montaigne stelt in dit
citaat impliciet dat tijd op twee manieren kan worden gemeten: op de wijze van
de natuurkundige, met de klok in de hand en op de wijze van de filosoof die
niet let opgeleefde tijdsduur maar levensvervulling en kwaliteit..: zo kunnen
levens van korte duur zo goed gevuld zijn dat ze daardoor toch ook lang zijn.
23-03-2017, 21:45 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:4 Montaigne geciteerd en toegelicht
|
 |
20-03-2017 |
Montaigne over kledinggewoonten |
Het is een tijdje
geleden. Maar nu kan ik niet meer weerstaan: ik moet Montaigne weer eens beet
pakken. Zo geschiedde op een donkergrijze voorjaarsdag. Linea recta naar mijn
bibliotheek. Ik neem Claude Pinganaud uit het rek. De eerste, mooie, gebonden editie
van deze uiterst verdienstelijke Montaigne hertaler. Ik sla het boek
willekeurig open en kom terecht op blz.174 bij essay 36: 'De lusage de se vêtir'. Een
stuk slechts enkele bladzijden lang. Zal ik de aanhef vertalen?
Over de gewoonte om
zich te kleden
'Ik wil ergens naartoe: ik kan dat niet zonder het
doorbreken van een of andere gewoonte die mij doeltreffend de pas afsnijdt. In
deze koude dagen overwoog ik bij mezelf of de gewoonte van al die volkeren, nog
niet zolang geleden ontdekt, om er spiernaakt bij te lopen, een gewoonte is die
een gevolg is van het warme klimaat, zoals we dat aannemen bij Indiërs en Moren,
of dat het eerder een natuurlijke toestand is van de mens.
Gezien volgens de heilige Schrift alles onder de hemel
onderworpen is aan dezelfde wetten, hebben geleerde koppen de gewoonte om in gelijkaardig
beschouwingen, die een onderscheid vergen tussen natuurwetten en menselijke wetten,
zich te beroepen op de kosmische orde waartegen niets kan indruisen. Welnu daar
is alles van naaldje tot draadje gericht op handhaving van het leven. Daarom is
het des te meer ongelofelijk dat alleen wij in gebrekkige en hulpbehoevende staat
geschapen zijn, een staat die niet kan worden gehandhaafd zonder een beroep te
doen op hulpmiddelen van buitenaf. Daarom beweer ik dat, net als planten,
bomen, dieren en al wat leeft door de natuur voldoende zijn toegerust om zich
te verdedigen tegen de ongemakken van het weer, wij dat evenzeer zijn.
Daarom
zijn bijna alle dingen of met huid
of met
haar of met schelpen of met eelt of met bast bedekt.
Lucretius IV,
936-937. (1)
Maar net als zij die door kunstlicht daglicht doven, zo
hebben wij onze eigen mogelijkheden gedoofd door hulpmiddelen die ons vreemd
zijn. Het is duidelijk dat de gewoonte ons onmogelijk maakt wat het helemaal
niet is (
).
___________
(1) Proptereaque fere res omnes aut corio sunt
aut seta, aut conchis aut callo, aut cortice tectae.
Titus Lucretius
Carus (99 -55 v.C.) was een Romeinse dichter en aanhanger van het Epicurisme.
Hij was een hemelbestormer, vergelijkbaar met Spinoza en Nietzsche, die flink
aanschopte tegen heilige huizen, bijgeloof en irrationaliteit. Ik kan de
lectuur van De rerum naturae van ten
zeerste aanbevelen in de tweetalige vertaling van Piet Schrijvers, De natuur
van de dingen, Groningen, 2008, uitgegeven door de Historische uitgeverij
en nog steeds in de handel. Zijn Latijnse
tekst geeft voor regel 937 een andere lezing: aut etiam conchis aut callo aut cortice tectae .
'En cette saison
frileuse' , in die koude dagen: aan de
wieg van dit essay ligt een banale ervaring. Het is alweer een kille dag en
Michel heeft het in zijn toren niet al te warm. Ik stel mij voor dat hij daar
zijn oude knoken koestert aan een
knetterend en vast ook wat walmend haardvuur. De kou mag dan wel zijn lichaam lomen,
zijn hersenen werken in goede orde. Hij grijpt naar een veer, aangeleverd door
een gans van zijn erf, en zie: daar vloeit deze tekst van zijn zesendertigste
essay op papier:
'Il me faut forcer quelque barrière de la
coutume'.
Toegegeven Michel:
gewoonten blokkeren! Wie heeft die ervaring zelf ook niet een keertje gehad? Maar,
beste, je toont ons in je essay slechts één kant van de medaille. Gewoonten zijn,
zoals je schrijft barrières, maar
(goede) gewoontes kunnen geruststellen en zekerheid geven in de samenleving.
Als juridisch geschoolde moet je toch het bestaan kennen van costuymen, het
ongeschreven gewoonterecht, en de pacificerende rol van dat ongeschreven recht
in de maatschappij van je tijd? In het persoonlijk leven kunnen (goede)
gewoonten bijdragen tot een meer evenwichtig leven en zo tot meer geestelijke gezondheid,
toch?
Montaigne badineeert
dus in dit essay over menselijke gewoonten,
meer bepaald over kledinggewoonten, die hem, we kennen Michel, al vlug in
nevenbanen doen belanden. Hij weet dat zelf ook wel: net voor het einde van
zijn stuk dwingt hij zichzelf weer op het juiste kledingspoor:
Sur le sujet de
vêtir,
wat de kleding betreft,
en hop, in de vier
slotregels van zijn essay is hij weer even
bij de les: dit maal over een kledinghebbelijkheid van de koning van Mexico: Montaigne
en de die Nieuwe Wereld! De Grote Aardrijkskundige ontdekkingen van de 15-16de
eeuw en de wonderbaarlijke verhalen die van mond tot mond werden doorverteld,
hebben hem, net als talloze andere tijdgenoten, diep getroffen. Ook in het begin van zijn opstel Aan de kop van
zijn tekst zet een nieuw exotisch
gegeven van die nieuwe wereld zijn denken in gang.
Daar leven mensen,
hele stammen zelfs, die in hun blootje lopen. Niet alleen omdat ze het daar te
warm hebben, ze doen dat net zo in streken die een klimaat kennen dat met het Franse
kan vergeleken worden. Michel piekert: is dat nou louter een gewoonte of is de
mensheid in oorsprong spiernaakt aan zijn historische pelgrimstocht begonnen? Zijn
mening kan al vermoed: het zijn gewoonten, en geeneens goede!
Zijn overtuiging
steunt hij op de Heilige Schrift en op de visie van verstandige lui. Die
aanvaarden, in navolging van Aristoteles en de hele middeleeuwse scholastieke
zwik, dat het Al een Kosmos is, een stevig en goed geordend geheel, bestierd
door wetten waaraan niet te tornen valt, tenzij God en passant een mirakeltje
uit zijn smalle mouw schudt. Dus: mensen in Frankrijk verschillen naar aard en
wezen niet van mensen in de Nieuwe Wereld. De moraal van het verhaal: wij,
mensen, kleden ons uit gewoonte. Maar die gewoonte om het lichaam te omhullen
gaat in tegen de natuur en heeft de menselijke mogelijkheden verzwakt.
In het vervolg van
zijn essay spit Montaigne naar goede humanistische gewoonte uit zijn bibliotheek voorbeelden op uit de geschiedenis,
bij voorkeur uit de Oude Geschiedenis. Montaigne, dat merkt de lezer al gauw,
is hét voorbeeld van de omgevallen bibliotheek, altoos op zoek in Latijnse (overwegend)
en Griekse (soms) naar verhalen en argumenten om zijn gelijk te halen.
Geen erg diepzinnig
essay, dit Essay 36. Over zichzelf deelt hij ons mee dat hij niet houdt van
kleurige kledij: net als zijn vader kleedt hij zich nog het liefst in het zwart
en het wit. Dat is de dracht van de ernst, de spiritualiteit, de Calvinistische
pisse-vinaigre. Een azijnzeiker was Michel niet: het zou zijn plaskwaal nog
erger hebben gemaakt...
20-03-2017, 00:00 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:3 Excerpta: kriskras door de Essays
|
 |
04-02-2016 |
Jong gedaan is oud geleerd |
Over de opvoeding van kinderen
(
) De
eerste keer dat de smaak van boeken me te pakken kreeg, was door het plezier dat
ik beleefde aan de fabels in de Metamorfosen
van Ovidius. Ik zal zowat zeven of acht jaar zijn geweest toen ik me alle
pleziertjes ontzegde om die toch maar te kunnen lezen. Te meer omdat ze
geschreven waren in het Latijn, mijn moedertaal, omdat ik geen makkelijker
boek kende en omdat het onderwerp uitermate paste bij mijn leeftijd. (
)
04-02-2016, 00:00 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:3 Excerpta: kriskras door de Essays
|
 |
03-02-2016 |
Montaigne lezen...? |
Waarom?
Om kennis te maken met een 16de eeuwse Franse nobiljon en aristocraat van de geest,
om door de lectuur van Montaignes Essais tot meer zelfkennis te komen,
om zich te goed te doen aan de wijsheidsparels, rijkelijk uitgestrooid in zijn teksten,
om geregeld uitstapjes te maken naar de Grieks-Romeinse Oudheid, bron van onze beschaving.
Kortom, omwille van het genoegen: pour le pure plaisir de lire
Wie niet kan wachten tot deze blog in de tekstkleren zit, schaffe zich onverwijld een editie aan van Les Essais. Dat kan ook in Nederlandse vertaling.
Nederlands
Michel de Montaigne, Essays, Amsterdam, 1993, (Eerste druk). Vertaald door Frank de Graaff.
Michel de Montaigne, De Essays, Amsterdam, 2004, (Eerste druk). Vertaald door Hans van Pinxteren.
Monumentale vertaalprestaties.
Frans
Wie Montaigne huidna lezen wil, kan niet om het Frans Origineel heen. Daarom twee topedities in de onvolprezen Bibliothèque de la Pléiade:
Montaigne, Les Essais, Paris, 2007, Edition Alain Legros
Montaigne, Les Essais, Paris, 2011, Edition J. Balsamo, M. Magnien, C. Magnien-Simonin. A. Legros
Het 17de eeuwse Frans van Montaigne is in wezen het hedendaags Frans, maar bevat tal van woorden en uitdrukkingen die ook de doorsnee Franssprekende van vandaag onbekend zijn. Claude Pinganaud heeft daar een mouw aan gepast door spelling en interpunctie te moderniseren en verouderde woorden in de tekst tussen haakjes te voorzien van hun modern equivalent.
Michel de Montaigne, Les Essais, édition établie et présentée par Claude Pingana ud, Paris, 1992, (Eerste druk).
Michel de Montaigne, Les Essais en français moderne, Paris, 2009, A. Lanly, (Quarto Gallimard))
Tot slot: Montaigne is in het Frans ook beschikbaar in tal van goedkope edities o.a.:
Montaigne, Les Essais, Paris, 2001, (Livre de Poche, Collection La Pochothèque),Edition D. BejaÏ e.a.
03-02-2016, 00:00 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:1 Montaigne lezen...?
|
 |
02-02-2016 |
Michels 'Woord vooraf' |
Aan de Lezer,
Lezer, dit is een eerlijk boek! Van bij het begin waarschuwt
het je dat ik geen andere dan familiale en privé bedoelingen had. Ik heb op
geen enkele wijze met jou rekening gehouden en evenmin met mijn glorie. Daartoe
beschik Ik niet over voldoende geesteskracht. Het boek is geschreven voor verwanten en vrienden. Wanneer ik er niet meer
zal zijn (dat staat dra te gebeuren) kunnen ze er een en ander in lezen over mijn
levens- en gemoedstoestanden. Zo kunnen ze dan de herinnering die ze over mij hebben
beter plaatsen en levend houden. Ware het geschreven om de gunst van de wereld
te verwerven, dan had ik me heus wel wat meer opgesmukt en meer gekunsteld gepresenteerd. Ik wil dat men mij in dit boek
ziet in mijn eenvoud, ongedwongenheid en alledaagsheid, zonder charge en
trucjes. Mijn gebreken kunnen er haarscherp in gelezen worden ook mijn natuur,
in zoverre het respect voor het publiek me dat toelaat. Leefde ik tussen die
volkeren waarvan men beweert dat ze nog genieten van de zoete vrijheid van de
oorspronkelijke natuurwetten, dan had ik mij in het boek te voeten uit
geschilderd, poedelnaakt, dat verzeker ik je. Je merkt het dus lezer: ikzelf
ben het onderwerp van mijn boek.
In feite is het niet verstandig
om je vrije tijd te verkwanselen aan een dergelijk lichtzinnig en ijdel thema.
Adieu!
de Montaigne, de
eerste dag van maart 1580.
© W. Schuermans
Aan de Lezer: laat je
niet vangen!
Montaignes begin is niet mis: Dit
is een eerlijk boek! Ik ben dat bijgevolg ook! Maar lezer,
laat je niet
vangen! Die bewering zegt hoegenaamd niets over de inhoud van Les Essais. Of
die eerlijk zijn of niet, dat is niet meer te achterhalen. De boude bewering
van Michel heeft betrekking op de openhartigheid waarmee hij voor zijn lezer een
waarschuwing formuleert.
Zijn waarschuwing komt neer op het
volgende. Beste lezer, ik heb dit boek eigenlijk niet voor jullie geschreven,
maar voor mijn verwanten en vrienden. Wat je gaat lezen handelt in feite over
mijn persoon(tje). Eigenlijk ben je halfgaar als je vrije tijd besteedt aan de
lectuur van mijn geschrift.
Montaigne laat in zijn Woord Vooraf
geen twijfel bestaan over zijn bedoelingen. Eigen glorie streeft hij niet na.
Daartoe mist hij, naar eigen zeggen, geesteskracht. Natuurlijk een understatement.
Even verder stelt hij, dat hij als gloriejager zijn retorische knepen wel uit
de kast zou hebben gehaald.: dat impliceert dat hij dat wèl zou hebben gekund.
Mensen willen graag na hun dood nog
een tijdje in de herinnering van verwanten en bekenden verder leven. Vandaag is
dat een makkie: fotos, film, selfies, zo klaar met onze digitale wondertjes en
dan opgeslagen voor het nageslacht op een peeceetje, ... Wie in de tijd van
Montaigne na overlijden beeld en karakter wilde verduurzamen, moest zich heel
wat meer moeite getroosten. Als hij bij kas was dan liet hij zich een portret konterfeiten
of kon hij (indien geletterd) zijn toevlucht nemen tot ego-geschriften.
Montaignes Essais zijn daarvan een goed voorbeeld. Of hij hiermee een
geschikte portretmedium koos, mag betwijfeld: zijn verwanten en kennissen,
gesteld dat ze post mortem nog belangstelling voor hem hadden, moesten, net als
wij vandaag, heel wat stof doorploegen (niet altijd even opwindend) om hem in
en tussen de regels op te delven
Les Essais zullen dra voor
verwanten en vrienden hun portretfunctie kunnen vervullen: Ik loop op mijn
laatste benen, beweert Michel op 1
maart 1580. Montaigne zal een slechte dag hebben gehad toen hij zijn ganzenveer
in de inktpot doopte, want hij leefde dapper voort tot in 1593. Hij had in 1580
dus nog dertien jaar voor de boeg! Hij had altijd al een kwakkelende gezondheid
gehad, net als zijn vader Pierre de Montaigne.
In de 15-16de eeuw werd door
Portugezen en Spanjaarden buiten Europa een Nieuwe Wereld ontdekt: Amerika, die
kolossale landmassa aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. We vangen daarvan
in deze Montaigne-tekst een echo op. De Europeanen maakten in woord en beeld,
soms tot hun verbijstering, kennis met natuurvolkeren uit de nieuw ontdekte
gebieden. Sommigen beschouwden die als goddeloze wilden, anderen koesterden een
idyllischer beeld van ze: het waren mensen die zonder remmingen (in hun blootje of zo goed als) in
een natuurlijke toestand leefden. Montaigne schaart zich in deze tekst aan de
zijde van laatst genoemden.
02-02-2016, 00:00 geschreven door Willy Schuermans
|
|
Categorie:3 Excerpta: kriskras door de Essays
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |