Toen ik deze middag van school
thuiskwam, zag ik dat Maria in mijn kast aan het rommelen was. Ze was al mijn
spullen aan het inpakken, zelfs de dingen die ik achter in de kast verstopt had
en waar niemand mag aankomen. Dit vond ik niet kunnen, dus liep ik zo snel
mogelijk naar mijn moeder om te vertellen wat Maria aan het doen was. Ze zei
dat zij haar dit had opgedragen. Ik vroeg haar waarom en daarop antwoordde ze
doodgewoon: We gaan weg voor het werk van je vader. Weg? Gaan we zomaar weg?
Waarheen? Hoelang? Wat met mijn drie beste vrienden voor altijd, mogen Karl,
Daniël en Martin ook mee? Op al deze vragen gaf ze me geen antwoord en ze vroeg
me Maria te gaan helpen met het inpakken
van mijn spullen.
Een uur later ben ik terug naar
beneden gegaan omdat ik een antwoord wilde op mijn vragen. Het enige dat mijn
moeder me toen meer vertelde was dat we zouden terugkomen en dat we ver weg
gingen. Hoelang we weggaan weet ik dus nog altijd niet, maar ik denk dat het toch niet langer dan 2 weken of hoogstens
een maand zal zijn. Door al dit nieuws had ik helemaal niet aan Gretel gedacht.
Verderop in de gang hoorde ik gerommel vanuit haar kamer. De deur stond op een
kier. Ik zag dat ze zelf ook bezig was met inpakken, natuurlijk niet met haar
kleren. Ze was haar poppen aan het klaarmaken om te vertrekken. Weeral iets dat
de hopeloosheid van mijn zus bevestigd. Waarom moeten we zoveel meenemen? We
blijven toch maar even weg? Met ondergoed en kledij voor een paar weken heb ik
toch genoeg? Ik zal maar eens verder gaan inpakken.