Het Hof van Justitie heeft op 2 juni 2016 in
een Finse zaak een arrest geveld over belastingen, pensioen en discriminatie op
grond van leeftijd (Zaak C-122/15).
Blijkbaar betalen de Finnen drie vormen van
inkomstenbelasting:
-
een
progressieve inkomstenbelasting op het arbeidsinkomen,
-
een
inkomstenbelasting op kapitaalinkomsten,
-
en
een aanvullende belasting van 6 % op een ouderdomspensioen indien dat meer bedraagt
dan 45.000 euro per jaar.
Een Fins inwoner ontvangt een pensioen van 461.900
euro en betaalt daarvoor 251.351euro belasting. Daarnaast ontvangt hij ook nog
een salaris voor arbeid. Hij meent dat de aanvullende belasting van 6% op het pensioen
niet kon worden toegepast omdat deze zwaardere belasting in strijd zou zijn met
het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals opgenomen in de richtlijn 2000/78/EG
tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en
beroep en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Een pensioen
wordt namelijk uitgekeerd aan oudere werknemers waardoor de extra belasting dus
enkel oudere personen treft en dat wel eens een verboden leeftijdsdiscriminatie
zou kunnen zijn.
Uit het arrest blijkt dat de aanvullende
belasting van 6% tot doel heeft om hoge pensioeninkomsten zwaarder te belasten
en het verschil tussen de belasting op inkomsten uit ouderdomspensioen en op
inkomsten uit arbeid te verminderen waardoor ouderen worden gestimuleerd om aan
het arbeidsproces te blijven deelnemen. Een maatregel dus om langer te werken.
De rechter in Finland denkt dat deze fiscale regeling
geen betrekking heeft op werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden zoals bedoeld in
de richtlijn. De belastingregels leggen namelijk geen criterium vast om het salaris
te bepalen. De rechter betwijfelt dan ook of deze belasting onder het
toepassingsgebied van de richtlijn valt. Mocht dat wel zo zijn, dan moet
onderzocht worden of dit een ongeoorloofde discriminatie zou kunnen zijn op
grond van leeftijd zoals opgenomen in artikel 21 van het Handvest?
Volgens vaste rechtspraak van het Hof heeft de richtlijn
tot doel een algemeen kader vast te stellen om voor iedereen een gelijke
behandeling in arbeid en beroep te
verzekeren op het vlak van beloningen, onder meer door een verbod van discriminatie
op grond van leeftijd op dat vlak. De kernvraag is dus of er sprake is van een
beloning.
Het begrip beloning bestaat uit alle huidige
of toekomstige voordelen in geld of in natura, mits zij door de werkgever aan
de werknemer omwille van de dienstbetrekking worden toegekend. Ook bepaalde
uitkeringen na beëindiging van de dienstbetrekking kunnen een beloning zijn, zoals
pensioenuitkeringen die de dienstbetrekking als uitgangspunt hebben.
Maar, zegt het Hof, dit betekent niet zonder
meer dat een nationale regeling over het belastingtarief voor pensioeninkomsten
binnen de werkingssfeer van richtlijn valt. De aanvullende belastingregeling
heeft in deze geen betrekking op de methode of de voorwaarden voor de vaststelling
van de hoogte van de uitkeringen die aan de werknemer worden uitgekeerd op
grond van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn vroegere werkgever. Het gaat
enkel om het belastingtarief voor pensioeninkomsten, los van de
arbeidsverhouding en dus los van de vaststelling van een beloning in de zin
van de richtlijn. Er is geen enkel verband met de arbeidsovereenkomst, het vloeit
rechtstreeks en uitsluitend voort uit een nationale belastingregeling die van
toepassing is op iedere natuurlijke persoon waarvan de pensioeninkomsten meer
bedragen dan 45 000 euro.
De aanvullende belasting valt dus niet binnen
het toepassingsgebied van de richtlijn.
Het verbod van discriminatie op grond van
leeftijd zoals opgenomen in het Handvest kan enkel worden toegepast op de
lidstaten wanneer zij het Unierecht uitvoeren. Deze aanvullende belasting voert
geen enkele Unierechtelijke bepaling uit. Het Handvest kan dan ook niet met succes
worden ingeroepen.
De Finse belastingplichtige wordt dan ook wandelen
gestuurd.
Hoge pensioenen
zwaarder belasten is dus geen ongeoorloofde discriminatie op grond van
leeftijd!
|