Toen ik deze morgen 'opstond' merkte ik dat alles in het huis veel netter was dan gewoonlijk. De feesttafel was gedekt en hier en daar brandden kaarsen. 'Wat heeft dat te betekenen?', vroeg ik aan mama. 'Ik heb het je toch al verteld', beet ze me toe, 'Oma en opa komen op bezoek.' Daar had ze inderdaad al eens iets vlug over verteld toen ik mijn huiswerk maakte, maar ik was toen te geconcentreerd op een wiskundeoefening om het horen. 'Dat wil zeggen dat je er een beetje netter uit zal moeten zien dan gewoonlijk.' Langs een kant had ze gelijk. In het centrum van de stad liepen de meeste mensen in een boogje om me heen: ik dacht er slechts heel weinig aan om mijn haar te wassen, te kammen of te knippen. De rest van mijn lichaam was er niet zo veel beter aan toe. Toen ik had ontbeten ging ik naar boven om me om te kleden. 'Vergeet niet om in de douche te gaan!', waarschuwde ze me, 'En ik heb verse kleren klaargelegd voor jou!'
Het is niet zo dat ik een vaste kledingstijl heb, maar de kleren die mijn moeder klaarlegde behoren er in ieder geval niet toe. Wat je gedrag ook was: je moest erg depressief zijn om ze zonder commentaar aan te trekken. Het was net een achttiende-eeuws pak dat ze deze keer had klaargelegd. Aangezien ik geer ruzie wilde deed ik het pak maar aan, maar vergat opzettelijk in de spiegel te kijken, want ik wilde niet overgeven.
Toen ik weer uit de badkamer was bestudeerde mijn moeder iedere plooi aandachtig, alsof ze een standbeeld maakte voor de koning en er geen enkele onnauwkeurigheid in mocht zitten. Toen kwam de verlossende uitspraak: 'Het ziet er goed uit, toch veel beter dan anders ...'