Zowaar zowaar, de eerste echte sneeuw van deze winter is een feit, zondagavond sneeuwde het dikke vlokken (bijna kiekenpluimen) en werd er zelfs een laagje van 1 à 2 cm dik gevormd. Het sneeuwdekje was geen lang leven beschoren want 's anderendaags was het in de avond reeds verdwenen. Hoe anders was het vorig jaar toen de sneeuw bij momenten tot 20 cm dik lag het stenen uit de grond vroor. Toch werd zondagavond het kind in mij plots wakker door het zien van al die dwarrelende blokjes en ja daar kwam mijn afwijking plots naar boven, het staren naar de lantaarnpaal. Waar anders kan je in het donker de eerste vlokjes beter zien dwarrelen.
Die afwijking heb ik al van kinds af aan. Als kind werd ik al euforisch toen Armand Pien nog maar de woorden sneeuw uitsprak in zijn weerpraatje. Ik was zodanig ongeduldig dat ik regelmatig stiekem uit mijn bed kwam en de rolluiken heel stilletjes een beetje naar omhoog trok. Een spleetje was voldoende om naar de straatlantaarn te kunnen kijken en te proberen de eerste sneeuwvlokjes te spotten. Dit ritueel herhaalde zich een paar maal en leidde tot vreugde of teleurstelling afhankelijk van het resultaat. Veertig jaar later is dat gedrag nog niet verdwenen, het is natuurlijk iets makkelijker nu, de gordijnen voor het raam gericht naar de tuinspot gaan niet dicht om continu zicht te hebben om wat komen moet. Mijn huisgenoten weten dit al en slaan er geen achting meer, enkel het heen en weergeloop stoort hen wat.
Ik heb altijd gedacht dat ik alleen was met dit soort afwijkend gedrag maar niks is minder waar! Er bestaat een weerforum waar alle wintergekken van de lage landen samentroepen en waarnemingen en ervaringen uitwisslen. En wat blijkt, er zijn daar nog fanatiekere lantaarnpaalstaarders dan ik, gasten die soms 's nachts opblijven om niks van het schouwspel te kunnen missen, die extra spots in hun tuin plaatsen en dies meer. Sedertdien voel ik me wat minder beschaamd in mijn afwijkend gedrag.