Commentaartekst Sander Huylebroeck 2LMAT3 21/11/12
Veel leerlingen verlaten het onderwijs zonder diploma. Vaak
door demotivatie door het huidige onderwijssysteem en zogenoemd
'watervalsysteem', waarbij leerlingen beginnen in het aso, en afzakken naar
tso, dan bso. Een simpele oplossing? Een 'brede eerste graad' zou dit probleem
van de baan helpen, net als het probleem van de 'hoge' (aso en tso) en 'lage'
(bso) studierichtingen waar de stempels 'aso - slimme leerling' en bso - domme
leerling' zou roesten om uiteindelijk volledig te verdwijnen. Een 'brede eerste
graad', wat is dit wondermiddel dan? Wel, wanneer kinderen een getuigschrift
van de basisschool behalen, komen zij in het eerste jaar middelbaar terecht.
Daar krijgt iedere leerling een basispakket van twaalf vakken. Op die manier
moeten zij als twaalfjarige nog niet antwoorden op de vraag in welke richting
ze heel hun verdere leven gaan richten. In het tweede middelbaar kiest elke
leerling twee 'belangstellingsgebieden' die hen interesseert. De leerlingen
krijgen dan samen les, buiten het beperkt aantal uren 'belangstellingsgebieden'
die uiteraard voor veel leerlingen verschilt. In de volgende graad vertakt het
gekozen belangstellingsgebied zich in domeinen om in de derde graad de
leerlingen maximaal voor te bereiden op ofwel het hoger onderwijs ofwel de arbeidsmarkt.
Op die manier verdwijnen de zogenaamde aso-, bso- en tso-richtingen. Het aantal
B-attesten en C-attesten zal enorm zakken doordat leerlingen nu veel meer
geïnteresseerd zullen zijn in de richting die ze volgen. Leerlingen zullen zich
beter op hun plaats voelen en niet onderdoen omdat ze 'maar in een
bso-richting' zitten. Niet onbelangrijk is dat de kwaliteit van het Vlaams
onderwijs ook zal stijgen.
Het is helaas wel zo dat dit nieuwe plan er in theorie heel
mooi uit ziet, maar het omzetten in de praktijk niet voor morgen of overmorgen
zal zijn. Het plan van Pascal Smet was om dit tegen 2014 in orde te brengen
maar het ziet ernaar uit dat dit langer zal duren omdat de scholen niet op zo'n
korte tijd van infrastructuur kunnen veranderen. De bal ligt dus nu in het kamp
van de onderwijskoepels. Er is maar één ding dat vastligt en dat is: hoe
sneller, hoe beter.
|