Ik ben altijd een buitenbeentje geweest, en heb daar ook
altijd vrede mee gehad. Maar de laatste tijd heb ik het gevoel dat ik nergens
vandaan kom, nergens ben en ook nergens naartoe ga. Ik heb eigenlijk nooit
geweten of ik me nu wel of niet thuis voel bij mezelf. Ik heb het me ook nooit
afgevraagd, maar gisteren kwam ik erachter dat ik iets miste in mijn leven. Voor
het eerst had ik die gedachte. Dit is wat er nog miste. Ik hou van geuren;
zoete geuren, frisse geuren, zure geuren, dode geuren,
Ze kunnen me allemaal
boeien. Maar een geur die ik gisteren rook, dat was een geur die me aan het
denken zette. Die geur, die was onbeschrijfbaar. Ik heb nog nooit een geur zo
graag opnieuw willen ruiken, willen hebben, willen omarmen, willen zoenen,
willen willen. Ik rook een meisje, maar ze rook helemaal niet zoals andere
meisjes. Ze rook als liefde, als oneindigheid, als aantrekking; als alle
abstracte begrippen die ik me kan bedenken. Ik rook alles van de tippen van
haar tenen tot aan haar kruin, haar prachtige rode haren, die allemaal één voor
één naast elkaar, boven en onder elkaar, door elkaar van de top van haar hoofd,
helemaal naar beneden, langs haar oren en haar achterhoofd, tot over haar schouders glansden.
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
"Ik ben de geur nu kwijt. Ik ben te ver gegaan."
Sindsdien heb ik die gedachte regelmatig.
|