Een katrol bestaat uit een schijf, met een groef op de omtrek, waar het touw in ligt. De schijf draait om een as. De schijf is eventueel voorzien van een lager om de wrijving met de as te beperken. De uiteinden van de as zijn bevestigd in de blokwangen. De blokwangen komen bij elkaar in een haak of oog, dat wordt bevestigd aan een vast punt of aan de hijslast. In een katrol kunnen meerdere schijven zijn verwerkt: samen op één as, of verdeeld over meerdere assen. Men spreekt dan van een takelblok of meerschijfs blok. Het uiteinde van het touw wordt doorgaans bevestigd aan een oog dat aan een van beide blokken is bevestigd. Dat oog heet een hondsvot.
Soorten katrollen
Er bestaan 2 verschillende katrollen en kunnen op 4 manieren teoegepast worden.
De eerste soort is de losse katrol ook wel een enkele Jol.
De tweede soort is de vaste katrolook wel een klaplopee.
Dat waren de twee eerste toepassingen ook tegelijkertijd maar je hebt ook een losse en vaste katrolof de dubbele jol.
En je hebt ook een met een combinatie vast vaste en losse katrollen maar 2 keer gebruikt.