Bij Mercurius, petanque je in de schitterende gewelven van Fort VIII in een gezellige sfeer maar vooral met een toffe bende. Mercurius telt 5 binnen- en 11 buitenbanen, ook de gezellige kantine is zeker het vermelden waard. Onze club bestaat reeds sinds 1977 en telt ongeveer 60 leden waarvan er 20 competitie spelen. Bij ons ben je altijd welkom om vrijblijvend een balletje mee te gooien en uiteraard worden nieuwe leden met open armen ontvangen, (na overleg met verantwoordelijke)
Competitie
Zowel in de P.F.V. (Petanque Federatie Vlaanderen) als in het KAVVV (Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Vriendenclubs) hebben we ploegen spelen om de clubnaam te verdedigen. Sinds 11 jaar speelt de club in het P.F.V en speelt de Seniorenploeg A voor het seizoen 2014 - 2015 in eerste afdeling. De senioren B spelen sinds dit seizoen in 2de provinciale afdeling, helaas hebben wij geen overvloed aan spelers.
De Veteranen A zijn genoodzaakt een afdeling moeten zakken maar spelen toch om terug te stijgen, onze Veteranen B spelen hun 2e seizoen in Afd 5, spelen steeds bij de 3 eersten maar net niet genoeg, als we ons maar amuseren is onze leuze.
In de P.F.V Liga spelen de Senioren wintercompetitie op zaterdag en de wintercompetitie voor Veteranen gaat door op weekdagen. Geen zin om in de Liga te spelen, dan kan je bij Mercurius meedoen aan winter- en zomercompetitie van het K.A.V.V.V. die dan weer plaats heeft op weekdagen, in de namiddag voor 55+ en 's avonds voor de alle leeftijden. Twijfel je of competitie je wel ligt, kom eens vrijblijvend een balletje mee gooien tijdens onze "trainingsdagen dinsdag of donderdag" of onze wekelijkse melée op zaterdag en zondag na de PFV competitie. Bij Mercurius voor elk wat wils.
We moeten vaststellen dat de taak van de tireur van het allergrootste belang is en moeilijk te vervullen. De tireur is onmiskenbaar en de trotse aristocraat van het boulesspel en hij of zij beschikt over een onbetwist voorrecht: een talent dat hem of haar in staat stelt een groot aantal tegenstrever boules te raken of weg te schieten.
Het is verre van eenvoudig om welk advies dan ook te geven met betrekking tot de instinctieve actie van de schutter. Het trekken is een persoonlijke kwestie: het heeft veeleer met een natuurlijke en aangeboren begaafdheid te maken dan met iets anders. In dat korte ogenblik van het trekken zelf gaat het om de vaardigheid in zijn meest pure vorm. Desalniettemin zullen we een poging wagen enkele technische tipjes van de sluier te lichten, in de hoop dat je er wat van kunt opsteken.
De techniek
Allereerst de aanvangshouding van het lichaam. Neem steeds de goede gewoonte aan de voeten goed neer te zetten, volledig binnen de werpcirkel dus. Je moet goed rechtop staan, doch nooit gespannen of stijf. Probeer je in de cirkel op je gemak te voelen om zo ontspannen mogelijk te kunnen schieten. Ook nu spreekt het weer voor zich dat de boule tijdens het schieten zelf onderhands moet worden vastgehouden. Hoewel sommige spelers heel bedreven zijn in het bovenhands schieten, is het onderhands schieten (en plaatsen) de enig goede en geschikte methode. Tireurs die bovenhands schieten staan vaak versteld van de resultaten van onderhands schietende tireurs: een onderhandse tireur maakt niet alleen meer, maar ook makkelijker carreaus! Vervolgens de worp zelf. Het is al gezegd, schieten is een min of meer aangeboren vaardigheid, waarbij iedere speler zijn eigen stijl heeft. Er is geen wet die voorschrijft dat de hand bij het begin van de worp op de ene of op de andere plaats moet worden gehouden. Of dat het lichaam iets naar voren moet neigen of dat de knieën sterk of weinig gebogen moeten zijn. Alles in het boulespel is een kwestie van lichaamsbouw en lengte, van lichaamsafmetingen en lichaamsverhoudingen. En vooral van een goede balans.
Laten we de beweging van de werparm eens onder de loep nemen.
De arm moet ruim naar achteren zwaaien en de verticale lijn van het lichaam voldoende ver passeren. De hoogte van de achterwaartse uithaal zelf is volstrekt afhankelijk van de speler zelf. Sommige tireurs (denk nu bijvoorbeeld aan de nieuwe Franse wereldkampioen Dylan Rocher, hij beschikt over een extreme lenigheid in de schouders: de hand met de boule zwaait bij hen soms door tot een punt loodrecht boven de schouder of in enkele gevallen daar zelfs nog voorbij. Vervolgens moet de arm weer snel naar voren terugkeren, dus zonder één enkele onderbreking, om het voordeel van de achterwaartse uithaal niet verloren te laten gaan. Tijdens de gehele beweging blijft de arm gestrekt, doch en dat geldt net zo goed voor de rest van het lichaam vooral niet stijf maar juist zo soepel en ontspannen mogelijk. Denk aan de slingerbeweging van een klok met de boule als massa. De arm moet tijdens het naar achteren zwaaien in één vlak blijven. Met andere woorden, de hand met de boule mag op het hoogste punt van de achterwaartse uithaal niet achter de rug verdwijnen als gevolg van een buiging van de elleboog. Hetzelfde geldt voor het polsgewricht. Tijdens het naar achteren zwaaien mag de pols niet zijwaarts en meestal zal dat binnenwaarts zijn buigen of draaien. Al dat soort zijwaartse bewegingen kunnen problemen opleveren met betrekking tot het recht zijn van het schot. Of kortweg, het recht zijn. Bij het naar voren gaan van de arm moet de palm van de hand naar de grond gericht zijn, je gooit dus, zoals eerder al gezegd, onderhands. De hand scheert vlak langs het dijbeen, dat daarmee richtingbepalend is. Het naar voren zwaaien dient snel genoeg te gebeuren om goed door te kunnen zwaaien tot op ongeveer borsthoogte. Op dat punt aangekomen wordt de boule losgelaten (gelanceerd). De schouder van je werparm mag geen gefixeerd draaipunt zijn. De schouder moet lichtjes en zonder schokken met de beweging meegaan. In het begin van de beweging bevinden beide schouders zich echter absoluut op één lijn, pas tijdens de beweging draaien ze mee. De andere arm heeft een belangrijke taak en mag vooral niet slap en passief langs het lichaam blijven hangen. Integendeel, doordat deze arm de beweging van je werparm volgt, wordt de werparm als het ware ondersteund. De niet-actieve arm fungeert als een soort contragewicht en moet tijdens de beweging van de werparm mee naar achteren gaan bij de een zal dat natuurlijk verder zijn dan bij de ander om goed in balans te blijven. Oefen regelmatig om dat optimaal te kunnen benutten. Om bovengenoemde reden is het ook af te raden om meer dan één boule in je andere hand te hebben. Het extra gewicht zal je balans kunnen verstoren.
Ook de benen hebben een belangrijke taak. De knieën moeten bij voorkeur lichtjes gebogen en naar het doelwit gericht zijn. Zorg dat je altijd op een zodanige wijze in de cirkel staat dat je knieën inderdaad in de goede richting wijzen en de uitgangspositie van het hele lichaam goed is. Voor een goed evenwicht is het verder van belang om de benen iets te spreiden, met daarbij één been het steunbeen iets naar voren. Voor alle duidelijkheid, bij rechtshandige is het rechterbeen het steunbeen, bij linkshandige het linkerbeen Voordat je de schietbeweging inzet, moet je allereerst de afstand tot de boule die je moet raken nauwkeurig inschatten. Neem daarvoor in alle rust enige seconden de tijd om je te concentreren, zonder dat echter te overdrijven. Een te lange concentratie kan ten koste gaan van je losheid, je ongedwongenheid. Prent ook nooit in je hoofd dat je een boule moet wegschieten, maar uitsluitend dat je hem wilt (zult) raken. Een kwestie van psychologie, maar je zult er aanzienlijk minder geforceerd door gaan spelen en een goed geraakte boule verdwijnt heus wel, ook al schoot je niet eens zo hard. Probeer de boule zoveel mogelijk een lichte curve (parabool) door de lucht te laten beschrijven. Hard en in een rechte lijn schieten is minder goed en heeft veelal tot gevolg dat de schietboule, wanneer deze vlak voor de te raken boule de grond zou raken, over deze laatste heenspringt. Zuiverheid en techniek spelen een grotere rol dan kracht en je houdt het gedurende een lange en vermoeiende toernooidag bovendien heel wat langer vol.Na bovenstaande technische uiteenzettingen zullen we in het verdere vervolg zien dat er nog verscheidene andere factoren zijn die van invloed kunnen zijn op die zo korte actie van het schieten. In positieve maar ook in negatieve zin. En als je van plan bent je trefzekerheid te vergroten, is het raadzaam om de onderstaande adviezen ter harte te nemen. Ze zullen je niet behendiger maken dan je al bent, maar misschien zul je er wel enkele boules méér door raken. En het zal heus wel eens voorgekomen zijn dat je een partij verloren hebt die je met één enkele treffer meer gewonnen zou hebben
Eerste advies
Zorg er voor altijd iets op je hoofd te hebben. Het geeft niet wat, een pet een hoed of iets anders. Speel niet blootshoofds en dat om verschillende redenen. Allereerst zul je tegen de zon beschermd zijn (natuurlijk geldt dit in ons land in veel mindere mate dan in het zuiden van Frankrijk, maar zo nu en dan maken we hier ook wel eens hete zomers mee, vert.). Op de lange duur kan de zon kleine ongemakken veroorzaken die vooral voor tireurs funest kunnen zijn. En mocht je tamelijk lange haren hebben, dan kunnen deze je niet in de weg zitten en voorkom je extra nervositeit tijdens de partij. Verder, door de klep van je pet of de rand van je hoed iets te laten zakken, scherm je je gezichtsveld af van de rest van het speelterrein. Daardoor zul je niet zo gauw gehinderd worden door onverhoedse bewegingen van toeschouwers of andere spelers. Vaak oorzaak van missers! En als het laat geworden is en de zon begint te zakken, zul je minder risico lopen om door de laagstaande zon verblind te worden. Wat trouwens ook geldt als je meedoet aan een avondtoernooi, waar je last zou kunnen hebben van het felle licht van de schijnwerpers. Voor brildragers kan het dragen van een hoed of een pet ook van nut zijn tijdens een regenbui, omdat op die manier je brilleglazen beter beschut blijven tegen hinderlijke regendruppels.
Tweede advies
Zorg er altijd voor dat je warm blijft, dat wil zeggen dat je in je ritme blijft. Ga nooit zitten in de loop van een partij en zeker niet als je moe begint te worden. En als het spel voor korte tijd stilligt, bijvoorbeeld als er gemeten moet worden of om welke reden dan ook, ga dan aan de zijkant van het terrein een paar boules schieten. Datzelfde moet je ook doen als je als tireur de voorafgaande werpronden hebt moeten plaatsen (volgens het huidige spelreglement is het oefenen tijdens een partij niet meer toegestaan! vert.).
Hoe dan ook, een tireur mag nooit koud worden, nooit een langere periode achtereen niet in actie zijn geweest. Het schietritme is een toestand die je moet zien vast te houden door constant warm en bezig te zijn. Pas dus altijd op voor langdurige spelonderbrekingen.
Derde advies
Praat nooit als je gaat schieten, je zult er alleen maar last van ondervinden. Als je iets te zeggen hebt, doe dat dan bij het but. Als je eenmaal in de cirkel staat, moet je niks meer zeggen. Op dat moment telt uitsluitend de boule die je moet raken en dien je je te concentreren. Dat kan alleen maar in de paar seconden voordat je schiet. In dat korte ogenblik moet je alles overzien hebben: de afstand tot de boule, de gesteldheid van het terrein, de exacte ligging van het doelwit, enzovoort, enzovoort. Het zijn allemaal gegevens die je vertellen hoe en met welke kracht je moet schieten. Vaak gebeurt dat op een instinctmatige, routineuze, ja bijna achteloze wijze. Laat je daarbij nooit afleiden door over wat ook te praten, het gaat beslist ten koste van je trefzekerheid. Wees ook op je hoede voor tegenstanders die quasi onverschillig tegen je beginnen te praten op het moment dat je in actie wilt komen. Trap nooit in zon doorzichtige truc. Hang ook nooit de branie uit als je gaat schieten. Zeg nooit zoiets als: Ik gooi wel even een carreau of: Ik schiet die boule aan flarden. Als je mist ga je af als een gieter.
Vierde advies
Zorg steeds voor een goed moreel en probeer dat gedurende de gehele partij vast te houden. Natuurlijk, de vorm van een tireur hangt in de eerste plaats af van zijn fysieke mogelijkheden en van zijn gezondheid. Maar het moreel, je gemoedstoestand, speelt daar ook een grote rol bij. Het volgende voorbeeld toont dat aan. Soms ligt er een boule op het terrein die je, als je er naar kijkt, niet aanstaat. Desondanks schiet je en je mist! Omgekeerd zijn er ook boules die je op het eerste gezicht wel bevallen. Je weet zeker dat je ze zult raken en je raakt perfect! In beide gevallen heeft het moreel een grote rol gespeeld. Een goed moreel, het vertrouwen in je zelf, leidt tot goed spelen. Maar goed spelen leidt op zijn beurt tot een goed moreel, tot zelfvertrouwen. Tussen beide, goed spelen en een goed moreel, bestaat een heilzame wisselwerking. Probeer daarom zoveel mogelijk geloof in je zelf op te bouwen en je ervan te overtuigen dat je over de capaciteiten hebt om een boule te raken. En als dat niet lukt, streef dan op zn minst naar een zekere mate van losheid en ongedwongenheid, van ontspanning. Pas vooral op voor het einde van een partij, als je achter staat of de stand vrijwel gelijk is. Op zo n moment, wanneer het er op aankomt, zul je gauw geneigd zijn je meer dan normaal toe te leggen. Natuurlijk, je moet dan nog steeds je best doen, maar niet meer of minder dan daarvoor. En net zo gelijkmatig als gedurende rest van de partij. Er is niets dat je zozeer uit je spel kan halen als een grote nonchalance op het ene moment en een buitensporige inzet op het andere. Blijf je steeds voor ogen houden dat het petanque een spel is en blijft. Ook al ben je vandaag verslagen en uitgeschakeld, er wachten je nog voldoende andere toernooien en partijen. Blijf dus onder alle omstandigheden rustig en koelbloedig.
Vijfde advies
Laat je niet hinderen door je kleding. Je broek, hemd of trui mogen je niet knellen. Je moet je op je gemak voelen zonder dat je kleren ergens te strak zitten. Niet omdat je daardoor zou missen, maar veeleer omdat je bij de eerste de beste misser zou denken dat je bij het naar achteren zwaaien van je arm gehinderd wordt door je te krappe kleding. En als die gedachte zich eenmaal in je hoofd heeft vastgezet, zul je vanaf dat moment aan niks anders meer denken en loop je het risico uit je spel te raken. Zonder enige hoop om weer terug in de partij te komen. Als je daarentegen door niets gehinderd wordt, zul je een paar toevallige missers uitsluitend aan een tijdelijke inzinking wijten en zul je er snel weer over heen zijn. Om dezelfde reden moet je ook geen grote of zware voorwerpen in je zakken dragen. Juist omdat je bang bent er last van te hebben, zul je er rekening mee gaan houden. Op het moment dat je arm langs je broek scheert, zul je ongemerkt een fractie van een centimeter uitwijken en kom je dat kleine beetje noodzakelijke precisie tekort.
Zesde advies
Als je je eerste boule mist en het is nodig om nog een tweede keer te schieten, blijf dan in de cirkel en ga niet staan praten maar schiet meteen door. Natuurlijk moet je je niet haasten, maar wacht ook niet al te lang. De gemiste eerste boule helpt je bij je tweede poging: het geeft je een beter gevoel van afstand en van de manier hoe je moet schieten. Het eerste schot, ook al was het mis, helpt je bij het tweede, maar dat geldt alleen als ze kort achter elkaar worden uitgevoerd. Hier heb ik een meningsveschil met de auteur. Ik zou uit mijn cirkel gaan en de tijd nemen om te overleggen met je team genoten. Ten slotte een ervaren trekker zou niet onmiddelljk terug tireren ( kopje bijhouden en rustig overleggen).
Na de adviezen, nu de kneepjes van het vak.
Al eerder is gezegd dat je nooit met alle geweld een carreau moet willen schieten. Er is echter één uitzondering: als je de partij erdoor kunt winnen. Indien de mogelijkheid zich voordoet en zeker geldt dat in een nek-aan-nek race moet je altijd proberen de partij in één klap uit te maken. Schiet dus voor een carreau en jammer als het mislukt.
De tireur ziet altijd als eerste of zijn boule goed geschoten is of niet. Vanuit de cirkel staat hij er het beste voor om te kunnen zien waar zijn boule zal neerkomen. Doe nooit slechte spelers na die, zogenaamd voor de grap, uitroepen dat ze niet recht zijn terwijl ze wel degelijk zien dat ze zullen raken. Je zult terecht een lading verwijten over je heen krijgen en grote kans dat de partij er een onplezierige wending door zal krijgen. Natuurlijk kun je je wel eens vergissen. Je dacht dat je niet recht was en je zegt dat en het schot blijkt toch raak te zijn. Verontschuldig je dan bij je tegenstanders, want ongewild zou je hen beledigd kunnen hebben. Maar het beste is nog altijd om niets te zeggen als je geschoten hebt.
Verander nooit van houding als je schiet. Sommige tireurs zakken een beetje door hun knieën als zij op korte afstand schieten. Dat is een fout waar je twee keer last van kunt ondervinden: allereerst op het moment dat je op die ongebruikelijke wijze schiet en even later als je weer in je normale houding staat.
Houd er rekening mee dat een boule die voor het but ligt lekkerder is om op te schieten dan een boule erachter. En dus ook gemakkelijker. Het is een kwestie van afstand maar vooral ook puur gevoelsmatig. Schiet daarom vaker op boules die voor het but liggen dan op boules erachter. Een boule voor het but hindert je pointeur bovendien en een boule erachter kan hem van dienst zijn.
Op een terrein dat bezaaid ligt met stenen kan het wel eens gebeuren dat er een kei in de cirkel ligt waardoor je je voeten niet vlak op de grond kunt zetten. Speel dan niet. Haal die kei eerst weg en als dat niet kan, ga dan iets opzij staan. Het is noodzakelijk dat beide voeten goed vlak op de grond staan. Een kwestie van evenwicht uiteraard, maar ook van innerlijke rust. Je zou immers aan niets anders denken dan aan die steen onder je voeten en dat kan funest zijn. Maak dus altijd, indien dat nodig is, de grond onder je voeten vlak en schiet pas daarna.
Is het nog nodig om te zeggen dat je iedere vorm van bijgeloof uit de weg moet gaan? Bij wijze van voorbeeld volgt nu een tamelijk veel voorkomende situatie. Een tireur mist zodra een bepaalde persoon zich in het publiek mengt. Waarom heeft hij zo de schrik in de benen vanwege die nieuwkomer? Wel, simpelweg door een samenloop van omstandigheden. De betreffende speler heeft ooit eens tweemaal achtereen gemist, precies op het moment dat die toeschouwer arriveerde. Je reinste toeval natuurlijk, maar een paar dagen later gebeurde hetzelfde. Sindsdien is de tireur in kwestie steeds bang voor de komst van die persoon, die hij als een onheilsbrenger ziet. Hij weet zeker dat hij dan weer zal missen, want hij mist steeds op dat bewuste ogenblik.
Andere tireurs missen omdat ze een grondige hekel hebben aan zo n nieuwkomer. Of, en dat komt ook vaak voor, omdat deze een befaamd speler is. Het is zeer moeilijk om spelers van dergelijke obsessies af te helpen. Een echte goede raad valt hier nauwelijks te geven. Vooral door het simpele feit alleen al dat je weet er niet aan te mogen denken, zul je bij voorbaat zo goed als zeker missen.
Tot slot nog enkele opmerkingen over de vorm van een tireur. Voor een tireur die op dreef is, die in vorm is, lijkt de speelafstand altijd korter dan in werkelijkheid. Voor zijn gevoel liggen de boules die hij moet raken steeds vlakbij. Op het moment dat hij schiet, gaat zijn arm met gemak en zonder enige inspanning omhoog en lijkt de boule in zijn hand zo licht als een veertje. Voor een tireur die uit vorm is, lijkt diezelfde boule juist loodzwaar. Hij zal zich moeten forceren en de afstand lijkt ook veel groter.
Als je lekker draait, heb je op het moment van het schieten een gevoel van volmaakt evenwicht. Van zekerheid en van zelfvertrouwen. Je voelt je stevig op je benen staan en je bent ervan overtuigd dat je zult raken. Prima voortekenen, die het beste doen beloven
Bij al het voorgaande moet nog worden opgemerkt dat het rendement van een tireur voor een niet onbelangrijk deel te danken is aan wat in het Frans coup de poignet wordt genoemd. Een uitdrukking die niet of nauwelijks te vertalen is en het beste kan worden omschreven als een soort contra-effect vanuit de pols. Aangezien het iets automatisch is en bijna niet te controleren, is het nauwelijks aan te leren of te verbeteren. Je moet het nemen voor wat het waard is. Het weinige dat erover gezegd kan worden is dat de pols bij het naar achteren zwaaien van je werparm gebroken dient te worden. Dat wil zeggen dat de hand met de boule op het hoogste punt van de uithaal extra meebuigt in de richting van de zwaai. Soms zelfs zover dat de boule bijna de binnenkant van de pols raakt. Tijdens het naar voren zwaaien en op het eigenlijke moment van loslaten bevorder je daardoor een betere afwikkeling van de hand met de boule. De boule krijgt als het ware een zwiepje, een contra-effect dus.
Het bovenstaande is echter niet voor iedereen weggelegd, want het vereist een grote mate van lenigheid in het polsgewricht. Het is helaas niet anders, in het petanque doet de pols niet altijd wat het hoofd wil. Je zult zelf wel ontdekken dat op dagen dat alles goed marcheert je polsgewricht een soepel draaiende en goed gesmeerde machine lijkt te zijn. Je boules vliegen als vanzelf uit je hand. Als het daarentegen niet loopt, lijkt het alsof je arm en je hand aan elkaar vastgeklonken zitten, alsof er geen soepel gewricht tussen zit. Zonder een goede en soepele beweging van je pols zal je schot gebrekkig blijven, vaak te kort. Als je een tireur hoort zeggen Het lukt me niet meer, kun je er zeker van zijn dat er iets met zijn pols aan de hand is en niets anders dan dat.
Hieronder een woordje uitleg over het pointeren en het trekken(tireren) van de bal
Carreau sur place
Carreau
Een geschoten boule neemt de plaats in van een liggende boule van de tegenpartij.
Een goede worp is er één waarbij het lichaam in balans is en de beweging die het lichaam maakt beheerst en vloeiend is, zonder onderbreking. Het is ook bijzonder belangrijk uw petanquebal goed na te wijzen, met de vingers vrij gesloten tegen elkaar en de vlakke hand wijzend in de richting die de boule moet afleggen naar het cochonet of de te schieten boule.
Slepend schieten
Bij dit schot wordt de boule zo krachtig mogelijk gespeeld, waarbij de petanquebal 3 tot 4 meter voor het doel de grond raakt. Het grote nadeel van dit schot is dat de gespeelde boule alle onregelmatigheden van het terrein tegenkomt, waardoor er minder controle is. Het resultaat van het schot is dus zeker niet voorspelbaar.
Half rollend schieten
Eén van de meest voorkomende redenen dat de trekker de boule van de tegenstander mist is dat de gespeelde boule over de weg te schieten boule springt (met name bij harde banen). Om dit te voorkomen kan een tireur het beste kort schieten. Laat de gespeelde boule 20 tot 30 centimeter voor de weg te schieten boule landen. De aanvallende petanquebal rolt door en ketst die van de tegenstander weg. Deze worp is alleen geschikt voor zanderig en vlak terrein. Zelfs het kleinste steentje kan er voor zorgen dat de tireur zijn doel mist.
Met effect schieten (trekken)
Je kunt een boule ook met tegeneffect schieten door als het ware een trekkende beweging (contra-effect) aan de te werpen boule te geven. Dit wordt ook wel een getrokken boule genoemd. Op het moment dat de gespeelde boule de weg te schieten boule raakt zal deze terug komen, in de richting van de werpcirkel. Door de gespeelde boule enigszins schuin te werpen is het mogelijk de gespeelde boule naar links of naar rechts te laten gaan ten opzichte van de zojuist geschoten boule.
Pointeren
Rollen
Bij het rollen raakt de bal binnen een afstand van 3 tot 5 meter van de werpcirkel de grond, waarna de bal zo dicht mogelijk naar de cochonet rolt. Voor deze worp is het belangrijk dat de baan goed gelezen wordt, daar er veel oneffenheden in kunnen zitten.
Lage lob
Bij de lage lob wordt de petanquebal met een boog gegooid zodat de bal halverwege de werpcirkel en het butje de grond raakt. Hoe hoger je de petanquebal gooit, hoe korter de bal zal uitrollen. Het uitrollen zal ook bepaald worden door de mate van het contra-effect.
Hoge lob
Bij een hoge lob wordt de petanquebal heel hoog in de lucht gegooid zodat de bal bijna vlak op de grond neerkomt. De bal moet de grond raken op minder dan 1 meter van het butje. Ook bij deze worp geldt het contra effect, vooral bij harde grond zeer nuttig.
Tactiek
Spelers die juist beginnen zullen niet zo snel trekken. Meer oefenen zal het schieten steeds een belangrijkere plaats gaan innemen. Topploegen tireren bijna alleen maar, tenzij ze niet anders kunnen dan plaatsen. Elke weggeschoten petanquebal is een theoretisch gezien een punt minder voor de tegenpartij. Het probleem is als er geen goede boule geplaatst wordt, of dat er misgetrokken wordt, gaan we pointeren of tireren. Plaatsen, hoe gaan we al plaatsend verdedigen. Gaan we een dubbele boule spelen, of juist één petanquebal ver achter het butje omdat de kans bestaat dat de tegenpartij het cochonet naar achter zou spelen. Om tot een juiste beslissing te komen zul je met je team een aantal dingen moeten afvragen. Wat is de stand. Hoeveel petanqueballen hebben wij nog. Hoeveel ballen heeft de tegenpartij nog. Wie van ons team heeft er nog ballen. En de tegenpartij, hoeveel hebben zij er nog. Als we trekken, hoe is dan de situatie mochten we mis schieten. Hoe is het terrein, makkelijk te plaatsen, of leent het terrein zich makkelijk voor blijvers of carreau's.
Petanque gemakkelijk, ik denk het niet.
Effect worpen.
Werpt men de boule niet rechtuit dan zal hij effect meekrijgen en van de rechte baan afbuigen. Meestal heel vervelend, behalve als je het zo bedoeld hebt. Bij het loslaten van de boule moet de hand gedraaid worden. De snelheid waarmee de hand gedraaid wordt bepaald de hoeveelheid effect, die een boule meekrijgt. Het inschatten van het effect en de afstand waarover dit resultaat moet hebben is voor de meeste spelers behoorlijk moeilijk.
Te frontale stand Voeten te ver uit elkaar Verkeerde voet naar buiten wijzend Op de tenen staan Één voet half op de grond (bij staandspelen) Één voet geheel plat op de grond (bij zittend spelen) het gevolg is een te stugge worp uit de arm en een klein beetje uit de romp. De beweging is niet harmonisch
Bij staand spelen is de meest gemaakte fout overstrekking van één of twee benen.
Het gevolg is:
Er wordt alleen met de romp gegooid Slecht voor de kniebanden Beweging stokt Moeite met de afstand
Bij gehurkt spelen staan de bovenbenen onder grote spanning als bijvoorbeeld de spieren te kort zijn.
Het gevolg is:
Snel uit evenwicht Snel moe in de benen (spierpijn) Beweging niet constant. Knijpen in de boule: oorzaak is dikwijls te kleine boules. Geen grip op de boules: oorzaak vaak te grote boules. Afwijkingen bij het gooien vaak het gevolg van de duim die sturend optreedt of: De boule wordt vastgehouden met het voorste deel van de vingers en de duim. Verkeerde handhouding. Gewoon te hard knijpen.
Zagen op het terrein.
Het gevolg is:
Concentratie gaat verloren. Je wordt onzeker. Je krijgt schrik om een bal te gooien. Je demotiveert je eigen ploegmaat en de hele ploeg.
In tegenstelling tot het plaatsen is het trekken veeleer een kwestie van reflex, van instinct bijna. Het is een aangeboren talent. Pointeren of plaatsen is een zaak van goed kijken, van nadenken, van inschatten, van overwegen en van het berekenen van het juiste traject. Een schutter concentreert zich slechts enkele seconden op de bal die hij moet raken, haalt uit en werpt zijn boule. Vanwege die korte noodzakelijke concentratie heeft een schutter altijd doodse stilte nodig. Er mag niets of niemand bewegen, zeker niet in het verlengde van zijn gezichtsveld. De minst geringe onverhoedse beweging van een speler of toeschouwer, of zelfs een onverwacht geluid, kan hem al doen missen. Een schutter die zich niet op zijn gemak voelt, is niet trefzeker. Hij mag door niets gehinderd worden, zelfs niet door iets in zijn hoofd. Op het moment dat hij in de cirkel staat, dient hij slechts oog te hebben voor zijn doelwit. En als hij vervolgens doel treft, wacht hem de bewondering en de lof van zijn medespelers of van het publiek. Iets wat hem helpt wanneer hij even later weer in actie moet komen. Hoewel de kunst van het schieten, zoals gezegd, een aangeboren talent is, zal een schutter toch regelmatig moeten trainen om zijn resultaten te verbeteren. Alleen dat kan hem, en zeker op langere termijn, de nodige vastheid en zekerheid geven.
(het spel uit elkaar gooien) Tireren om enkele boules van het but te verwijderen.
Embouchonner
Het maken van een biberon.
Enfourner
Door goed te plaatsen punten bij maken terwijl de tegenstander geen bouls meer heeft.
Entre bien emmaillé
(goed opgesierd zijn) Als je teamgenoten goede spelers zijn en je met hen een goed team vormt, ben je goed toegerust.
Etre à la porte
Aan de poort staan. Je hebt twaalf punten en je bent er bijna.
Être court Être long
Een boule zeer dichtbij of ver weg pointeren.
F
Faire galerie
Publiek naar je toe trekken. Maar ook: als toeschouwer een partij bijwonen.
Faire la reprise
Bij een gelijk aantal boules het punt van de tegenstander terugwinnen.
Faire les boules
Equipes vormen door loting, waarbij iedere deelnemer een boule gooit.
Faire les mains
Twee tegen een spelen.
Faire la reprise
Bij een gelijk aantal boules het punt van de tegenstander terugwinnen.
Faire passer
Een boule raken. De boule die geraakt is, loopt verder van het but weg dan de boule waarmee gespeeld werd.
Faire un devant
Een zeer doeltreffende manier van pointeren. De geplaatste boule komt voor de boule van de tegenstander te liggen.
Faire un trou
Missen bij het tireren.
Fanny
Embrasser, baiser of faire Fanny
Uitdrukkingen die gebruikt worden als je een partij met 0-13 verliest en Fanny's billen moet kussen.
Frapper
Tirerend een boule vol treffen.
Frapper double
Twee keer achter elkaar een boule vol treffen.
Fuser
Een boule die wegrolt, na over een obstakel gegleden te zijn.
G
Gagner le point
(het punt winnen) Een boule dichterbij leggen dan die van de tegenstander.
Gari
Andere naam voor but.
Gratton
Een ongelukkige steen of ander obstakel op het terrein waardoor een boule van richting veranderd.
H
I
J
Jeu Provençal
Een spel dat op petanque lijkt en gespeeld wordt op een terrein van 15 x 21 m. Men pointeert op één voet. Tireren gaat met een aanloop van drie passen vanaf de werpcirkel.
Jouer 'sous main'
Spelen met de handpalm naar de grond gekeerd.
Jouer 'sur main'
(bovenhands spelen) Spelen met de rug van de hand naar de grond gekeerd.
K
L
Let
Andere naam voor but.
Lignes Tracées
Gemarkeerd terrein.
Lyonnaise
Ook wel jeu de boules genaamd. Is een spel met grote boules.
M
Marquer les boules, le but
(het but of de boules markeren) Twee streepjes die elkaar kruisen en op het terrein onder de boule of het but getrokken worden om zo de plaats ervan aan te geven.
Mélanger
Pointeren en de boule vlakbij die van de tegenstander leggen.
Mène
(werpronde) De periode vanaf het werpen van het but tot het moment waarop de laatste boule geworpen is en waarna het but opnieuw moet worden geworpen.
Milieu
De "middelste speler' in een triplette, die zowel plaatsen als schieten kan.
Mordre le circle
Op de lijn van de cirkel staan.
Musique
Opzettelijk afleiden van de tegenstander. Dit is reglementair verboden.
N
(faire un) Narri
Een zeer slecht geplaatste boule.
Noyer (le but)
Het butje uit het toegestane terrein schieten om een ongeldige mène te krijgen zonder punten. Meestal toegepast als de tegenpartij veel punten kan scoren.
O
P
Pailler
Meten met een takje of een strootje.
Palet
Een palet behalen betekent een carreau maken.
(faire le) Passet
Te vroeg uit de cirkel stappen.
Petit
Andere naam voor but.
Pichoun
Andere naam voor but.
Plombée
Een alternatieve naam voor een portée waarbij de boule hoog en met veel tegeneffect wordt geworpen. Deze techniek wordt vaak gebruikt op een ruwe, moeilijk bespeelbare ondergrond.
Pointeren
Het plaatsen van een boule.
Pointeur
Een plaatser.
Portée
Een techniek waarbij de boule hoog en met veel tegeneffect wordt geworpen.
Q
R
Raclette/rafle/raspaille
De boule wordt rollende ( slepend ) over de grond geschoten.
Rétro
De boule vol raken, waarbij de eigen boule iets terugrolt (back-spin).
Rond
(werpcirkel) De cirkel die men op het terrein trekt en waarin men moet staan wanneer boule of but worden geworpen.
Roulette
Het rollend plaatsen van een boule.
S
Sautée
Schieten op een boule of but die achter een obstakel ligt.
Serrer
Tegeneffect geven aan een boule.
Sport-boules
Een variant van jeu de boules uit de omgeving van Lyon.
Accoster Zeer goed plaatsen ; de speler plaatst zijn boules zeer dicht bij het but. Ajouter Een punt maken dat bij de eindscore geteld wordt. Aller au bout De finale van een toernooi behalen. Aller à Rome sansvoir le pape Dicht bij de overwinning zijn en op het laatst toch nog verliezen. Tot op 12 punten komen en niet winnen. Arbitre De scheidsrechter. Avoir lavantage (de voordeelsituatie hebben) Hierbij heeft u meer boules dan uw tegenstander, of bij een gelijk aantal heeft u een punt op het terrein liggen. Avoir le point Een van de boules ligt dichter bij het but dan de beste boule van de tegenstander Balancier Het maken van de armbeweging tijdens het werpen van de boule. Bâtard Een punt dat niet goed maar ook niet slecht is. De tegenstander aarzelt of hij zal schieten of niet. Hoewel zo'n punt (boule) niet vlak bij het but ligt, doet het toch mee. Belle De laatste en beslissende partij bij een "best of three". De tweede partij is "la ravanche. Bétonner Voordurend blijven verdedigen ; Het spel sluiten ; dichtmetselen ; geen enkel risico nemen. Biberon De boule ligt tegen het but aan. Het woord betekent letterlijk een fles van een baby. Bien joué Mooie bal, goed gespeeld. Wordt vooral veel gezegd in Frankrijk.
Petanque woorden (B)
Blijver Een doeltreffend getireerde boule die door zijn ligging een (potentieel) punt oplevert. Blijvertje Jeugdig petanquetalent die meer dan eens bewezen heeft zich te kunnen meten met de top. Bon Homme Een compliment aan een zeer goede speler. Bonne Maman Een manier van rollen op een glad oppervlak waarbij de speler voorover buigt en de boule loslaat vlakbij zijn/haar voeten. Bonnes Nouvelles Goede berichten: de tegenstanders verprutsen twee of meer boules... Bouchon Houten balletje waar naar toe geworpen wordt. Andere naam voor but Boule de fort Een variant van jeu de boules uit het Maine-Loiregebied. Boule en bois Slechte boule. Boules De ijzeren ballen waarmee petanque gespeeld wordt. Boules Cloutées Oude boules die werden gemaakt door houten boules te bedekken met spijkers. Boules Collées Boules die helemaal tegen elkaar liggen (kleefballen). Boule Devant Het Franse gezegde "Boule devant, c'est boule d'argent" (een boule ervoor is een boule van zilver), betekent dat bij het pointeren altijd voor het but moet worden geplaatst. Zon boule ervoor heeft extra waarde omdat hij ook als obstakel dienst kan doen. Als de tegenpartij op punt wil komen lopen zij het gevaar de boule op te spelen Boules Farcies boules waarmee gerommeld is door bijvoorbeeld injecteren van lood of zware olie.
Petanque woorden (B vervolg)
Boules Lissés boules zonder stries. Veel schutters hebben een voorkeur voor dergelijke boules. Boules Quadrillées boules met veel stries. Dit soort boules is populair bij pointeurs. Bouliste Een jeu de boule of petanque speler. Boulodrome Jeu de boules-speelterrein. Boulomane Een jeu de boules- of petanque liefhebber. Bourrer une boule Je boule iets harder spelen dan normaal om te voorkomen dat hij onderweg stil komt te liggen of in de grond smoort. Je boule wat extra's meegeven. Bovenhands spelen Spelen met de rug van de hand naar de grond gekeerd Bras d'or Letterlijk 'gouden arm'. Een compliment aan een goede werper. Bush of pampas Een in allerijl aangelegd terrein ergens ver weg van de andere terreinen. But(je) Houten balletje waar naar toe geworpen wordt. But perdu, noye, mort Ongeldig but.
Petanque woorden (C)
Cabochard Een speler die dan weer heel goed en dan weer heel slecht speelt. Cadrage Een methode om teams te elimineren en zodoende uit te komen op een veelvoud van 8 of 16. Canner Meten met een wandelstok. Cannonnier De schutter (tireur) van het team. Carreau Een geschoten boule neemt de plaats in van een liggende boule van de tegenpartij. Carreaux de restaurant Buiten/naast de partij de ene carreau na de ander schieten, met de mond weliswaar, maar in de partij ho maar... Carreau de muraille De boule van een tirreur ketst, na doel te hebben getroffen, tegen een muur of ander obstakel en komt terug in het spel, op de plek waar de geraakte boule lag. Casquette De te raken boule wordt bovenop geschampt, trilt heen en weer of springt even op, maar blijft op zijn plaats liggen. Casser une boule Een boule raken aan de bovenzijde. Chiquer (une boule) Een schutter raakt de te schieten boule maar deze wordt nagenoeg niet verplaatst. Bij het schieten naar de bal wordt de zijkant geraakt, zodat deze zijwaarts wegspringt Circle De plaats van waaruit men werpt Cochonnet Houten balletje waar naar toe geworpen wordt. Coco Benaming voor het but (België).
Petanque woorden (C+D)
Consolante Het randtoernooi dat wordt georganiseerd voor diegenen die bij directe eliminatie zijn uitgeschakeld. Contre Hiervan spreekt men als na het tireren verschillende boules tegen elkaar ketsen. Contre carreau De zojuist geraakte boule van de tegenstander botst tegen een vlakbij liggende boule van je eigen team en maakt daar een carreau. Couloir De haag gevormd door toeschouwers als zij rond een partij staan te kijken. Coup Tireer- of pointeerworp Couper une boule Op het "oor" van een boule schieten, de zijkant dus, met het doel die boule te verwijderen zonder je eigen boule te verplaatsen die er achter ligt. Craindre Bang zijn om te verliezen. Defendre un point Het tireren van een boule van de tegenstander tijdens een ronde om zo tijdelijk een , twee of drie punten op het terrein te hebben liggen. Demi donnée Een manier van pointeren waarbij men, al zoekend, de plaats waar de bal moet neerkomen probeert te bereiken Demi portèe Een half hoge worp die halverwege tussen de werpcirkel en het but neerkomt. Devant-de-Boule Als een boule eindigt voor en tegen een boule van de tegenstander. Deze manier van plaatsen is effectief omdat de tegenstander het risico loopt dat zij hun eigen boule verplaatsen als ze proberen deze te schieten. Donnée De plaats op het terrein waarop men tracht de bal te laten neerkomen tijdens het plaatsen Donner le coup De partij weggeven zonder er echt om te spelen.