Veel zuivere stoffen komen in de eerste drie aggregatietoestanden voor. Bij een lage temperatuur vormen ze een vaste stof, bij wat hogere temperatuur een vloeistof en bij een nog hogere temperatuur een gas. Onder 'vast' verstaat men meestal een kristallijne vaste stof.
De overgangen tussen de traditionele aggregatietoestanden (S (solid) = vast, L (liquid) = vloeibaar, G = gasvormig)
Bij deze veranderingen is het niet nodig dat de chemische bindingen in de moleculen van de stof worden veranderd. Bijvoorbeeld de vloeistof water kan bij lagere temperatuur overgaan in ijs en bij hogere temperatuur in waterdamp, onder bepaalde omstandigheden stoom genaamd. Deze drie fasen zijn allemaal opgebouwd uit hetzelfde H2O molecuul, let op: waterdamp, vloeibaar water en ijs zijn dus één en dezelfde stof.
De gangbare definities van deze drie aggregatietoestanden zijn:
Een hoeveelheid vaste stof heeft bij een gegeven temperatuur een eigen volume en een eigen vorm.
Een hoeveelheid vloeistof heeft bij een gegeven temperatuur een eigen volume maar neemt de vorm van het vat aan.
Een hoeveelheid gas past zowel zijn volume als zijn vorm aan die van het vat aan.
Het eerste bewijs voor het gebruik van de zeep is bijna 5000 jaar oud en stampt uit Babylon.
Een cilinder van klei uit 2800 v.c bleek een zeepachtige substantie te bevatten, en ook werd een Babylonisch kleitablet van 2200 v.c gevonden waar een zeepformule op staat beschreven.
ook de oude Egyptenaren gebruikten regelmatig zeep, waarbij de olien van zowel dierlijk als plantaardige afkomst waren. Romeinse platteland svrouwen zouden de reinigende werking van zeep bij toeval ontdekt hebben.
De klei van de oevers van de rivier de Tiber bleek te helpen bij het schoonmaken van hun was, doordat het vermengd was met dierlijk vet en as.
dit was afkomstig van de tempel van de berg sapo, een naam die in veel talen terugkomt in het woord van zeep .