Sizzla in AB: hero of a new era
Dancehall is de rockmuziek van de reggae, zegt Mutabaruka in de documentaire 'Dub Echoes'. Geen beter bewijs van die stelling dan het concert van Sizzla in de AB, de mooiste rocktempel van het land.
Sizzla Kalonji (Miguel Collins) heeft mij minstens drie keer in vervoering gebracht. Eerst, in 1997, met zijn album 'Black woman and child', één van de grote klassiekers in de reggae, en niet alleen omdat er een handvol van mijn favoriete riddims op staat. Datzelfde jaar nog verscheen ook het door Fattis Burrell geproduceerde 'Praise ye Jah' , de schitterende 12 'Like a mountain' en een stuk of wat zeer degelijke singles. Sizzla was mijn nieuwe rootsheld, na Tony Rebel, Garnett Silk, Luciano en de pas 'bekeerde' Buju Banton het nieuwe boegbeeld van rastafari in de reggae. Van de Boboshanti, om precies te zijn, de fundamentalisten onder de rasta's, maar dat vond ik op zich ook wel interessant. De rasta's van mijn generatie waren de hippies van Jamaica, peace and love and unity. De bobo's zijn religieuze revolutionairen.
Een jaar later was ik in Jamaica om een reportage te maken over de Reggae Boys, die zouden meedoen aan de wereldbeker voetbal in Frankrijk. Mijn gids, leraar, steun en toeverlaat in Kingston was Brother Sam Clayton van Mystic Revelation of Rastafari. Op een ochtend maakt hij me ongewoon vroeg wakker, voor 7 uur nog. Sizzla heeft laten weten dat hij met mij wil praten! We moeten meteen vertrekken naar August Town.
Sizzla had bij mijn weten nog geen enkel interview gegeven en leek mij voor een bleekscheet als mij ook redelijk onbereikbaar. Maar Brother Sam kende iedereen, en wat nog belangrijker was: iedereen kende en respecteerde hem, ook de bobo's.
Wij naar August Town. We stappen uit de auto in een omgeving die ik alleen maar als een droomlandschap kan omschrijven. Een breed uitlopende heuvel, veel struikgewas, hier en daar een vuurtje, her en der een primitieve shack, veel afval en rommel. Aan de voet van de heuvel staat één nieuw gebouwd bakstenen huis. Binnen is er nog niets afgewerkt, er staan ook geen meubels, maar we worden er wel opgewacht door een vijftal wantrouwig loensende youths. Ik geef iedereen een hand, één van hen gebaart dat ik mee naar buiten moet gaan. Brother Sam knikt me bemoedigend toe. Ik hoef niets te vrezen.
Ik ga met de man weer een stuk naar boven, een andere heuvel op. Het is nog vroeg maar ik zweet al zwaar. Hoort dit bij de initiatie? We zullen die whitie eerst flink afmatten.
Daar zit hij, op een hoge rots, de dreadlocks weggeborgen in een prachtige regenboogmuts. Fist tot fist, nice. Sizzla wijst me op een andere rots, een stuk lager dan de zijne. Om hem goed te zien, moet ik niet alleen omhoog kijken maar mijn hoofd ook ongemakkelijk draaien. Sizzla weet dat hij mij in een onderdanige positie dwingt, en ik weet waarom hij dat doet. Ik ben een blanke onderdrukker, hij is een rebelse slaaf. Zo ontstaat er toch een soort verstandhouding tussen ons. Zo aanvaard ik ook van deze rastaman weer stellingen en hypotheses die ik van 'gewone' christenen of moslims consequent in twijfel zou trekken. Het zijn niet de vredige vibes die ik heb ervaren bij Mystic Revelation of Israel Vibration (om maar die oude rootsmannen te vernoemen) maar Sizzla zingt in essentie wel hetzelfde lied als hen. En met dat lied voel ik mij al meer dan 30 jaar heel sterk verbonden.
Sizzla heeft toen in August Town een jingle ingezongen voor mijn programma op Radio Centraal, 'Wake the town and tell the people'. Tot mijn grote verbazing en verrassing gebruikte hij exact dezelfde tune en frasering een half jaar later in de intro van het machtige 'Lovely morning'. Toeval? Of zou ik hem op een idee hebben gebracht? In elk geval een zalig gevoel.
En derde keer? Sizzla op het Dour Festival, de eerste keer dat hij hier kwam optreden. Om half drie 's middags alstublieft. Twee uur gereden, een dik half uur formaliteiten geregeld om binnen te geraken, en dan het terrein op, net op het moment dat Turbulence de microfoon overliet aan Sizzla. Ik heb het verslag even opgezocht. Heeft nooit op deze site gestaan, wel in de krant. Dateert van 10 juli 2001 (!) maar klinkt nog altijd brandend actueel.
En op de vierde dag was Dour een slagveld. Overal op het terrein reikt het slijk enkelhoog en ligt het afval dik gezaaid. Grote horden zombies waren schijnbaar doelloos rond of schrokken de laatste resten junkfood naar binnen. Scherpe hasj- en weedwalmen prikkelen de ogen en de longen. Vanuit een gesloten tent weerklinkt helse muziek. Op het grote podium preekt een waanzinnige dood en verderf. Het is Sizzla, de onheilsprofeet van de rastafari. Kon het anders dan dat hij in dit decor zijn Belgische debuut zou maken?
Jammer alleen dat het zo vroeg op de dag moest gebeuren. Sizzla werd diezelfde avond nog verwacht in Keulen, waar hem nog meer geld beloofd was dan in Dour. Daardoor stond de toaster ietwat verloren geprogrammeerd tussen allerhande rappers en metalbandjes, ook al deelt hij de allesverterende passie en energie van die outcasts.
En ook de woede, want de boodschap van Sizzla richt zich radicaal tegen Babylon, de verdoemde westerse en vooral blanke maatschappij. In Jamaica wil de man het blanke ras wel eens expliciet viseren en gedraagt hij zich bij momenten zelfs ronduit racistisch, maar op de Europese podia beperkt hij zich wijselijk tot de traditionele rastalyriek.
Voor zover iemand hem al begrijpt, want het cryptische patois van Sizzla vergt heel wat achtergrondkennis van de verborgen geschiedenis van de Afrikanen. Het moet dus de bevlogen shouter zijn die de fans aanspreekt, de brullende leeuw die de muren van Jericho neerhaalt, om het in zijn eigen bijbelse idioom te zeggen. Misschien heeft de band er ook iets mee te maken, niet omdat ook zij weer de stokoude reggaeritmes van Studio One recycleren, wel door de manier waarop ze dat doen, strakker en brutaler dan ooit tevoren.
Sizzla en co. maken van die standards toch weer nieuwe nummers, songs zoals Sizzla zelf ze nooit zal kunnen schrijven maar die hij zich helemaal eigen maakt. Hoe dogmatisch en arrogant hij soms ook overkomt, hoe middelmatig zijn platen soms ook zijn, live is Sizzla alleszins een belevenis, en behoort hij tot het beste wat de nieuwe reggae te bieden heeft.
Tot daar Dour 2001. Ik heb Sizzla sindsdien live alleen maar beter zien worden, zeker sinds hij met de Firehouse Band op het podium staat. Maar beter betekent in dit geval ook almaar verder van de rootsreggae die mij zo na aan het hart ligt. Ik vond het tweede deel van de show in Brussel uitermate fascinerend, een explosie van apocalyptische punkragga en verwrongen hiphop, met daar overheen die zingende, rappende, toastende, blaffende, snauwende, brullende, krijsende Sizzla, veeleer een demon dan een engel, klankmatig eerder satanisme dan rastafari. Fascinerend dus, maar mijn hart raakt de man zo niet.
Dat deed hij gelukkig wel met de kleurrijke medley van riddims, songs en tunes voor en na dat vurige spektakel. Ik heb veel Studio One herkend, veel flarden van Sizzla's grootste hits, one drop en nyahbinghi, maar jammer genoeg nauwelijks materiaal uit die twee klassieke albums. Deze artiest kijkt alleen maar vooruit, en dat siert hem. Maar zijn oudere fans laat hij zo wel op hun honger zitten. Gelukkig kregen we op het einde nog Sizzla's version van 'Take a ride', die ene fantastische version die op geen van die tientallen cd's is terug te vinden.
Eén uur en 20 minuten, en als het aan Sizzla had gelegen was hij nog sneller gestopt. In Petrol heeft hij vorige keer twee uur gespeeld, en ik vond het ook een veel beter concert. Maar Sizzla is en blijft wel een grote messenger of Jah, èn een muzikale vernieuwer. Respect.
Published on 25/10/2009 by Jah Shakespear
|