Hoofdstuk IX : ONDERWIJS
§1. Gemeentelijke Lagere Jongensschool
Gebouwen en infrastructuur
Op 2 oktober 1944 schreef het gemeentebestuur aan de arrondissementscommissaris :
Door de beschieting op 12 september zijn er van de zes lokalen drie licht beschadigd, twee zwaar en één volledig vernield. Een groot aantal schoolboeken zijn verdwenen, de borden zijn weggenomen en meer dan de helft van de schoolbanken werden door de Duitse troepen in brandhout gehakt. Ongeveer de helft van de speelplaats moet opnieuw gelegd worden.
Wel meldde het gemeentebestuur op 7 juli 1945 aan het diensthoofd van s Lands Wederopbouw dat er geen noodschool (dit zijn houten barakken) nodig was.Tot en met maart 1946 voerden de gemeentewerklieden dringende werken uit ( b.v. herstel van dak en inzetten van ruiten) , om te voorkomen dat het gebouw helemaal in puin zou vallen. Op 14 september 1946 werd dan de Staat van oorlogsschade opgemaakt. Hieruit bleek dat het pannendak van de overdekte speelplaats nog zwaar beschadigd was, de vloeren en de bepleistering van een aantal klassen nodig hersteld moesten worden en ook dat veel ruiten kapot waren. Die schade zou het gevolg geweest zijn van de vijandelijke beschieting en niet van de korte bezetting van de onder geallieerd bevel staande strijdkrachten.
Op 1 augustus 1947 besliste de gemeenteraad herstellings- en verbeteringswerken te laten uit-voeren aan de school en aan het huis van de hoofdonderwijzer. Ook de meubels zouden vernieuwd worden. De architect H; Lepoudre uit De Panne maakte een ontwerp en dit werd door de gemeente goedgekeurd op 3 januari 1950. De uitvoering van de werken liet evenwel lang op zich wachten. Einde september 1953 brachten de gezondheidsinspecteur Gryson (1), Dr. Buyse en de eerste schepen een bezoek aan de school.
Alles was nog bij het oude gebleven en de heren besloten bij het Departement van Volksgezondheid aan te dringen om de nodige kredieten voor nieuwbouw te verlenen; ook werd de onhygiënische toestand van de lokalen aangeklaagd.
De aanbesteding van de werken greep uiteindelijk plaats op 27 april 1954 : ruwbouw en meubilair (Depicker en Peel, Zarren), sanitair (R. Spilliaert, Veurne), schilder-en behangselwerk (H. Tourlouse, Nieuwpoort) en elektriciteit (M. Verhaeghe, Adinkerke).
Op 27 december 1954 gaf men het startsein voor de werken. Op 22 juni 1955 was de sanitaire inrichting afgewerkt, op 30 augustus het schilder- en behangselwerk, op 17 september de ruwbouw (twee nieuwe klassen, bouw turnzaal, herstelling van schoolhuis en twee klassen), op 15 oktober het meubilair en op 15 april 1956 werd de laatste hand gelegd aan de elektriciteit.
Terwijl de werken aan de gang waren, huurde (2) het gemeentebestuur een woning in de Stationsstraat. Aanvankelijk was voorzien dat dit huis tot het einde van februari 1955 zou gehuurd worden. Op 9 september 1954 liet de eigenaar weten dat mocht het gemeentebestuur een ander lokaal vinden, dan ware dit beter, aangezien er achteraan geen plaats is voor de kinderen om te spelen en ook omdat er maar één toilet beschikbaar is. Op 15 februari 1955 vroeg de eigenaar hoelang het gemeentebestuur zijn huis nog zou huren. Hij was van plan in maart herstellingswerken uit te voeren en hiervoor moest zijn huis op tijd opgeruimd worden. Op 2 maart antwoordde het gemeentebestuur dat ten gevolge van het onguur weer het schoolhuis en de school zelf nog niet betrokken konden worden. De lessen van het schooljaar 1955-56 konden niet op 1 september beginnen aangezien de werken nog niet voltooid waren. De lessen werden dan op 5 september hervat.
(2) In feite min of meer opgeëist.
De kantonnale inspecteur bracht in oktober 1955 een inspectiebezoek aan de herstelde school. De nieuwe lokalen droegen zijn goedkeuring weg, wel had hij de volgende bemerkingen : de nieuwe schoolbanken waren niet aangepast aan de leeftijd van de kinderen, wat lichaamsmisvormingen tot gevolg kon hebben; de toiletten waren te groot voor de kleintjes en de kapstokken in de kleedkamer hingen te hoog. Tijdens de kerstvakantie van het schooljaar 1955-56 werden de zaken recht gezet en verving men de ongeschikte schoolbanken en toiletten.
In de vijftiger jaren werd er van overheidswege heel wat aandacht besteed aan het gebruik van de Adinkerkse schoollokalen voor andere dan pedagogische doeleinden.
Op 14 november 1957 schreef de kantonnale inspecteur aan het gemeentebestuur (3) : Op 22 oktober werd in het lokaal, bestemd voor medisch toezicht overgegaan tot schouwing van een lijk dat al verscheidene dagen in het water gelegen had. Wanneer zal dit lokaal voor medisch toezicht niet meer misbruikt worden als gemeentelijk dodenhuisje? Dat lokaal kan nog altijd niet verwarmd worden ! En voor het schooljaar 1957-58 beschik ik ook over geen enkel verslag van medisch toezicht.
In 1957 gebruikte de muziekmaatschappij een leegstaand klaslokaal als bergplaats; het gymnastieklokaal fungeerde tijdens de winter als oefenzaal voor de volleyclub Panico uit De Panne. Dit misbruik werd door het Ministerie van Openbaar Onderwijs aangeklaagd en het vroeg zich af wanneer hieraan een einde zou komen. Op 6 november 1958 vroeg de kantonnale inspecteur me aandrang om meer inlichtingen :
Verleende het schepencollege of de gemeenteraad regelmatig de toelating aan de sportvereniging of de dienst voor luchtbescherming om de schoollokalen te gebruiken? Waarom is het lokaal voor medisch toezicht nog steeds niet verwarmd? Onjuist inlichtingen door de gemeentediensten verstrekt of het onbeantwoord blijven van brieven nopen tot sancties. Op 17 maart 1959 antwoordde de burgemeester : De sportvereniging zal de turnzaal niet meer gebruiken. De medische schoolopziener, Dr. Buyse, heeft op 5 februari jongstleden een grondig medisch onderzoek gedaan in een verwarmd lokaal. De verwarmingstoestellen met butaangas zijn mobiel en bevinden zich in het gemeentehuis.
Op 6 april 1959 schreef het Ministerie van Openbaar Onderwijs dan aan de gouverneur dat
er geen toelating meer verleend mocht worden om de schoollokalen te gebruiken door organismen vreemd aan het onderwijs. Wel mocht één lokaal ter beschikking gesteld worden van het Korps van de Civiele Bescherming en één van de leegstaande lokalen moest ter beschikking blijven van de school als lokaal voor handenarbeid. Toch verleende het schepencollege op 2 december 1959 nog de toelating aan de V.C.Panico en aan de V.C. Brandweer Veurne om de turnzaal te gebruiken. Op 8 juni 1960 dankte Panico het gemeentebestuur : de ploeg was kampioen van West-Vlaanderen geworden en dit succes was gedeeltelijk te danken aan het ter beschikking stellen van de gymnastiekzaal. Op 13 november 1961 besloot het schepencollege evenwel geen toelating meer te verlenen aan de volleybalclub om er te trainen en ook de Chirojeugd mocht aar veertiendaagse bijeenkomsten niet meer in de gemeenteschool organiseren.
(3) Het lokaal voor medisch toezicht werd als dodenhuisje gebruikt als er meer dan één dode tezelfdertijd was.
Tijdens de zeventiger jaren werden in de gymnastiekzaal wel turnlessen gegeven voor K.A.V.
Uit het rapport over de toestand van de schoolgebouwen, dd. 22-12-66 (4) bleek dat de lessenaars vernist moesten worden, dat er via twee schoorstenen water in het schoolhuis kwam, de sportramen in de turnzaal loskwamen en de triplex van de borden in de tweede klas loskwam. In het rapport van 20 juni 1967 drong de hoofdonderwijzer aan om de binnen- en buitenmuren tijdens de zomervakantie te schilderen, de waterplaatsen te verbeteren, twee grote toiletten te vervangen door kleinere en het fietsenrek onder een afdak te plaatsen. In april 1968 verkeerden drie kachels in bedenkelijke toestand : er sprongen stukken af, de rook kwam uit de vele voegen en de voorstukken en binnenbekleding moesten vernieuwd worden.
Reeds op 27 januari 1967 had de gemeenteraad haar principiële goedkeuring gegeven voor de aanleg van centrale verwarming (met gas) in de school, maar men talmde met de uitvoering. Op 27 februari 1970 werden de werken dan aanbesteed (L. Storms en Zoon, De Panne), op 1 maart 1971 aangevangen en omstreeks juli daarop voltooid.
Einde 1974 begin 1975 werden buitengewone schilderwerken aan de school (aanbesteding 31 mei 1974, M. Delboo, Ieper) en verbeteringswerken aan het gymlokaal uitgevoerd. Voor deze laatste werken (o.a. afbreken van het podium en leggen van een vinyltapijt) deed men beroep op de gemeentewerklieden. Op 13 december 1974 keurde de gemeenteraad dan het onderwerp goed voor de levering van schoolmeubilair en sportuitrusting (P.v.b.a. Marny, Desselgem) : 140 eenpersoonstafels en stoelen voor de leerlingen, 2 bureautagels en stoelen voor de leraars, 5 metalen kasten, 1 alcoholduplicator, 1 opschuifbaar bord, 2 borden op statief, 2 draaibare wandrekken, 2 rekstokken, 2 evenwichtsbalken, 1 valmat, 4 medicijnballen, 1 springplank, basket- en volleybalinstallatie (5) .
Op 26 mei 1975 greep de aanbesteding plaats van de verbeteringswerken aan de speelplaats (P.v.b.a. Seru en Zonen, Veurne). De plannen waren van de hand van ingenieur L. Cnockaert;
de werken omvatten het opbreken van alle bestaande verhardingen, al het grondwerk nodig voor aanleg van een nieuwe koffer, het leveren en verwerken van 15cm beton en het plaveien met betontegels.
(4) De hoofdonderwijzer werd op 13 oktober 1966 door de gemeenteraad tot conciërge van de school benoemd.
(5) In juli 1968 had men al een t.v.-toestel en diaprojector in gebruik genomen en in 1969 een bandopnemer.
Uit de inventaris van de schoolgebouwen, dd. 8-01-69) bleek dat de jongensschool bestond uit: schoolhuis, bureau, 4 klassen, projectiezaal, gymlokaal, zaaltje voor geneeskundig onderzoek, toiletten, overdekte speelplaats, fietsenbergplaats, kolenhok en bergplaats, speelplaats en tuin. De hoofdonderwijzer woonde in het schoolhuis. Eén kamer deed dienst als ontvangstkamer voor de ouders. De tuin werd voor pedagogische doeleinden gebruikt. In augustus 1972 verliet hoofdonderwijzer A. Vanhove het schoolhuis. Het werd omgevormd tot refter, projectiezaal en personeelskamer.
Wat de brandveiligheid van de gebouwen betreft, maakte de Brandweer op 29 september 1971 een verslag op: De evacuatiemogelijkheden zijn in orde. De toegang tot de gebouwen kan niet gebeuren met rollend materiaal gezien de geringe hoogte van de schoolpoort. De elektrische schel zou op de buitenmuur moeten geplaatst worden. In 1974, naar aanleiding van de brandramp in een school te Parijs, toonde de arrondissementscommissaris zich bezorgd over de beveiliging tegen brand. Op 26 april richtte hij een rondschrijven aan alle gemeentebesturen waarin hij vroeg of de Brandweer de scholen zou willen inspecteren. De inspectie in Adinkerke - in de beide lagere scholen- gebeurde in juni 1974.
25-11-2010, 00:00 geschreven door Jean-Pierre Vermote