Thomas a Kempis, de schrijver van 'de Navolging van Christus' :
Thomas a Kempis, geboren in Kempen, nabij Keulen, heette eigenlijk
Thomas Hamerken. Op zijn 13de trok hij naar het Nederlandse Deventer
om er net zoals zijn enige broer, de 12 jaar oudere Jan, te gaan studeren bij
de Broeders van het Gemene Leven. Zes jaar later trad hij in in het klooster
van Sint-Augustinus van de congregatie van Windesheim op de Agnietenberg in
Zwolle, waar hij in 1413 tot priester werd gewijd. In dat klooster zou hij de
rest van zijn lange leven Thomas werd 91 slijten.
Hij hield zich vooral bezig met kopiëren, iets waarin hij volgens de
meeste bronnen als tiener al een zeer grote bekwaamheid had verworven, met
bidden en schrijven. Van zijn hand zijn onder meer de levensbeschrijvingen van
Sint-Lidwina van Schiedam en van Geert Groote, de grondlegger van Moderne
Devotie. Hij stierf, nadat hij de laatste jaren van zijn leven aan waterzucht
had geleden, in 1471.
Twee eeuwen later werden zijn stoffelijke resten op last van de
keurvorst van Keulen opgegraven en overgebracht naar de Sint-Jozefskapel in
Zwolle. Nog later , nl. in 1627, werd het graf in Zwolle geopend en verhuisden
de stoffelijke resten naar de Sint-Michaëlskerk, waar ze nu nog rusten. Markant
was hierbij de melding van de grafdelver : Het hoofd lag op turven, zo goed en
gaaf, of ze pas gegraven waren; ter rechterzijde lag het hoofd op de aarde,
waardoor het aan dien kant een weinig geschonden was, de tanden, nog wit
zijnde, waren allen aanwezig, maar door
het aanraken vielen er een of twee uit. De handen lagen nog kruisgewijs,
namelijk de rechter over de linker en hadden nog alle vingers. Maar wat het meest
verbazingwekkend was : In Thomas graf werden bloemen gevonden, zoo schoon
bloeiende als in t midden van Mei. Deze bloemen, geworteld in den enkel van
den linkervoet binnenbeens, waren omtrent een voet hoog, wit, rood en geel van
kleur.
|