Ik veranderde mijn naam en begon aan mijn nieuw leven met hoop in mijn hart. In het dorp waar ik toen verbleef stond ik bekend als 'Monsieur Madeleine'. Ik werd een eerlijk man, werkte en hielp wie ik helpen kon. De mensen vertrouwden mij en ik deed alles wat ik kon om dat vertrouwen nooit te schenden. Na enkele jaren werd ik fabrieksbaas, en dan zelfs burgemeester.
Jammer genoeg kon ik niet iedereen helpen, dat besef ik nu. Toen wou ik dat echter niet accepteren.
Op een dag ontmoette ik een vrouw, een van diegenen die ik niet heb kunnen helpen, of toch niet voor het te laat was. Het was winter, en ze had enkel een doorweekt kleed aan. Doorweekt, omdat een man het om een of andere reden nodig vond om een sneeuwbal tussen haar rug en haar kleed te stoppen. Ze werd razend, natuurlijk, en maakte de fout om hem aan te vallen. Het was toen dat inspecteur Javert ter plaatste kwam, en hij twijfelde niet om haar op te pakken.
Javert was de uitzondering, de enige van de dorpelingen die mij niet kon verdragen, al wist ik niet waarom. Hij deed me denken aan een gevaarlijke hond, en voor een lange tijd geloofde ik bijna dat hij criminelen gewoon kon ruiken.
Het was niet gemakkelijk, maar uiteindelijk overtuigde ik hem om de arme vrouw vrij te laten. Zij was echter kwaad op mij, om redenen die ik niet onmiddellijk begreep. Het bleek dat het mijn schuld was dat ze arm was, dat ze haar haar, haar tanden en haar lichaam moest verkopen om maar een beetje geld naar haar zieke dochter te kunnen sturen. Ik besloot toen dat ik alles ging doen om haar te helpen.
De kou had ervoor gezorgd dat ze ernstig ziek was, en ik bracht haar naar de kliniek. Dagen gingen voorbij, maar ze werd niet beter. En elke dag smeekte ze om haar dochter te zien, maar ik was niet in staat haar op tijd te gaan halen.
De vrouw heette Fantine, en ze was ongelooflijk. Het leven had haar door het ergste gesleurd, maar haar hart bleef puur en onveranderd.
Die vrouw was jouw moeder.
- Monsieur Madeleine
|