Op 1 november 1933 verscheen er in het tijdschrijft "Revue de Touring Club de Belgique" een artikel over Schriek. Meerbepaald over het kasteeldomein. De lezer van het artikel kan zich via deze weg een goed beeld vormen van het het kasteel er in die tijd moet uitgezien hebben. Het in oorsprong Franse artkel werd in de loop van de twintigste eeuw vertaald naar het Nederlands.
REVUE DU TOURING CLUB DE BELGIQUE et Bulletin Officiel
Nos vieilles deumeures seigneuriales. (Onze oude herenwoningen).
De belangrijke gemeente Schriek, die ruim drie duizend inwoners telt, ligt veertien kilometers van oostwaarts van Mechelen, aan het uiteinde van de vele en vruchtbare vlakte, die van de aartsbisschoppelijke stede de hoofdstad van de Belgische groententeelt maakt.
Door het taaie werk van de Vlaamse landman, die de grond diep bewerkte en aldus een passende hoeveelheid klei ophaalde en met de barre zandlaag der bovenlaag vermengde werd de vruchtbaarheid dezer oorspronkelijke zandstreek veel groter. Erwtjes en asperges, bonen en tomaten, bloemkolen en selder groeien hier om ter best in de vochtige en losse grond.
Alhoewel Schriek tamelijk ver van de groentemarkt verwijderd ligt, legt het zich toch op die winstgevende teelt toe, doch levert meestal aan de Mechelse conservenfabrieken.
Anderzijds leveren de boomgaarden, hier evenals in heel de streek, het ene jaar na het andere, een rijke oogt op van peren, appelen, pruimen en vooral van de sappige purperachtige perziken die de grootste specialiteit van de streek zijn. De malse en geurige vruchten krijgen een prachtige dos en een fijne smaak in de lichte en heldere lucht, die de nabijheid verraad van de licht stralende kempen.
Ten zuiden van de gemeente die zo uitgestrekt is dat ze twee parochies omvat (Grootlo) loopt de kleine duinenrij, die van Rijmenam tot Averbode de vallei van Demer en Dijle afzoomt. Aan den overkant van de dennenbossen, waarmee de duinen begroeid zijn, ligt Keerbergen, een villegiatuur en toeristisch centrum, wiens bezoekers menigmaal hun wandelingen door de sparrenbossen voortzetten tot Schriek.
De vliegtuigen van het privaat vliegplein van Keerbergen kruisen boven de aspergevelden en van uit de verte weerklinken tot Schriek het geblaf van jachthonden, en het getoet van de jachthoren, wanneer de jagers en de amazonen der maatschappij van Keerbergen in de duinen en de dennenbossen met hazewinden op jacht gaan.
Onder het oude regiem was Schriek een heerlijkheid, die toebehoorde aan de grafelijke familie Van der Stegen de Schrieck, die blijkbaar een zijtak vormde der familie Van der Stegen de Putte. De gemeente grenst immers aan Schriek.
De Van der Stegens behielden hun domeinen en hun kasteel van Schriek nog na de Frase Revolutie.
In 1885 was de eigenares ervan gravin Julia Van der Stegen de Schrieck, die bij testament het eigendom naliet aan haar neef, graaf Rudolf Van der Stegen de Schrieck. In 1926 verkocht deze het kasteel en het domein aan den heer August de Roije, afstammeling van een oude adellijke familie, afkomstig uit Roije in Picardië, waaruit, in het begin van de 19de eeuw, twee burgemeesters van St.-Jans-Molenbeek zijn ontsproten.
Het kasteel van Schriek is het type kasteel uit het oude regiem, met een ruim en geriefelijk hoofdgebouw, paardenstallen en wagenhuizen, binnen de omheining van een brede gracht. Aan de overkant van de vest lag en ligt thans nog het park met grote bomen en uitgestrekte bosjes krachtige rododendrons. Daarachter een dicht eikenbos en ten slotte het achterland met een hoeve en gebouwen voor de landbouwuitbating. Vijftien hectare Mechelse tuin worden hier op intensieve wijze bewerkt.
In dit begunstigde oord van het land is zulk een oppervlakte waarlijk reusachtig. De pachter van het domein van Schriek is een meester in zijn vak: wij mochten één van de heerlijke meloenen proeven uit de rijke oogst, die hij dit jaar gewonnen heeft.
De moestuin van het kasteel is om zo te zeggen een opeenhoping van keurproducten van de streek. Op de zoom van de bedden die met stevig opgegroeide groenten bewassen zijn, laten appel- peren- perzikbomen, onder het gewicht van hun vruchten hun takken neerhangen.
Men treedt het domein binnen langs een oude dreef, die spijtig genoeg ongeveer vijftig jaar geleden opnieuw beplant werd. Bij de eerste stap kijkt men verwonderd op: de voorgevel van het kasteel ligt aan de zuidkant, terwijl aan de noordkant, de baan (Schriekstraat) naast de gracht loopt. Het is dus de achtergevel waaraan de bouwmeester uit de 18de eeuw minder zorg besteed heeft, die op den nabijgelegen weg uitgeeft. Wanneer men uit de dreef komt moet men om het slot te bereiken, door het park een heel eind ver een weg volgen die gelijklopend is met de grote begaan.
Deze ingewikkelde toegangsmogelijkheid vindt hare verklaring in het feit dat tot voor tamelijk korten tijd het domein der familie Van der Stegen tot nogal ver noordwaarts van de grote baan (Schriekstraat) reikte welk alsdan niet bestond. Toen zij aangelegd werd, liep zij dwars door het eigendom.
Het noordelijk gedeelte van het goed, dat van het kasteel helemaal afgescheiden lag, kon gemakkelijk stuk voor stuk verkocht worden daar in de streek het werk op het land gedurende langen tijd de enige kostwinning was.
De nieuwe baan (Schriekstraat) die langs de kasteelgracht loopt, stoort de behaaglijke eenzaamheid van de oude herenwoning. De reden waarom de voormalige eigenaars de bakermat van hun familie verkochten, moet wellicht niet verder gezocht worden.
Eens dat hij het park doorgewandeld is staat de bezoeker voor de brug van de slotgracht, welke op die plaats zeer breed is. Tussen de bladeren van de waterlelie drijven enkele zwanen, ganzen en eenden in blanken vederdos al henebekkend rond.
De ijzeren vloer der brug, die op zuilen rust, dagtekent blijkbaar uit den laatste tijd: dertig of veertig jaar geleden verving deze vaste brug immers de ophaalbrug met hare twee wachttorens.
Omstreeks den zelfde tijd verdwenen aan den ingang van het dorp, de overblijfselen van de versterkingen, die aan het uiteinde van het eigendom tot verdediging van het kasteel waren aangelegd.
Een monumentaal hak sluit thans in het midden van de brug de toegang af. Naar het schijnt heeft men in de loop van de vorige eeuw enkele bijgebouwen van het kasteel gesloopt omdat hun onderhout te lastig werd.
De slottoren is immers verdwenen en het hoofdgebouw staat thans te ver af van de bijgebouwen die ten getalle van twee zijn: een lang gebouw aan de westkant, dat misschien ouder is dan het kasteel zelf en tot portierswoning dient, men ziet er nog de sporen van meerdere herstellingen, doch, dankzij het waas der eeuwen ziet het gebouw er niet onaardig uit, een soortgelijk gebouw aan den oostkant, eertijds bestemd tot paardenstal en koetshuis van het kasteel, thans ingericht tot garage en bergplaats voor landbouwgerief.
Het hoofdgebouw is een stevig rechthoekig stenen blok met sterk overstekend dak. Ten oorzaak van zijn eenvoud is de stijl enigszins onbepaald, maar toch streng klassiek, zonder ander kunstkarakter dan de passende harmonie der verhoudingen De hoofdgevel, die op het park uitgeeft, telt aan elke der twee verdiepingen vier vensters, twee en twee aan weerskanten van de deur aangebracht. De deur van het gelijkvloers is bekroond met een impostlijst met rondboog; de deur der verdieping, een vensterdeur dus, is voorzien van een leuning die tot balkon dient. Al de muuropeningen zijn van luiken voorzien. Te midden van het dak staat een trapgeveltje, dat men boven zulk een klassiek geheel niet zou gaan zoeken. Te midden ervan is een raam om de zolderkamer licht te verschaffen.
De grootste fout aan dit gebouw is dat het te laag is en als in de grond gezakt schijnt.
Het omliggende terrein is helemaal vlak en wanneer men een beetje achteruitgaat, verdwijnt het gelijkvloers reeds helemaal achter de sierplanten. Men zou dit gelijkvloers ruim een meter hoger moeten bouwen om het geheel de zwierigheid te geven, die het thans helemaal mist en waarvan het waarschijnlijk niet totaal beroofd was toen de oude slottoren er nog naast stond.
Aan de oostkant van het kasteel is de voorgevel verlengd door een kleine beuk en de apsis van een kapel. Twee paar lansvormige ovale vensters verlichten dit kleine heiligdom.
Het valt moeilijk de bouwdatum van het hoofdgebouw aan te geven. De bouwtrant doet denken aan de klassieke stijl uit de 17de eeuw, doch de koepel is van latere datum, zoals blijkt uit de samenvoegingen van het metselwerk. Het geheel draagt sporen van herstellingen waarvan de belangrijkheid moeilijk nader kan bepaald worden.
Binnen is dit gebouw naar de klassieke wijze ingedeeld. De ingangsdeur gaat uit op een gang, die van het zuiden naar het noorden loopt. Een afsluiting scheidt het in twee delen. Het voorste is een portaalhal, het achterste de trapzaal.
Vier grote vertrekken die onderscheidenlijk tot salons, eetzaal, bibliotheek enz. bestemd zijn, beslaan elk een hoek van het gebouw en geven ofwel op de hal ofwel op de trapzaal uit.
Het vertrek, dat aan de oostkant tegen de voorgevel ligt, paalt aan de kapel, die wij reeds vermeld hebben en die door geen enkele scheidsmuur van de zaal afgesloten is. De slotkapel is toegewijd aan den heilige Franciscus van Roije, een martelaar van Corcum, die tot de familie van den huidige eigenaar behaarde.
Op de verdieping treffen wij dezelfde schikking aan doch hier schijnen er in betrekkelijk laten tijd aanzienlijke veranderingen aangebracht. Te oordelen naar de versieringen van een zeer mooi plafond, dat van 1731 dagtekent, was daar voorheen, boven de portaalhal van het gelijkvloers, de kapel van het kasteel.
De trap, die naar de zolder leidt, werd daar ter plaatse op zeer eigenaardige wijze gebouwd met bijgevoegde gaanderijen, waarop het ondergeschikt personeel kon plaats nemen om de goddelijke diensten bij te wonen. Dit is ten minste de enige mogelijke verklaring van den ongewone bouw van de trap.
De keuken die aan de oostkant tegen de zijgevel aangebouwd is, bezig een prachtige schoorsteenmantel uit de 18de eeuw. Een dertigtalmeter diepe put mondt uit in de vloer van dit vertrek en werd wellicht in het leenroerig tijdvak aangelegd om in tijden van beleg de bewoners van het kasteel van water te voorzien.
Evenals alle oude herenwoningen heeft ook het kasteel van Schriek zijn legenden. De lieden uit de streek vertellen dat een oud kasteelheer van Schriek sommige nachten zijn oud slot komt bezoeken om er eene of andere misdaad uit te boeten. Men vertelt insgelijks dat het kasteel eertijds door onderaardse gangen met verafgelegen bijgebouwen verbonden was: één er van lang in de bossen van Keerbergen, een ander in een hoeve te Heist-Goor. Bij het uitvoeren van grondwerken heeft men in de streek soms sporen van onderaards metselwerk gevonden wat dus deze overlevering schijnt te staven.
Het park dat wij reeds hebben opgemerkt is de voornaamste aantrekkelijkheid van dit kasteel. De grote hoeveelheid rododendrons zijn enig in de streek. Deze struiken zijn eeuwenoude en natuurlijkerswijze tot ruime frisse lommerdreven gegroeid. Voor het kasteel ligt een groot grasplein, wiens afmetingen het hoofdgebouw, omwille van zijn geringe hoogte, nog meer neerhalen.
De huidige eigenaar, de heer A. de Roij, die te Schriek slechts enkele weken in de zomer verblijf houdt, heeft er nochtans prachtige kunst- en oudheidkundige verzamelingen bijeengebracht. De grote eetzaal bevat een volledig meubilair in Lodewijk-Philippe stijl, waarin men tot 23 verschillende tinten en samenvoegingen van notelaar kan onderscheiden. Een volledig stel van 117 stuks oud Brussels, een ander van 77 stuks oud Doorniks (de vijf ruikers) schotels in oud Romaans aardewerk en duizenden andere merkwaardigheden doen de schoonheid van dit meubilair nog meer uitkomen. In een ander vertrek bewonderen we een gebeeldhouwde eiken tafel uit hetzelfde tijdvak en van hetzelfde maaksel als het gene die prijkt in het Plantijn-Museum te Antwerpen. De muren van de verschillende vertrekken zijn versierd met schilderijen van gekende meesters zoals een allegorie van Jordaans, een ander onderwerp in dezelfde aard van de hand van Preudhomme uit de 18de eeuw, een Christus tussen twee moordenaars door van Clerè (16de eeuw), een portret van Guido Gezelle door Navez,
We blijven staan bij twee kleine kanonnen. Oorspronkelijk zouden zij gediend hebben om door hun schoten blijde gebeurtenissen in de familie van de slotheer, als huwelijken en geboorten, luister bij te zetten. Tijdens de boerenkrijg maakte men er van gebruik om signalen te geven en zelfs kanonballen af te schieten! Na de onderdrukking van de opstand werden zij door een zekere mijnheer Breys meegenomen en te Herentals verborgen. Eén van zijn erfgenamen heeft deze twee kanonnetjes teruggegeven aan de huidige kasteelheer van Schriek.
Zo wordt de herinnering aan de grote boerenkrijg op het kasteel van Schriek levend gehouden..
|