De
zeven mannetjes
Er waren eens zes mannetjes,
Door elkaar zo teer bemind
Ze waren elkanders bondgenoot,
Elkanders beste vrind.
Maar toen kwam er een mannetje
Dat pestte er op los
Niemand kon er onderuit
En
ieder was de klos.
Hij brak van elk hun hartje
En ze dreven langzaam uiteen
Ze waren allemaal zo triest
En helemaal alleen.
Zelfs dat ene mannetje
Dat iedereen had gepest
Voelde zich echt rottig
Nog meer zelfs dan de rest
Hij vond dat hij zich moest excuseren
Want wat hij deed was echt verkeerd
Hij zei sorry tegen iedereen
En heeft er veel van bijgeleerd.
Dus de moraal van dit verhaal
Doe nooit een ander pijn
Niet vanbuiten én vanbinnen
Leer elkaar toch te beminnen
Want niemand is zoals hij had willen zijn.
Josefien Voets
|