1.
Plaats het aluminium raamwerk met horizontale U-profielen op de vloer
en tegen het plafond. Plaats hiertussen verticaal C-profielen
hart-op-hart 60 centimeter. Isoleert u de binnenzijde van een
buitenmuur? Houdt dan enkele millimeters afstand van de buitenmuur zodat
u ook dikteverschillen van die buitenmuur opvangt.
2.
Kies een minerale wolplaat met een dikte die tussen de lippen van de
C-profielen past, dit is circa 1cm dunner dan de totale
profieldikte. Aan de andere zijde sluit de wolplaat aan tegen de vlakke
zijde van het volgende C-profiel. Snij waar nodig met een mes, mooi aansluitende passtukken met enkele millimeters
overmaat.
3. Als u een voorzetwand plaatst voor het isoleren van een buitenmuur, breng dan dampremmende en luchtdichte folie
aan met dubbelzijdige tape op de aluminium profielen. Laat de
foliebanen circa 10 cm overlappen ter hoogte van een profiel en breng afdichtingstape
op de naad aan. Plaats de wandafwerking van gipsplaten of hout. Zorg
ervoor dat de wandafwerking de vloer, muur en het plafond net niet raakt
(houdt een afstand van enkele millimeters aan). Deze voegen vult u
later op met siliconenkit .
Hierdoor vermijdt u hard contact van de wandafwerking met de rest van
de constructie, zodat geluidsgolven minder worden overgedragen. Een
eventuele vloerplint tegen de wand bevestigt u eveneens met een soepele
(en waterdichte) kit aan de vloerzijde. Eventuele bekabeling of
stopcontacten mogen niet door de dampremmende en
luchtdichte folie heen (wegens verminderde luchtdichtheid) of er
tegenaan komen (vanwege doorbrandgevaar). Kies daarom voor opbouwdozen
en zorg dat de folie los genoeg tussen de profielen zit, zodat de kabels
er voorlangs door kunnen.
2.
Snij met een mes de wol in de dwarsrichting af
met circa 5 millimeter overbreedte; u heeft dus telkens stroken van +/-1,20
meter met als breedte de afstand tussen de vloerbalken plus 5
millimeter.
3. Plaats de Rockflex platen klemmend tussen de balken.
4. Alleen bij een zoldervloer: breng met een nietmachine dampremmende en luchtdichte folie
aan op de balken. Niet de folie om de 10 centimeter vast op de balken
of aan de zijkant van de balken. Laat de foliebanen onderling ongeveer
10 centimeter overlappen. Plak de overlappen af met tape.
5.
Breng eventueel regelwerk aan om een afwerking van bijvoorbeeld
gipsplaten te monteren. Tussen dit regelwerk kunt u eventueel ook kabels
of leidingen doorvoeren. Houdt bij de maten van het regelwerk rekening
met de dikte van de leidingen en de diepte van eventuele inbouwspots.
Zorg dan voor voldoende ruimte tussen de isolatie en de wandafwerking
(zoals gipsplaten) om het doorboren of raken van de aangebrachte
isolatie en / of folie te voorkomen (vanwege verminderde isolatie en /
of doorbrandgevaar). Bij opbouwarmaturen bestaat minder gevaar voor
doorboren.
CONDENSATIE: Platte daken mogen alleen aan de bovenkant van de houten dakconstructie geïsoleerd worden. Vanaf de binnenkant isoleren zou immers onvermijdelijk leiden tot inwendige condensatie. Doordringende waterdamp wordt dan tussen de dakbekleding en de folie opgesloten.
SPANNING: Er is nog een tweede reden waarom het isolatiemateriaal aan de bovenkant van de houten dakconstructie moet worden aangebracht. Als u van binnenuit isoleert, komt de opgesloten houten dakstructuur onder grote thermische spanningen te staan, wat kan leiden tot dakschade.
OMGEKEERD DAK:
De beste isolatiemethode is het aanbrengen van isolatie op de bitumineuze dakbedekking. Het isolatiemateriaal moet dan vochtbestendig en beloopbaar zijn. Geëxtrudeerde polystyreenplaten of PIR hardschuim platen zijn hiervoor geschikt.
AFDEKKEN:
De platen worden doorgaans los op het dak neergelegd en afgedekt met lichte grindtegels of een laag grind (minimaal 5 cm). Tegels bieden het voordeel dat ze uitstekend op hun plaats blijven, waar dit voor het gewone grind niet altijd vanzelfsprekend is.
Het gewicht van tegels of een laag grind belast het dag aanzienlijk. Vooraleer u zo'n isolatieklus begint, dient u zeker te zijn dat de dakconstructie op deze extra belasting berekend is!
WARM DAK:
De thermische isolatie kan ook onder de dichtingsbekleding (maar bovenop de dakstructuur) worden geplaatst (bv. platen in PIR hardschuim bedekt met een bitumineus glasvezel): 'warm dak'. Bij een houten dakconstrucite moet onder het isolatiemateriaal op het beschot een dampscherm komen.
Aangezien
er geen dampscherm aanwezig is, moet na het plaatsen van de isolatie
nog een dampdichte PE-folie van 0,2mm dik geplaatst worden.
Niet dit dampscherm op de kepers.
Zorg
ervoor dat verschillende folies elkaar ongeveer 10cm overlappen en dat
ook de naad goed afgeplakt wordt om dampdichtheid en luchtdichteid te
bekomen. Dit om het isolatierendement te bevorderen.
Vermijd hier dus ook om het dampscherm te perforeren!
Plaats
latten haaks op de kepers. Indien u bekabeling en inbouwspots wil
voorzien, zorgt u best voor voldoende ruimte tussen het dampscherm en de
afwerkingslaag om doorbranden te voorkomen.
Afdichtingstape is geschikt om overlappende banen van de dampremmende en luchtdichte folie
af te plakken. U moet de tape volledig vlak en naadloos aanbrengen.
Goed aandrukken van de tape op de folie is essentieel. Zorg daarom bij
voorkeur dat de overlappen samenvallen met het regelwerk. Met de tape
kunnen ook eventuele beschadigingen in het dampscherm gedicht worden.
Toepassing 2
Openingen
bij en doorvoeringen van bijvoorbeeld elektriciteitsleidingen of
luchtkanalen worden ook met de tape afgedicht. Plak 5-10 centimeter
lange stroken tape rond de buis of leiding waardoor een schubachtige,
overlappende hechting met de folie ontstaat. Bij raamdelen gebruikt u de
tape om de dampremmende en luchtdichte folie aan te laten sluiten op de rand van het kozijn.
Toepassing 3
De
tape is ook geschikt om overlappende naden van Spijkerflensdekens en
eventuele perforaties in Spijkerflensdekens dicht te plakken.