God op zondag. Hij wist zelf wel dat hij niet echt gerust heeft, op de 'zevende dag' immers, die dag schiep hij "de kunstenaar", opdat deze voor Hem zou spreken... nu, op deze zondag, verbaasde God zich. Hij keek door de kunstenaar heen, en vond iets dat Hem teveel op leegte leek. twee dikke tranen kwamen in Zijn ogen, en Hij nam ze beide op, één links, één rechts, en keek ernaar.Tussen duim en wijsvinger nam Hij en ... 'ha', dacht hij, 'twee O!!' : H 2 O!!' verderop waren kinderen bellen aan 't blazen ~ twee heel mooie grote belle-blaasbollen vol kleurenglinsteringen dansten voorbij; 'hé', dacht God; 'O 2 !!"
't is feest in de stad alom de lombardijen snoeven op de stelten de camacades zien een keer af van de gestakadores de snoevers snuven de taden af 't is feest in de stad alom de cupidocorners kakelen kwak kwik en kwek coecelen do en, niet te vergeten, de boersnip pupelt, pupelt, pupelt....
Stephano, Alphonso en Alberto hadden de grootste en de mooiste P. ter wereld. Niet dat er ooit een wedstrijd was geweest om wie de mooiste had, maar ...'t was gewoon zo, 't mocht gewoon zo zijn. En dat wisten ze van zichzelf en de 'buitenwereld' wist 't ook. Maar al te goed ! Toch was er een keer een wedstrijd ook. En daar stonden ze, Stephano, Alphonso en Alberto, alledrie met hun mooiste P. ! De meisjes stonden watertandend aan de kant, hun halsslingers zwaaiden om de nek zoals hoepels kunnen draaien rond de dijen, en schreeuwend door hun tranen heen moedigden ze de drie aan in de strijd. Alledrie zagen hun mooiste P. veranderen in halzen van paarden, en nu waren onze drie helden opeens paarden aan 't berijden wit, bruin en zwart. Eén van de meisjes, Margot geheten, vloog in vervoering naar het paardenvolk toe en wierp zich om de hals van één van de paarden. Zelf wist ze niet meer of ze nu het zwarte, het witte of het bruine dier te pakken had.De drie kleuren mengelden zich schuimbekkend dooreen en Margot genoot dat het een lieve lust was. Zó gelukkig was ze, dat het wel moest zijn dat god bestond. Waarom heet ik Mar-got? ik moet dat 'mar', dat 'maar' weglaten... ik mag een beetje gott zijn ??
ik ben het meisje dat verdwaald is in december ik ben de sint die over dak gaat 's avonds laat ik ben een gijzelaar, gegijzeld in een overvolle trein nou ja, het had misschien zo kunnen zijn ..
ik ben het jongetje dat speelt in de duinen op het strand met 100 - 1000 - miljoen kleine schelpjes in zijn hand ~ man van kantoor, nog altijd op zijn werk, collectezakkendrager in de kerk...
ik ben een vluchteling in Laos, Salvador, Afganistan - een zwerver in Europa, bedelaar in Amsterdam,
de stille zieke junkie wachtend op zijn laatste shot - de man die hier op sterven ligt, be-rustend in zijn lot...
ik ben het jongetje dat speelt, in de duinen, op het strand met 100 - 1000 - miljoen kleine schelpjes in zijn hand
het meisje dat verliefd is op een niet onaardig heer
de clown die steeds moet lachen om zichzelf, of om het weer
een soldaat die werkeloos is want er is geen oorlog meer