-
eerst de kapitaalbasis, zijnde de waarde van de activa,
verminderd met de schulden;
-
vervolgens wordt een forfaitair rendement berekend op basis van het
gemiddelde rendement op staatsobligaties.
De belasting die daarop wordt toegepast, bedraagt
15%.
Niet in Zweden gevestigde pensioenfondsen
worden anders belast als zij dividenden uit Zweden ontvangen. Zij betalen over
de dividenden een bronbelasting gelijk aan 30 %. Dit tarief wordt op grond van
dubbelbelastingverdragen vaak verlaagd, meestal tot 15 % van het brutobedrag.
Samengevat: het tarief is in dit geval weliswaar
gelijk, maar de belastbare basis verschilt al naargelang men in Zweden
gevestigd is, dan wel elders.
Het Nederlandse Pensioenfonds Metaal en Techniek
die dividenden van Zweedse vennootschappen ontving, voelde zicht tekort gedaan.
Het fonds vond dat de Zweedse collegas gunstiger werden belast en dit in
strijd met het vrij kapitaalverkeer.
De forfaitaire belasting vervangt niet
alleen de bronbelasting, maar ook de belasting op kapitaalwinsten bij verkoop
en de belasting op inkomsten uit rente. Daardoor zou de reële belasting over dividenden
van Zweedse pensioenfondsen aanzienlijk lager zijn dan de forfaitaire belasting
van 15%. Voor buitenlandse pensioenfondsen is dat echter met zekerheid wel 15%.
Daarenboven kunnen de Zweedse pensioenfondsen schulden aftrekken van de
belastbare basis, terwijl dit niet mogelijk is bij de bronheffing. En tot slot wordt
de bronbelasting geheven op het moment van de dividenduitkering, terwijl de forfaitaire
belasting eerst het jaar na de uitkering van de dividenden wordt berekend, wat
een cashflownadeel tot gevolg heeft.
De Zweedse regering verdedigt zich en zegt
dat de forfaitaire belasting niet noodzakelijk voordeliger is gezien de ontwikkeling
van het rendement op staatsobligaties en omdat buitenlandse pensioenfondsen alleen
worden belast wanneer er daadwerkelijk een dividend is uitgekeerd, terwijl Zweedse
pensioenfondsen de kapitaalbelasting jaarlijks moeten betalen. Tevens
argumenteert de Zweedse regering dat de aftrekbare kosten niet gerelateerd zijn
aan de ontvangen dividenden en dat er geen kosten bestaan die rechtstreeks
gerelateerd zijn aan de Zweedse dividenden. Tot slot zegt ze dat er geen
cashflownadeel is omdat de Zweedse pensioenfondsen maandelijks voorafbetalingen
moeten doen.
Het Hof herhaalt een aantal principes die vroeger
al waren vastgelegd. De rode draad is daar natuurlijk bij dat maatregelen
verboden zijn die het kapitaalverkeer beperken omdat zijn niet-inwoners doen
afzien om investeringen in een lidstaat te doen of omdat ze ontmoedigen om in
andere staten investeringen te doen. Het Hof stelt vast dat er jaren kunnen
zijn waarin lokale pensioenfondsen gunstiger worden belast dan niet-lokale
pensioenfondsen. Dit verschil in behandeling kan niet-lokale pensioenfondsen
ontmoedigen om in Zweden te investeren en dat vormt dus in principe een verboden
beperking van het vrije kapitaalverkeer.
Lidstaten kunnen echter niets worden
verweten, vervolgt het Hof, indien de belastingwetgeving een onderscheid maakt
tussen belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren. Dit moet wel
restrictief worden toegepast. Het verschil in behandeling moet betrekking hebben
op situaties die niet objectief vergelijkbaar zijn of moet gerechtvaardigd worden
door een dwingende vereiste van algemeen belang.
Of iets vergelijkbaar is of niet, moet worden
onderzocht op basis van het doel dat wordt nagestreefd en alleen de criteria
die als relevante onderscheidingscriteria zijn vastgesteld, kunnen in
aanmerking worden genomen om te beoordelen of het objectief verschillende
situaties zijn.
Het Hof stelt vast dat de onderscheiden belastingen
een ander voorwerp hebben. De forfaitaire belasting heeft tot doel een neutrale
belasting in te voeren die onafhankelijk is van de conjunctuur van de inkomsten
van de activa en de vormen van pensioensparen. Zweden belast de inkomsten van Zweedse
pensioenfondsen aldus in zijn hoedanigheid van staat van vestiging en is
daarbij bevoegd het geheel van de inkomsten te belasten.
Het dubbelbelastingverdrag laat Zweden echter
niet toe de gehele Zweedse activa van een buitenlands pensioenfonds in de
belasting te betrekken. Zweden kan alleen de inkomsten belasten die
voortvloeien uit Zweedse activa van buitenlandse fondsen. Zweden heeft dus een beperkte
belastingbevoegdheid. Daardoor kan voor buitenlandse pensioeninstellingen de
doelstelling van onafhankelijkheid van de conjunctuur niet worden gerealiseerd.
Beide pensioenfondsen bevinden zich dus
niet in vergelijkbare situaties in het licht van de doelstelling die Zweden
beoogd en het Nederlands pensioenfonds krijgt nul op het rekest..
Mat
andere woorden, een tip voor wetgevers, als je nationaal iets wil bereiken via belastingmaatregelen
dat door de werking van dubbelbelastingverdragen niet kan bereikt worden voor
niet-inwoners, dan is er geen sprake van een vergelijkbare situatie en kunnen twee
verschillende fiscale regelingen naast elkaar bestaan.