Ook de benen hebben een belangrijke taak. De knieën moeten bij voorkeur lichtjes gebogen en naar het doelwit gericht zijn. Zorg dat je altijd op een zodanige wijze in de cirkel staat dat je knieën inderdaad in de goede richting wijzen en de uitgangspositie van het hele lichaam goed is.
Voor een goed evenwicht is het verder van belang om de benen iets te spreiden, met daarbij één been het steunbeen iets naar voren. Voor alle duidelijkheid, bij rechtshandige is het rechterbeen het steunbeen, bij linkshandige het linkerbeen Voordat je de schietbeweging inzet, moet je allereerst de afstand tot de boule die je moet raken nauwkeurig inschatten. Neem daarvoor in alle rust enige seconden de tijd om je te concentreren, zonder dat echter te overdrijven. Een te lange concentratie kan ten koste gaan van je losheid, je ongedwongenheid. Prent ook nooit in je hoofd dat je een boule moet wegschieten, maar uitsluitend dat je hem wilt (zult) raken. Een kwestie van psychologie, maar je zult er aanzienlijk minder geforceerd door gaan spelen en een goed geraakte boule verdwijnt heus wel, ook al schoot je niet eens zo hard.
Probeer de boule zoveel mogelijk een lichte curve (parabool) door de lucht te laten beschrijven. Hard en in een rechte lijn schieten is minder goed en heeft veelal tot gevolg dat de schietboule, wanneer deze vlak voor de te raken boule de grond zou raken, over deze laatste heenspringt. Zuiverheid en techniek spelen een grotere rol dan kracht en je houdt het gedurende een lange en vermoeiende toernooidag bovendien heel wat langer vol.Na bovenstaande technische uiteenzettingen zullen we in het verdere vervolg zien dat er nog verscheidene andere factoren zijn die van invloed kunnen zijn op die zo korte actie van het schieten. In positieve maar ook in negatieve zin. En als je van plan bent je trefzekerheid te vergroten, is het raadzaam om de onderstaande adviezen ter harte te nemen. Ze zullen je niet behendiger maken dan je al bent, maar misschien zul je er wel enkele boules méér door raken. En het zal heus wel eens voorgekomen zijn dat je een partij verloren hebt die je met één enkele treffer meer gewonnen zou hebben
Eerste advies
Zorg er voor altijd iets op je hoofd te hebben. Het geeft niet wat, een pet een hoed of iets anders. Speel niet blootshoofds en dat om verschillende redenen.
Allereerst zul je tegen de zon beschermd zijn (natuurlijk geldt dit in ons land in veel mindere mate dan in het zuiden van Frankrijk, maar zo nu en dan maken we hier ook wel eens hete zomers mee, vert.). Op de lange duur kan de zon kleine ongemakken veroorzaken die vooral voor tireurs funest kunnen zijn. En mocht je tamelijk lange haren hebben, dan kunnen deze je niet in de weg zitten en voorkom je extra nervositeit tijdens de partij.
Verder, door de klep van je pet of de rand van je hoed iets te laten zakken, scherm je je gezichtsveld af van de rest van het speelterrein. Daardoor zul je niet zo gauw gehinderd worden door onverhoedse bewegingen van toeschouwers of andere spelers. Vaak oorzaak van missers!
En als het laat geworden is en de zon begint te zakken, zul je minder risico lopen om door de laagstaande zon verblind te worden. Wat trouwens ook geldt als je meedoet aan een avondtoernooi, waar je last zou kunnen hebben van het felle licht van de schijnwerpers.
Voor brildragers kan het dragen van een hoed of een pet ook van nut zijn tijdens een regenbui, omdat op die manier je brilleglazen beter beschut blijven tegen hinderlijke regendruppels.
Tweede advies
Zorg er altijd voor dat je warm blijft, dat wil zeggen dat je in je ritme blijft. Ga nooit zitten in de loop van een partij en zeker niet als je moe begint te worden. En als het spel voor korte tijd stilligt, bijvoorbeeld als er gemeten moet worden of om welke reden dan ook, ga dan aan de zijkant van het terrein een paar boules schieten. Datzelfde moet je ook doen als je als tireur de voorafgaande werpronden hebt moeten plaatsen (volgens het huidige spelreglement is het oefenen tijdens een partij niet meer toegestaan! vert.).
Hoe dan ook, een tireur mag nooit koud worden, nooit een langere periode achtereen niet in actie zijn geweest. Het schietritme is een toestand die je moet zien vast te houden door constant warm en bezig te zijn. Pas dus altijd op voor langdurige spelonderbrekingen.
Derde advies
Praat nooit als je gaat schieten, je zult er alleen maar last van ondervinden. Als je iets te zeggen hebt, doe dat dan bij het but. Als je eenmaal in de cirkel staat, moet je niks meer zeggen. Op dat moment telt uitsluitend de boule die je moet raken en dien je je te concentreren. Dat kan alleen maar in de paar seconden voordat je schiet. In dat korte ogenblik moet je alles overzien hebben: de afstand tot de boule, de gesteldheid van het terrein, de exacte ligging van het doelwit, enzovoort, enzovoort. Het zijn allemaal gegevens die je vertellen hoe en met welke kracht je moet schieten. Vaak gebeurt dat op een instinctmatige, routineuze, ja bijna achteloze wijze.
Laat je daarbij nooit afleiden door over wat ook te praten, het gaat beslist ten koste van je trefzekerheid.
Wees ook op je hoede voor tegenstanders die quasi onverschillig tegen je beginnen te praten op het moment dat je in actie wilt komen.
Trap nooit in zon doorzichtige truc.
Hang ook nooit de branie uit als je gaat schieten. Zeg nooit zoiets als: Ik gooi wel even een carreau of: Ik schiet die boule aan flarden. Als je mist ga je af als een gieter.
Vierde advies
Zorg steeds voor een goed moreel en probeer dat gedurende de gehele partij vast te houden. Natuurlijk, de vorm van een tireur hangt in de eerste plaats af van zijn fysieke mogelijkheden en van zijn gezondheid. Maar het moreel, je gemoedstoestand, speelt daar ook een grote rol bij. Het volgende voorbeeld toont dat aan.
Soms ligt er een boule op het terrein die je, als je er naar kijkt, niet aanstaat. Desondanks schiet je
en je mist! Omgekeerd zijn er ook boules die je op het eerste gezicht wel bevallen. Je weet zeker dat je ze zult raken
en je raakt perfect!
In beide gevallen heeft het moreel een grote rol gespeeld. Een goed moreel, het vertrouwen in je zelf, leidt tot goed spelen. Maar goed spelen leidt op zijn beurt tot een goed moreel, tot zelfvertrouwen. Tussen beide, goed spelen en een goed moreel, bestaat een heilzame wisselwerking.
Probeer daarom zoveel mogelijk geloof in je zelf op te bouwen en je ervan te overtuigen dat je over de capaciteiten hebt om een boule te raken. En als dat niet lukt, streef dan op zn minst naar een zekere mate van losheid en ongedwongenheid, van ontspanning. Pas vooral op voor het einde van een partij, als je achter staat of de stand vrijwel gelijk is. Op zo n moment, wanneer het er op aankomt, zul je gauw geneigd zijn je meer dan normaal toe te leggen. Natuurlijk, je moet dan nog steeds je best doen, maar niet meer of minder dan daarvoor. En net zo gelijkmatig als gedurende rest van de partij. Er is niets dat je zozeer uit je spel kan halen als een grote nonchalance op het ene moment en een buitensporige inzet op het andere.
Blijf je steeds voor ogen houden dat het petanque een spel is en blijft. Ook al ben je vandaag verslagen en uitgeschakeld, er wachten je nog voldoende andere toernooien en partijen. Blijf dus onder alle omstandigheden rustig en koelbloedig.
Vijfde advies
Laat je niet hinderen door je kleding. Je broek, hemd of trui mogen je niet knellen. Je moet je op je gemak voelen zonder dat je kleren ergens te strak zitten. Niet omdat je daardoor zou missen, maar veeleer omdat je bij de eerste de beste misser zou denken dat je bij het naar achteren zwaaien van je arm gehinderd wordt door je te krappe kleding. En als die gedachte zich eenmaal in je hoofd heeft vastgezet, zul je vanaf dat moment aan niks anders meer denken en loop je het risico uit je spel te raken. Zonder enige hoop om weer terug in de partij te komen. Als je daarentegen door niets gehinderd wordt, zul je een paar toevallige missers uitsluitend aan een tijdelijke inzinking wijten en zul je er snel weer over heen zijn.
Om dezelfde reden moet je ook geen grote of zware voorwerpen in je zakken dragen. Juist omdat je bang bent er last van te hebben, zul je er rekening mee gaan houden. Op het moment dat je arm langs je broek scheert, zul je ongemerkt een fractie van een centimeter uitwijken en kom je dat kleine beetje noodzakelijke precisie tekort.
Zesde advies
Als je je eerste boule mist en het is nodig om nog een tweede keer te schieten, blijf dan in de cirkel en ga niet staan praten maar schiet meteen door. Natuurlijk moet je je niet haasten, maar wacht ook niet al te lang. De gemiste eerste boule helpt je bij je tweede poging: het geeft je een beter gevoel van afstand en van de manier hoe je moet schieten. Het eerste schot, ook al was het mis, helpt je bij het tweede, maar dat geldt alleen als ze kort achter elkaar worden uitgevoerd. Hier heb ik een meningsveschil met de auteur. Ik zou uit mijn cirkel gaan en de tijd nemen om te overleggen met je team genoten. Ten slotte een ervaren trekker zou niet onmiddelljk terug tireren ( kopje bijhouden en rustig overleggen).
Na de adviezen, nu de kneepjes van het vak.
- Al eerder is gezegd dat je nooit met alle geweld een carreau moet willen schieten. Er is echter één uitzondering: als je de partij erdoor kunt winnen. Indien de mogelijkheid zich voordoet en zeker geldt dat in een nek-aan-nek race moet je altijd proberen de partij in één klap uit te maken. Schiet dus voor een carreau en jammer als het mislukt.
- De tireur ziet altijd als eerste of zijn boule goed geschoten is of niet. Vanuit de cirkel staat hij er het beste voor om te kunnen zien waar zijn boule zal neerkomen. Doe nooit slechte spelers na die, zogenaamd voor de grap, uitroepen dat ze niet recht zijn terwijl ze wel degelijk zien dat ze zullen raken. Je zult terecht een lading verwijten over je heen krijgen en grote kans dat de partij er een onplezierige wending door zal krijgen. Natuurlijk kun je je wel eens vergissen. Je dacht dat je niet recht was en je zegt dat en het schot blijkt toch raak te zijn. Verontschuldig je dan bij je tegenstanders, want ongewild zou je hen beledigd kunnen hebben. Maar het beste is nog altijd om niets te zeggen als je geschoten hebt.
- Verander nooit van houding als je schiet. Sommige tireurs zakken een beetje door hun knieën als zij op korte afstand schieten. Dat is een fout waar je twee keer last van kunt ondervinden: allereerst op het moment dat je op die ongebruikelijke wijze schiet en even later als je weer in je normale houding staat.
- Houd er rekening mee dat een boule die voor het but ligt lekkerder is om op te schieten dan een boule erachter. En dus ook gemakkelijker. Het is een kwestie van afstand maar vooral ook puur gevoelsmatig. Schiet daarom vaker op boules die voor het but liggen dan op boules erachter. Een boule voor het but hindert je pointeur bovendien en een boule erachter kan hem van dienst zijn.
- Op een terrein dat bezaaid ligt met stenen kan het wel eens gebeuren dat er een kei in de cirkel ligt waardoor je je voeten niet vlak op de grond kunt zetten. Speel dan niet. Haal die kei eerst weg en als dat niet kan, ga dan iets opzij staan. Het is noodzakelijk dat beide voeten goed vlak op de grond staan. Een kwestie van evenwicht uiteraard, maar ook van innerlijke rust. Je zou immers aan niets anders denken dan aan die steen onder je voeten en dat kan funest zijn. Maak dus altijd, indien dat nodig is, de grond onder je voeten vlak en schiet pas daarna.
- Is het nog nodig om te zeggen dat je iedere vorm van bijgeloof uit de weg moet gaan? Bij wijze van voorbeeld volgt nu een tamelijk veel voorkomende situatie. Een tireur mist zodra een bepaalde persoon zich in het publiek mengt. Waarom heeft hij zo de schrik in de benen vanwege die nieuwkomer? Wel, simpelweg door een samenloop van omstandigheden. De betreffende speler heeft ooit eens tweemaal achtereen gemist, precies op het moment dat die toeschouwer arriveerde. Je reinste toeval natuurlijk, maar een paar dagen later gebeurde hetzelfde. Sindsdien is de tireur in kwestie steeds bang voor de komst van die persoon, die hij als een onheilsbrenger ziet. Hij weet zeker dat hij dan weer zal missen, want hij mist steeds op dat bewuste ogenblik.
Andere tireurs missen omdat ze een grondige hekel hebben aan zo n nieuwkomer. Of, en dat komt ook vaak voor, omdat deze een befaamd speler is. Het is zeer moeilijk om spelers van dergelijke obsessies af te helpen. Een echte goede raad valt hier nauwelijks te geven. Vooral door het simpele feit alleen al dat je weet er niet aan te mogen denken, zul je bij voorbaat zo goed als zeker missen.
- Tot slot nog enkele opmerkingen over de vorm van een tireur. Voor een tireur die op dreef is, die in vorm is, lijkt de speelafstand altijd korter dan in werkelijkheid. Voor zijn gevoel liggen de boules die hij moet raken steeds vlakbij. Op het moment dat hij schiet, gaat zijn arm met gemak en zonder enige inspanning omhoog en lijkt de boule in zijn hand zo licht als een veertje. Voor een tireur die uit vorm is, lijkt diezelfde boule juist loodzwaar. Hij zal zich moeten forceren en de afstand lijkt ook veel groter.
Als je lekker draait, heb je op het moment van het schieten een gevoel van volmaakt evenwicht. Van zekerheid en van zelfvertrouwen. Je voelt je stevig op je benen staan en je bent ervan overtuigd dat je zult raken. Prima voortekenen, die het beste doen beloven
- Bij al het voorgaande moet nog worden opgemerkt dat het rendement van een tireur voor een niet onbelangrijk deel te danken is aan wat in het Frans coup de poignet wordt genoemd. Een uitdrukking die niet of nauwelijks te vertalen is en het beste kan worden omschreven als een soort contra-effect vanuit de pols. Aangezien het iets automatisch is en bijna niet te controleren, is het nauwelijks aan te leren of te verbeteren. Je moet het nemen voor wat het waard is. Het weinige dat erover gezegd kan worden is dat de pols bij het naar achteren zwaaien van je werparm gebroken dient te worden. Dat wil zeggen dat de hand met de boule op het hoogste punt van de uithaal extra meebuigt in de richting van de zwaai. Soms zelfs zover dat de boule bijna de binnenkant van de pols raakt. Tijdens het naar voren zwaaien en op het eigenlijke moment van loslaten bevorder je daardoor een betere afwikkeling van de hand met de boule. De boule krijgt als het ware een zwiepje, een contra-effect dus.
Het bovenstaande is echter niet voor iedereen weggelegd, want het vereist een grote mate van lenigheid in het polsgewricht. Het is helaas niet anders, in het petanque doet de pols niet altijd wat het hoofd wil.
Je zult zelf wel ontdekken dat op dagen dat alles goed marcheert je polsgewricht een soepel draaiende en goed gesmeerde machine lijkt te zijn. Je boules vliegen als vanzelf uit je hand. Als het daarentegen niet loopt, lijkt het alsof je arm en je hand aan elkaar vastgeklonken zitten, alsof er geen soepel gewricht tussen zit. Zonder een goede en soepele beweging van je pols zal je schot gebrekkig blijven, vaak te kort. Als je een tireur hoort zeggen Het lukt me niet meer, kun je er zeker van zijn dat er iets met zijn pols aan de hand is en niets anders dan dat.
Met dank aan Minks hobby site