Verdwalen
Als kind hield ik van verdwalen. Ik was nog klein toen ik de hand van mijn moeder los liet, om weg te lopen naar het bos.
Vanuit mijn gedachten waren honderd verdwaalde meters, net zo
vindingrijk als een kleine provincie van een onmetelijk land. Aan iedere
boom was een verhaal verbonden, en alle dieren hadden iets zinnigs te
vertellen. Ik kon niet weten dat ik pas later echt de weg zou kwijt
raken, en gek genoeg werd bevonden voor een kinderpsychiater verbonden
aan een medisch opvoedkundig bureau.
Het leven kwam mij intens tegemoet, ik maakte geen onderscheid tussen de
werkelijkheid en mijn fantasie. Dat hoefde ook niet, mijn ouders
hielden zich met andere zaken bezig, en hadden hun handen vol aan mijn
broertje Tom, die moeite had met zindelijkheid.
Het overgewicht van mijn moeder kwam vaak tijdens de maaltijd op de
gesprekstafel. Mijn oudere halfzus begon mijn moeder te adviseren met
details over de ingrediënten van een in een supermarkt gekochte
tafelsaus. Als het even kon nam ik mijn bord mee naar mijn eigen kamer.
Ik kon als kind vaak genoeg verdwalen om mij te onderscheiden van de
waanzin die me angstig maakte, maar er kwam een moment dat alles brak.
De kinderpsychiater was een vriendelijke man. Ik kon hem bereiken met
mijn fiets. Hij luisterde op een andere manier dan mijn ouders hadden
geluisterd. Het duurde lang voordat ik begon te praten, maar dit soort
geleerde meneren hadden speciale trucjes om verwarde kinderen aan de
praat te krijgen. Hij deed naast zijn werk als kinderpsychiater ook
wetenschappelijk onderzoek naar machtsmisbruik bij vermeende
autoriteiten, en naar de rol van de ouders bij de ontwikkeling van het
kinderbrein.
Er bleek iets niet goed te zijn met de signalen die mijn hersens naar
mijn maag stuurden. Daardoor kreeg ik regelmatig krampaanvallen,
waardoor ik mij zeer ongemakkelijk voelde, en waardoor het lastig werd
om te blijven eten. Ik kreeg allerlei draden aan mijn hoofd gelijmd om
mijn hersenactiviteiten te meten. De psychiater schreef een brief over
de resultaten van het onderzoek, en ik kreeg medicijnen tegen de
krampaanvallen.
Een paar weken later had mijn vader een woedeaanval. Er vlogen borden
door de keuken, een limonadefles sneuvelde met inhoud tegen de muur.
Niemand wist waar dit vandaan kwam, we schrokken. Mijn moeder pakte onze
jassen en duwde ons in het rode Dafje, Tom en mij, mijn oudste broer en
mijn halfzus waren niet thuis. Mijn moeder ratelde onafgebroken in de
auto, maar het ging niet over een ruzie of over mijn vader. Ik begreep
totaal niet wat er aan de hand was. Tom en ik zaten verstijfd op de
autostoelen.
Ze leek niet op te houden met praten en volgde de route langs de
ringvaart, een autoweg langs het water. Toen er eindelijk even een
stilte viel, vroeg ik voorzichtig wat er aan de hand was.
Het enige wat ze erover zei was: We zullen het vergeven, maar nooit vergeten.
...
Zelf een verhaaltje? Laat het weten! En geef zeker ook een stem! x
|