Het
scapulier van de berg Karmel (= bruine scapulier)
Bij
haar 5de verschijning te Fatima op 13 augustus 1917 liet Maria de 3
kinderen Lucia, Jacinta en Francesco weten, dat ze op 13 oktober weer zou
verschijnen en dat ze Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel te zien zouden
krijgen. Omdat voor deze verschijning het grote zonnewonder door Maria was
aangekondigd, was er een menigte van 70.000 mensen samengekomen. De H. Maagd
maakte Zich bekend als : Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans. Ik ben gekomen,
om de mensen aan te sporen van leven te veranderen en God niet meer door de
zonden te beledigen, daar Hij al zozeer beledigd is. Dat zij de Rozenkrans
bidden en boete doen voor hun zonden. Op deze plaats verlang Ik een Kapel. Als
de mensen zich bekeren, zal er vrede op aarde komen. Hierbij opende Zij weer
de handen en liet ze in de zon stalen; terwijl Zij Zich verhief straalde Haar
eigen licht terug van de zon, de zon weerkaatste het. Dan riep Lucia dat de
mensen naar de zon moesten kijken. Zij zagen de zon ronddraaien als een wiel
van vuur met prachtige stralen, daarna stilstaan en als laatste zigzag naar hen
toe bewegen.
Als
de O.L.Vrouw dan in de oneindige verte verdwenen was, verscheen naast de zon de
Heilige Jozef met het Kindje Jezus en Maria in het wit, met een blauwe mantel
om. De Heilige Jozef zegende de wereld met een handbeweging in de vorm van een
kruis. Ook deze verschijning verdween. Daarop verscheen de Heer Jezus en
O.L.Vrouw (van Smarten). De Heer scheen de wereld te zegenen, op dezelfde wijze
als de H. Jozef had gedaan. Toen deze verschijning verdwenen was, kwam Maria
als de O.L.Vrouw van de Berg Karmel terug. Daarbij hield ze een scapulier in de
hand. In de maand augustus 1950 vraagt men zuster Lucia, een van de zieners die
nadien tot de Karmel is ingetreden, waarom de Moeder Gods was verschenen met
het Scapulier van de Karmel. Haar antwoord luidt : Dit is omdat Onze Lieve
Vrouw graag wil, dat wij het Heilig Scapulier dragen. Mgr. Da Silva verklaart van zijn kant dat het scapulier een
onlosmakelijk deel uitmaakt van de boodschap van Fatima.
Wat
is dan toch dit scapulier waar de Allerheiligste Maagd Maria zoveel waarde aan
hecht ?
Het
woord scapulier stamt uit het Latijn scapulae, dat schouders betekent.
Het scapulier is een lange strook stof die de schouders bedekt; vaak voorzien
van een capuchon (= kap) en van voren en van achteren neerhangend tot de
voeten. Het wordt door monniken over hun tunica (of kleed) gedragen. Het
scapulier van de Berg Karmel is een verkleining van dit kleed.
Ontstaan
De
Karmel ! Een naam rijk aan herinneringen. De profeten bezongen destijds al de
schoonheid van deze berg in Galilea, die als een voorgebergte boven de
Middellandse Zee opdoemt. Vooral de profeet Elia roemde de heilige berg om haar
deugden en wonderen. Daar trok hij zich in de 9de eeuw voor Christus
terug. Gedurende drie jaar heerste toen in Palestina een meedogenloze droogte,
een hemelse straf wegens de trouweloosheid van de Hebreeën jegens God. Terwijl
Elia aan het bidden was, zond hij zijn dienaar naar de top van de Berg Karmel
met de woorden : Klim omhoog en kijk naar de zeekant ! De dienaar klom naar
boven en zag niets
Hij kwam beneden met de woorden : Er is niets te zien !
Daarop liet de profeet hem zijn vruchteloze klautertocht tot zeven maal toe
overdoen. Toen hij uiteindelijk terugkwam zei hij : Ik zag een heel klein
wolkje. Dat wolkje was zo klein dat het bij het eerste zuchtje wind wel moest
oplossen. Maar geleidelijk aan werd het groter, breidde zich uit over de hele
omtrek en stortte zich op de aarde als een overvloedige, heilbrengende regen.
(1 Kon. 18) Naderhand zagen veel commentatoren in die zo weldadige wolk het
beeld van de Heilige Maagd, die door haar Zoon, Jezus Christus, met haar
kostbare, maar verborgen deugden, de stromen van goddelijke genade over de
wereld liet uitstorten.
In
navolging van de profeet Elia hebben er in verschillende tijdsperioden
kluizenaars op de Berg Karmel geleefd en gebeden. Zij ontvingen de Geest door
hun eigen verbond met God en gaven die door net zoals Elia. Die plaatsen,
geheiligd door mannen van gebed, hebben andere mannen van gebed aangetrokken. In
het begin van het christelijk kloosterwezen in Palestina, ongeveer in de 4de
eeuw, herbergde de Berg Karmel in haar rotsachtige bergwanden de Byzantijnse
Lauras. Dit is een kluizenaarskolonie. Zij leidden een sober en kuis
gebedsleven en kwamen samen voor bepaalde oefeningen onder de leiding van een
abt. Deze sporen zijn vandaag nog te zien. In de ruïnes van die eerste
kloosters zonderden zich aan het einde van de 12de eeuw de eerste
Latijnse kluizenaars af, meegekomen met de grote kruistochten.
Die
eerste Karmelieten, afkomstig uit het westen, bouwden op de Karmel op een
prachtige en sierlijke plek voor Onze Lieve Vrouw een fraai kerkje, zo
vermeldt een oude kroniek. Hieruit blijkt de bijzondere toewijding van de Orde,
geboren uit de Moeder van God, Prinses en Moeder van de Karmel genoemd. Later
zou de heilige karmelietes Teresa van Avila (16de eeuw) over de
Allerheiligste Maagd Maria zeggen : Deze Orde is de hare. Zij is onze
Koningin en onze Schutspatrones.
De
Heilige Maagd vergde heel wat van haar trouwe dienaren van de Berg Karmel :
aan beproevingen en allerlei lijden ontbrak het hun niet. Maar Maria leerde hun
het lijden naar waarde te schatten omdat het ons reinigt en ons tot een
hostie voor zondaars maakt. De monniken ervaarden een streng maar toch diep,
bovennatuurlijk geluk. Ze verzochten St.-Albert, de patriarch van Jeruzalem, om
een leefregel. In 1225 vertrok een delegatie van de Orde naar Rome om de
Heilige Stoel om goedkeuring te vragen. Het Vierde Concilie van Lateranen
(1215) had erom gevraagd de nieuwe instellingen onder te brengen bij de reeds
bestaande Orden. De goedkeuring van deze Instelling door de Paus leek
twijfelachtig, maar in 1226 stemde Honorius III toch toe.
Maar
de moeilijkheden waren nog niet ten einde : de vervolgingen door de islam in
het Heilig Land troffen de monniken zwaar. Sommigen onder hen werden tijdens
de Saraceense invallen gemarteld. Ondertussen overwogen de Karmelieten de
heilige berg te verlaten. De Prior van de Berg Karmel stond een bepaald aantal
broeders toe het Heilig Land te verlaten om terug te keren naar hun land van
geboorte en daar kloosters van de Orde te bouwen. De laatste monniken die op de
Berg Karmel waren gebleven, werden in 1291 tijdens de inname van Sint-Jan van
Acre (nu Akko genoemd) vermoord of gedwongen te vertrekken.
Sint Simon Stock en de schenking van het scapulier
Simon
Stock werd rond 1165 in Engeland geboren. Hij was uitvoerig getuige van het
onstuimige begin van de Orde dichtbij de Elia-fontein op de Berg Karmel,
evenals van allerlei problemen, veroorzaakt door de overplaatsing van de Orde
naar het westen. Nadat hij zich weer in Engeland had gevestigd werd hij rond
het midden van de 13de eeuw in Aylesford gekozen tot Hoofdprior van
de Orde. Eerst had hij met een crisis af te rekenen ontstaan door de overgang,
die een groot aantal van zijn monniken maakten, naar andere (Franciscaner- of
Dominicaner) bedelorden. De Karmel werd in haar bestaan bedreigd. In uiterste
nood richtte de heilige Simon zich tot Maria. Was de Karmel niet door haar
gewild en dus aan haar eer verbonden ? De Moeder van God beantwoordde zijn
smeekbede door een verschijning die waarschijnlijk op 16 juli 1251 plaatsvond,
waarbij zij hem een wonderbaarlijk geschenk gaf : het scapulier. Het verhaal
van dit visioen werd ons overgeleverd via een groot aantal documenten, waarvan
de oudste uit de eerste helft van de 14de eeuw stammen. Dit is een
stuk tekst uit de Fioretti van Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel: Simon,
een man met grote ingetogenheid en verering voor Maria, bad vaak nederig maar
aanhoudend tot de Maagd, de roemvolle Moeder Gods, Schutspatrones van de
Karmelorde, opdat zij die Orde een voorrecht zou toekennen, die opviel door
haar naam. Zo bad hij elke dag in zijn gebeden met een hart vol devotie tot
haar :
Bloeme van de Karmel, fleurige
Wijnstok, Schittering des Hemels,
vruchtbare Maagd,
Enige, Zachte Moeder, die nooit een
man bekende,
Sterre der zee, schenk uw gunst aan
uw Karmelieten.
En
op een dag verscheen Onze Lieve Vrouw aan hem, omringd door een schare engelen,
terwijl zij in haar hand het scapulier hield. Ze zei tot hem : Dit hier is een
teken voor jou en een voorrecht voor alle Karmelieten : degene die in dit kleed
sterft wordt gespaard voor het eeuwig vuur.
En
dan overhandigde zij hem het scapulier.
Verspreiding van het scapulier
Oude
verhalen vermelden dat de bekering van een Engelse edelman het eerste wonder
was met het scapulier. Deze man had eerst de hele streek tot zonde aangezet.
De heilige Simon Stock had de bekering verkregen door zijn scapulier op de
stervende te leggen. In dit wonder zag Simon een aanleiding om het geheim aan
zijn broeders te onthullen en om hun het prachtige kleed te laten zien dat hij
uit handen van Maria had ontvangen. Hij stierf omstreeks 1265 in Bordeaux (waar
een gedeelte van zijn relikwieën zich nog steeds bevinden) en liet aan de Orde
de ontvangen boodschap na en de gegronde
hoop op een beslissende snelle ontwikkeling ervan. Sinds 1281 bepalen de
Grondregels van de Karmelieten : Het scapulier zal worden bewaard en zoals
vroeger het speciale kleed van de Orde blijven.
Het
wonderbaarlijke visioen werd al spoedig door paus Innocentius IV bevestigd en
het nieuws over het prachtige geschenk van de Moeder van God aan de
Karmelietenorde verspreidde zich spoedig. Van overal kwamen mensen uit alle
lagen van de bevolking toegesneld; verlangend deel te hebben aan de grote
beloofde gunsten : het geschenk van het scapulier was immers aan de hele Kerk
beloofd (de Heilige Maagd had gezegd AL wie sterft met dit teken van de
Orde
). Door zich tot de Broederschap van het scapulier te wenden konden
eveneens leken baat hebben bij de heilsboodschap.
De
heilige Lodewijk, koning van Frankrijk, had het scapulier ontvangen, maar hij
droeg het in het geheim en het beschermde hem tegen de gevaren van de zee. Hij
stierf met dit gewaad aan. De Engelse koning Edward II, die begin 14de
eeuw regeerde, ontving het scapulier ook en de paus Johannes XXII verleende aan
deze vorst een oorkonde van goedkeuring, die de wonderbare besherming door Onze
Lieve Vrouw van de Berg Karmel vermeldt. Dan waren er ook nog vele heiligen die
het scapulier hebben gedragen zoals Don Bosco, Bernadette Soubirous en ook
vorige pausen. Ook Paus Johannes-Paulus II droeg het scapulier.
De
devotie van het scapulier verspreidde zich geleidelijk aan, als vanzelf onder
de christenen. Stapsgewijs volgden zij de wonderen die hier en daar gebeurden
en waren die wonderen de beste aanbeveling. Allerlei mensen, zowel koningen als
leken, begonnen onder hun gewone kleren dit vierkant stuk stof over de
schouders te hangen. Het formaat was bij hen kleiner dan het scapulier van de
monniken.
Het Sabatijns voorrecht
Onder
de talrijke geestelijke gunsten, door de Kerk verleend aan hen die het
scapulier dragen, is wel het meest opmerkelijke : het Sabatijns voorrecht. De
oorsprong ervan schuilt in de Sabatijnse bul, die paus Johannes XXII in 1317
zou hebben uitgevaardigd, net nadat hij een visioen had gekregen van de Heilige
Maagd. Zij beloofde de Heilige Vader daarbij al diegenen van het vagevuur te redden die het scapulier zouden dragen.
Om van deze nieuwe belofte te kunnen genieten moet aan twee voorwaarden zijn
voldaan. Op deze voorwaarden wordt dieper op ingegaan wat verder in deze tekst.
De boodschap van het scapulier
Het
gaat erom zielen te helpen het eeuwig leven te bereiken en hen te redden uit de
hel door hen te verenigen met zijn Orde, waarvan de Heilige Maagd de Koningin
is. Zij zal hen helpen in de hemel te komen.
Paus
Pius XII schreef in zijn brief Neminem profecto (1950) het volgende erover :
Het gaat hier niet om iets van weinig belang, maar om door middel van de
belofte van de Allerheiligste Maagd waarover de Traditie het heeft, het eeuwig
leven te verkrijgen. Het gaat dus om een zeer belangrijke aangelegenheid en
over de manier om die zeker tot een goed einde te brengen. Het scapulier is als
kleed van de Maagd, een onderpand van de bescherming door de Moeder Gods.
Hoeveel zielen hebben, in wanhopige omstandigheden, hun hoogste bekering en hun
eeuwig heil aan het scapulier, waarmee ze bekleed waren, te danken gehad !
Hoeveel anderen hebben te midden van gevaren van lichaam of ziel, dankzij dat
scapulier, de moederlijke bescherming van Maria gevoeld !
Zou
het scapulier er niet zijn om hen, die het vergeten, te herinneren aan de
werkelijkheid van de dood ? Daarover had paus Johannes Paulus II het in de
apostolische brief Verzoening en Boetedoening, verschenen in 1984 : De Kerk kan
een doorlopende catechese de dood, het oordeel, de hel en het paradijs niet
achterwege laten.
Van
de Herders van de Kerk wordt verwacht om een catechese te geven die met
zekerheid van geloof het leven na dit huidige leven bekendmaakt en uitlegt.
Achter de mysterieuze poort van de dood strekt zich een eeuwigheid uit. Met
enkel en alleen deze mogelijkheden:
- in vreugde en in
gemeenschap met God leven
- of van pijn en
afgescheiden van God leven
Alleen
op die manier kan men de precieze maat van de zonde inschatten en zich de
juiste houding tot boetedoening aanmeten en de nodige verzoening vragen.
In
de Katechismus van de Katholieke Kerk kan men lezen : De leer van de Kerk
bevestigt het bestaan van de hel en haar eeuwige duur. De zielen van hen die
sterven in staat van doodzonde, dalen onmiddellijk na de dood af in de hel, waar
zij de straffen van de hel, het eeuwige vuur, ondergaan. De belangrijkste
straf van de hel bestaat in het eeuwig van God gescheiden te zijn.
Want
alleen in Hem kan de mens het leven en het geluk vinden. Hiertoe is hij immers
geschapen en hiernaar streeft hij. De uitspraken van de heilige Schrift en de
leer van de Kerk met betrekking tot de hel doen een beroep op het
verantwoordelijkheidsgevoel waarmee de mens gebruik moet maken van zijn
vrijheid met het oog op zijn eeuwige bestemming.
Zij
zijn tegelijkertijd een dringende oproep tot bekering : Gaat binnen door de
nauwe poort; want de weg die naar de ondergang voert, is wijd en breed en velen
zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg die
voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden (Matt. 7, 13-14).
De
Heilige Maagd Maria heeft Simon Stock een uitzonderlijke belofte gedaan. Zij
heeft beloofd de deur van de hemel te openen. Dit is het uiteindelijke doel en
de verwezenlijking van de diepste verlangens van de mens, de hoogste en
definitieve staat van geluk voor hen die sterven. Dit voor degene die bekleed
zijn met haar scapulier. Zij zullen bewaard
blijven voor het eeuwige vuur, nu de Heilige Maagd Maria niet zal toelaten
dat zij in doodzonde zullen sterven. Deze zekerheid van het eeuwig geluk is
een enorme genade. Jezus toont ons het belang hiervan, wanneer Hij zegt : Wat
voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen als dit ten koste
gaat van eigen leven ? (Mc. 8, 36)
Het
geloof, beloond te worden naar onze goede en onze slechte werken, het besef van
onze eigen zwakheid, een onverschrokken vertrouwen in Gods genade en in de
almachtige bescherming van de Heilige Maagd Maria, vormen samen de basis van de
devotie van het scapulier.
Een heilsgewaad
Het
scapulier is een kleed, het is het gewaad van de Maagd.
In
de Heilige Schrift is het kleed een teken van twee dingen tegelijk :
- de zondeval van de
mens, die de genade heeft verspeeld (Gen. 3) en die zoals in de parabel
van de verloren zoon door zijn vader werd opgewacht, niettegenstaande zijn
zondig gedrag en door zijn vader bij zijn terugkeer bekleed werd met het
prachtigste gewaad. (Luc. 15, 22)
- de geestelijke kant
van de mens en van zijn bovennatuurlijke bestemming. De profeet Jesaja
(61, 10) zegt in zijn dankgebed : Ik verheug mij uitbundig in de Heer, ik
jubel en juich om mijn God, want Hij heeft mij bekleed met gewaden van
redding, mij gehuld in een mantel van heil, zoals de bruidegom een kroon
opzet en de bruid zich met haar opschik tooit.
De
heilige apostel Paulus leert ons welke kleding de goede soldaat van Christus
draagt : Sta dan, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het harnas
van gerechtigheid
Hanteer daarbij het grote schild van het geloof
Neem ook de
helm van het heil
(Ef. 6, 14, 16, 17). Het boek Apocalyps staat het volgende
over het laatste oordeel : ...Dat zijn degenen die komen uit de grote
verdrukking, die hun gewaden wit hebben gewassen in het bloed van het Lam.
(Apoc. 7, 14) Het scapulier is een heilsgewaad, een geestelijk pantser en
schild, een mantel van onschuld waarmee de Moeder Gods ons bekleedt. Het
scapulier straalt van de kant van de drager een toewijding aan Maria uit en van
de kant van de Maagd Maria een verplichte inzet om hen die het dragen te altijd
te hulp te komen en vooral in het uur van de dood.
Sint
Louis Marie Grignion de Montfort biedt in zijn Verhandeling over de ware
verering van de Heilige Maagd een levenswijze aan waar de Moeder van God lof
wordt gebracht : Heel ons handelen tot stand brengen door Maria, met Maria, in
Maria en voor Maria, om onze daden volmaakter te doen worden door Jezus
Christus, met Jezus Christus, in Jezus en voor Jezus.
Het scapulier en de oplegging ervan
Het
scapulier bestaat uit twee rechthoekige of vierkante stukjes stof van bruine
wol, niet gebreid maar geweven, onderling verbonden door twee draden zodat één
deel op de borst en één deel op de rug kan worden gedragen. De afbeelding van
de Heilige Maagd is erop aangebracht. Het scapulier moet doorlopend gedragen worden
(ook s nachts). Natuurlijk mag men het afdoen om zich te wassen zonder dat het
voordeel van de belofte verbroken wordt. Het mag onder de kleren gedragen
worden. Het wordt eens en voor altijd bij de eerste oplegging gewijd. Als een
scapulier vuil wordt of versleten raakt mag het zonder enige nieuwe opleggings-
of wijdingsceremonie vervangen worden.
Men
wordt lid van de Broederschap van het Scapulier van Onze Lieve Vrouw van de
Berg Karmel door oplegging van het scapulier. Dit wil zeggen dat het kleed om
de schouders moet gehangen worden volgens het vastgestelde ritueel. In geval
van nood of levensgevaar en als het niet mogelijk is een priester te vinden,
mag een leek bij zichzelf of bij iemand anders een eerder door een priester
gewijd scapulier opleggen, waarbij hij/zij voor de Heilige Maagd een gebed
bidt. Elke priester of diaken kan het scapulier opleggen. Men dient daarvoor
één van de wijdingsformules, door het Romeins Ritueel (Pius X, 4 jan en 30
maart 1908), vastgesteld te gebruiken.
De medaille van het scapulier
Paus
Pius X heeft de vervanging van de stof van het scapulier door een medaille
toegelaten voornamelijk vanwege het vergaan van de stof in warme landen. Met
een medaille van het scapulier kan men dus de drie beloften van de
Allerheiligste Maagd krijgen : vrijwaring van het eeuwige vuur, bevrijding van
het vagevuur en bescherming tegen gevaren van ziel en lichaam. Hierbij valt op
te merken dat de medaille niet officieel kan worden opgelegd. Het is
noodzakelijk om eerst een scapulier van stof te ontvangen en te wijden, pas
daarna mag men die vervangen door een medaille. Daartoe eerst speciaal gezegend
door een priester met de wijdingsformule van het scapulier of eenvoudigweg met
een kruisteken. De medaille dient aan de ene kant Onze Lieve Heer af te beelden
die Zijn Hart toont en aan de andere kant de Heilige Maagd. Een
scapulier-medaille kan om de hals of op het lichaam gedragen worden. Als men
van medaille verandert hoeft de nieuwe medaille niet meer gewijd te worden.
De
Kerk geeft de voorkeur aan een scapulier van stof, omdat het stukje stof het
gewaad dat door de Heilige Maagd werd afgestaan, beter weergeeft. Het ongemak
van de slijtage van de stof kan trouwens opgevangen worden door het scapulier
in een plastiek hoesje te dragen.
Voorwaarden om door de beloften te worden begunstigd
Wat
betreft de hoofdbelofte, namelijk gevrijwaard te worden van de hel, is er geen
enkele bijzondere voorwaarde, behalve het scapulier te hebben ontvangen met een
rechtschapen bedoeling en het te dragen op het tijdstip van de dood (wanneer
men het in een ziekenhuis bij een zieke afneemt wordt hij geacht het steeds te
hebben gedragen).
Het
scapulier kan ook worden opgelegd bij niet-katholieken, voor zover zij er de
betekenis van begrijpen.
Om
het Sabatijns voorrecht (= verlossing van het vagevuur door de Heilige Maagd,
op de zaterdag volgend op de dood) te kunnen genieten, zijn er verder nog drie
voorwaarden :
- het scapulier
gewoontegetrouw dragen
- de kuisheid bewaren
: voor zusters en broeders die gekozen hebben voor een leven in dienst van
God moet het celibaat nageleefd worden, voor gehuwden moeten de plichten
van elke goede christen inzake kuisheid nageleefd worden
- dagelijks moet het
kleine Officie ter wille van de Heilige Maagd gebeden worden, maar de priesters
hebben dit afgezwakt door bijvoorbeeld in de plaats het dagelijks bidden
van de rozenkrans voor te schrijven
Het
niet dragen van het scapulier is op zichzelf geen zonde. Men mag dus na het
ontvangen ophouden het te dragen, maar je kunt dan wel niet meer van de
beloften genieten ! Wie na enige tijd het scapulier weer omdoet na het niet
dragen ervan (zelfs jaren), hoeft het niet opnieuw te laten opleggen.
Aflaten verbonden aan het dragen van het scapulier
Een
gedeeltelijke aflaat = kwijtschelding van een deel van de straffen die we in
het vagevuur moeten verduren, wordt toegekend aan hen die op godsvruchtige
wijze het scapulier of de medaille hebben gedragen, elke keer als ze hun
eenheid met de Allerheiligste Maagd of met God door middel van het scapulier
opnieuw beleven door dit te kussen of door vanuit het hart een wens, een
bezieling of een aanroeping formuleren.
Een
volle aflaat = kwijtschelding van alle straffen van het vagevuur, wordt
toegekend op de dag dat men voor de eerste keer een scapulier ontvangt, en ook
op de volgende feestdagen :
- OLV van de Berg
Karmel op 16 juli
- profeet Elia op 20
juli
- H. Teresia van het
Kind Jezus van Lisieux op 1 oktober
- H. Teresa van Jezus
van Avila op 15 oktober
- alle heiligen van de
Karmelieten-Orde op 14 november
- St. Jan van het
Kruis op 14 december
- St.
Simon Stock op 16 mei.
Deze
aflaat wordt onder de volgende voorwaarden verleend :
-
Biecht, communie, het afzweren van elke hang naar zonde,
zelfs dagelijkse zonden (dat wil zeggen dat men nog liever zou sterven dan doelbewust
een dagelijkse zonde te begaan), gebed voor de paus (bv. Een Onze Vader en een
Wees Gegroet).
-
De wil tot naleven van de verplichtingen van het Genootschap
van het Scapulier : van de broeders van het Heilig Scapulier wordt dringend
een rechtschapen leven en zuiverheid van zeden aanbevolen, die hen waardig
maken voor de moederlijke bescherming en voor de beloften van de Heilige Maagd.
|