Ben ik een onwetende wilde, je bevoer de hele wereld, je kijkt vast niet verkeerd, toch heb ik het idee, dat de wilde van ons twee, degeen is die niet luistert en niet leert, die niet leert.
Jij denkt land waar je belandt van jou is, je plukt de aarde als een aasgier kaal, maar ik weet elke rots en boom en wezen, heeft een ziel, heeft een leven, heeft een naam.
Je noemt de mensen, eigenlijk pas mensen, als die mensen precies zo zijn als jij, maar treedt eens in het voetspoor van een vreemde, dan leer je in een oogwenk zoveel bij. Hoor je ooit de wolven oden brengen aan de maan, vraag je ooit de links waarom hij spint, ben je doof voor alle stemmen van de bergen, ben je blind voor alle kleuren van de wind, ben je blind voor alle kleuren van de wind.
Kom rennen laat je leiden door de larix, het hert toont zijn betoverend domein, verover het en rol je door die rijkdom, maar vraag nooit wat het waard zou kunnen zijn.
De regen, de rivier het zijn je broeders, de reiger en de otter , lucht en land, en alles staat met alles in verbinding, in een cirkel, een oneindig groot verband.
Hoe hoog reikt de esdoorn ooit, wie bomen rooit, weet het antwoord nooit, die hoort nooit de wolven oden brengen aan de maan. geen wit of koper ongeacht je kleur, blijf niet doof voor alle stemmen van de bergen, blijf niet blind voor alle kleuren van de wind, wie de aarde zo begeert, vind slechts aarde tot hij leert, het zien van alle kleuren van de wind.
27-10-2006 om 00:00
geschreven door Raquel Welsch 
|