Iedereen die Antwerpen wel eens passeerde, en dat is zowat iedereen vermoed ik, heeft ze ooit wel eens opgemerkt de Silvertopblokken. Ze hebben hun naam te danken aan een straatnaam, de Kolonel Silvertoplaan. Deze laan bestaat vooral uit een lang bruggegeven die de stad verbindt met het Kiel, het aanloopgebied naar Hoboken, één der Antwerpse deelgemeenten. Kolonel Silvertop moet ergens half jaren veertig één der bevrijders geweest zijn, een mooie connotatie met het bruggegeven. Als men het Kiel een beetje kent dan weet men dat men reeds vanaf eind jaren veertig actief was in de sociale woningbouw. De oudsten hadden onderandere Craeye als bouwheer, een prominent meester in de toenmalige bouwindustrie. Kort daarop mocht Braem zijn kunsten tonen met een meer dan behoorlijk resultaat tot gevolg. Deze 'partijen' werden reeds de afgelopen jaren naar behoren gerenoveerd. Vermits hun volume niet volstond, besloot men dus eind jaren zestig, begin zeventig nog enkele appartementsblokken bij te bouwen. Hiervoor werd De Roover aangesproken. Met gemak sloeg hij erin op een zeer delicate plek, ergens tussen het Kiel en de stad en naast de drukker wordende Ring, drie dubbeltorens te bouwen die ondanks hun 'grijs' uiterlijk een meer dan frisse indruk maakten. Proficiat, Jules De Roover, puik werk. Zelfs tijdens de ontwerpfase moet er heel wat kritiek geuit geweest zijn op de locatie ervan, toch moet men vaststellen dat dit loos stukje Antwerpen een meer dan behoorlijke invulling heeft gekregen. Men moet immers beseffen dat wanneer men 'in de buurt' van de Ring gehuisvest is, men ten allen tijde met de overlast ervan te maken heeft. Woont men dus vlakbij of er een beetje vandaan men zal voortdurend met de Ring geconfronteerd blijven. In die zin is de locatie goed te noemen. Sedert vijf jaar is men aan de renovatie van de Silvertoppers bezig. Aanvankelijk werden heel wat studies verricht. Zo heeft men de kosten vergeleken tussen afbraak en renovatie. De afbraak werd dus overwogen mede omdat De Roover zelf ooit in een interview zou beweerd hebben er 'niets mee in te zitten'. Volgens hem was het resultaat als een algemene mislukking te beschouwen. Vreemd toch. Vermoedelijk had zijn houding hieromtrent alles te maken met de conditie van de Silvertoppers. Blijkt namelijk dat men het als 'zeef' heeft opgeleverd. De conditie van de Silvertoppers is dus bepaald geweest door de bouwheer. Welke betalende instantie laat er nu een 'doorzeefd' gebouw opleveren? En dit is dus werkelijk wat er gebeurd is. Kort na de realisatie ergens begin jaren zeventig heeft men te kampen gehad met insijpeling. Dat resulteerde in een uiteindelijke leegstand van meer dan tachtig appartementen. Het vermoeden is bovendien groot dat wanneer een bouwheer erinslaagt een 'lekkend' gebouw te laten opleveren, men er ook niet veel zin in had het geheel te onderhouden. Insijpeling en verwaarlozing hebben de Silvertoppers bevloerd. Dat wat de Silvertoppers mijnsinziens zo geslaagd maakt heeft onderandere te maken met de locatie, maar toch is het vooral het vormelijk aspect en de materiaalkeuze wat ze hun ware karakter verleent. De combinatie grijs-beton en het verspringen van 'uitstulpingen' is werkelijk grandioos. Hier en daar is er ook een in de beton afgedrukte lijnstructuur zichtbaar. Daar waar men geneigd zou zijn dit als 'oostblok-architectuur' af te doen, moeten we integendeel spreken van een verfrissende en speelse invulling van een torengebouw. Dit is een esthetisch oordeel en dus persoonlijk. Over de technische kwaliteiten en het ruimte-rendement kan ik niet spreken. Jammergenoeg, ik heb immers nooit het genoegen gehad de binnenkant te bewonderen. Toch moet ik opmerken dat dat laatste niet onbelangrijk is, doch niet zo bijzonder. Als je bijvoorbeeld de plannen bekijkt van het indelingspatroon van de ongeveer evenoude woonblokken op Linker-oever, dan merk je geen noemenswaardige verschillen. Het indelingspatroon van een vloer in dergelijke gebouwen is zeer transparant te noemen. Zoveel mogelijkheden zijn er immers niet. Uiteraard is een doordachte indeling in functie van ruimterendement en leefbaarheid steeds van belang. Dit laatste zou een punt van kritiek kunnen geweest zijn al kan ik me niet voorstellen dat wanneer De Roover stelt 'niet meer aan de Silvertoppers gehecht te zijn' hij iets in die zin in gedachte had. Mijn vermoeden is daarom sterk dat hij enorm teleurgesteld moet geweest zijn in hoe men zijn blokken behandeld heeft. De renovatie van één duo blokken werd ondertussen gerealiseerd. Sinds half dit jaar. Kort daarop is men aan het volgende duo begonnen. Vermits ik zoveel mogelijk op de hoogte tracht te blijven van renovatieprojecten in het Antwerpse, bekijk ik regelmatig de vakbladen en fiets ik nog regelmatiger rond in de regio. Mijn verbazing was dan ook des te groter toen ik begin vorig jaar de Silvertoppers passeerde en zag hoe men de buitenkant eruitsloeg. Wat bleef staan was een chasis, een geraamte in ijzers in cement. Wil men grondig renoveren dan is men verplicht zoveel mogelijk de oorsprong te bereiken. Wat dat betreft zat men dus goed. Tot men de gaten terug dicht begon te maken. De Silvertoppers waren de Silvertoppers niet meer. Er was niets nog wat hen onderscheidde van de andere torengebouwen. Alle kanten werden kaarsrecht dichtgeplamuurd en het geheel werd voorzien van een tintje. Een blauw tintje. Zo codeert men dus gebouwen tegenwoordig. Zo maakt men ze zichtbaar, leesbaar. Men vergat hun oorspronkelijke leesbaarheid, en wel hierom, omwille van de kosten. Het signatuur van De Roover werd vakkundig weggegomd. Niet dat hij het erg zal vinden hoor, belange niet. Wordt je ontvoogd en merk je dat men verwaarloost, dan sta je machteloos. UItwissen is dan de enige vorm van restauratie. Hetzelfde overkwam onze goede vriend Jan Dries met zijn theaterplein. Als hij enkele jaren terug verbolgen was over de toestand van zijn creatie en het behoudt en de restauratie ervan eiste, zal hij binnenkort toch in het zand moeten bijten. 'Dat plein Jan, dat zal niet meer hetzelfde zijn. En gelukkig maar!' Wat daar dus kan, kon niet met de Silvertoppers. Als De Roover stelt dat men ze beter zou afbreken, dan zegt hij dat niet zomaar. Van een restauratie zou dan geen sprake meer mogen zijn. Zelfs niet als het om de centen gaat. De respectloze manier waarop de eigenaar ermee omging kan, desnoods financieël, niet voldoende afgestraft worden. Want wat rest er nu? Er rest nu een katergevoel bij al diegenen die de Silvertoppers hebben gekend met De Roover op kop. Deze aanfluiting snijdt door ieders hoofd behalve door dat van de renovators zelfs al krijgt men bakken vol kritiek te verwerken. Hun valt immers niets te verwijten, 'we hebben toch de wedstrijd gewonnen, de wedstrijd van de beste Silvertop-oplossing.' 'Men is het er dus toch over eens, over onze nieuwe invulling.' 'En bekijk die studies eens, je kan toch niet zeggen dat we over één nacht ijs zijn gegaan?' Inderdaad, maar ook niet over twee nachten ijs. Wat die studies betreft, wat maakt het nu zo essentieël om onder en in de Silvertoppers een winkelcentrumachtige invulling te voorzien? Waarom is er aansluitend een 'open betunneling' voorzien waar men dure 'windstudies' voor moest uitvoeren? En waarom beweerdt men dan nog steeds dat afbraak duurder zou zijn dan renovatie? Wat de Silvertoppers overkomt is werkelijk van een ongeziene schrijnendheid. Dit is geen renovatie, dit is een verhedendaagsing. Chasisbehoud als houder van eigentijdse invullingen met dien verstande dat de zogezegde eigentijdse invullingen reeds nu al gedateerd zijn. Inderdaad, dat hadden ze vroeger ook. Vroeger waren ze ook gedateerd, maar dat was juist hun kwaliteit. De Silvertoppers waren pareltjes van de 'begin jaren zeventig' architectuur. Dit uniek karakteristiek gegeven heeft men met hedendaags plamuur gladgestreken. Proficiat, beste eigenaar.