Scène 1
Het
begin van het boek : het boek begint met de dood van de oom van het
hoofdpersonage Anton.
Anton is nog een klein kindje als zijn oom sterft en hij beseft het niet.
Hij
denkt dat zijn oom hem wilt plagen. Hij begrijpt ook niet goed waarom er ineens
zoveel mensen langs komen.
Ik
zou bij deze scène rustige, droevige muziek gebruiken.
Scène 2
De
neef van Anton, Roland, komt bij hun logeren omdat zijn moeder geestelijk ziek
is.
Toen
Anton nog klein was werd hij gepest door Roland en hij kijkt dus niet echt uit
naar zijn komst.
In
het begin zegt Roland niet veel. Maar na een tijdje komen ze beter overeen.
Roland
is ouder en Anton kijkt naar hem op. Hun karakters zijn tegenpolen.
Voor
deze scène zou ik hevigere muziek nemen. Bij de gedachten aan vroeger werd
Anton kwaad, verdrietig, een mengeling van emoties.
Scène 3
Dit
is een redelijk lange periode in het boek en die gaat over zijn schooltijd.
Hij
voelt zich buiten gesloten en anders op school.
Vanaf
de eerste schooldag werd hij al geviseerd door een leerkracht.
|