Van alle gulden heuvelkammen kentelen lijnen, die lenig naar elkander wentelen te zamen vloeiend in het dal, als fijne ideeen, die heur draden mengelen, uit elke geesteshoogte, en samenstrengelen tot een harmonischen gedachtenval.
Van alle verre kruinen wellen wateren, die speelsch in spiegelklare beken klateren, saamborlend in de lage kom, als krachten, die het zwellend hart doorstroomen, uit diepte en uiteinde aderend aangekomen, en alle kracht opslurpend van rondom.
De vormen lijnen af de kalme krachten. De planten groeien,vredige gedachten, heur stille wording onbewust; en over de eerstigheid van alle dingen, die, 't een naast 't andre, elkander niet doordringen, daalt, in geleidlijkheid, gedegen rust.
Prosper Vanlangendonck - Juni 1900
(in 1979 teruggevonden in de Openbare Bibliotheek -Prinsengracht Amsterdam in "Gedichten", Elsevier Uitgave)