Mijn naam werd verworpen en ze gaven mij een nummer, 24601. Ik was een galeislaaf, werd gezien als een stuk vuil. De onmenselijke manier waarop ik daar 19 jaar lang werd behandeld vulde mij met haat. Ik probeerde te vluchten, meerdere keren, maar nooit was ik snel genoeg. Zelfs toen ik uiteindelijk vrijgelaten werd, was ik nog steeds ver van 'vrij'.
De woede groeide enkel ieder keer dat mensen me vreemd aankeken, met angst in hun ogen. Alsof ik een wild beest was. Misschien was ik dat ook.
Maar zelfs het wildste paard kan getemd worden.
Ik ontmoette een bisschop genaamd Myriel, en hij toonde dat er nog hoop was voor mij. Twee zilveren kandelaars gaf hij mij, opdat ik altijd zou onthouden dat hij mijn ziel voor God heeft gekocht. Die kandelaars laat ik nu aan jou achter.
Na mijn ontmoeting met bisschop Myriel, beging ik nog één zonde, waar ik altijd spijt van zal hebben. Het was niet eens mijn bedoeling, het was alsof ik geen controle had over mijn eigen lichaam. Een kind liet zijn muntje vallen, en ik zette mijn voet erop. Ik besefte niet eens dat hij het terug vroeg, en voor ik het wist liep hij al huilend weg. Ik heb geprobeerd hem terug te vinden, maar tevergeefs.
Ik kan enkel bidden opdat al mijn zonden vergeven worden.
- 24601
|