De ene dag wordt vingerknips vervangen door de andere. Sneeuw smeltend voor de zon Zand lopend door jouw vingers. Dagen vervagen. Ze ontgaan me terwijl ik tevergeefs vergeet dat ik voor vandaag leef.
De dagen zijn terug wat ze waren. Ze huppelen voorbij. Ze hebben zin. Jij hongert hen. Ik smul van je, terwijl jij mij smelt soms met het geweld van tederheid, kijk ik al uit naar gisteren, vandaag en morgen.
Iemand heeft me verspreid. Ik heb me laten verspreiden, tot er niet meer overbleef dan een vaag bewustzijn een versnipperde empathie Een hoop zielloze zinsels aan elkaar gesleurd. Tastend naar iets diepers. Grijpend naar iets puurs. Smekend om herleving. Hopend op een self-fulfilling prophecy in levende lijve.
I've discovered that pure lust doesn't guide me to that refined little nook where my thoughts get populated where the brain gets cloudy but never overcast where it gets the hunger only you can overcome.
Ik loop op de tippen van mijn tenen net snel genoeg om mijn voetstappen onbewandeld te laten lijken. om er niet geweest te zijn. Dartelend onevenwicht om niet met beide voeten op de grond te hoeven belanden en te merken dat ik van mijn pad ben afgedwaald.
Je hebt me de mensheid opgevoerd maakte haar bijna puur. Doch voor korte duur. We hebben haar niet eens verroerd enkel wat ingekleurd haar samen ingegeurd. Benijd haar dan. Maar neen, dat gaat je te ver je bent te ver uit mijn dieptezicht en geheugen.
Toen ik mijn gedachten over de horizon liet dwalen, kwam ik uit op een lichtpunt. Een rust die mijn ziel beroerde. Een plaats waar ik kon schuilen, waar ik kon stralen. Dat was jij en dat ben je nog steeds.
Tegenwoordig denk ik na blijf ik wikken en wegen tot een opgelost afkooksel van mijn woorden zich kleurloos mengt tussen scheefgezakte straten waar idealistische fundamenten hun stevigheid hebben verloren waar voorspelbare daden brutaal hun doorzichtigheid bekennen waar de meest pittoreske sfeer wordt beschouwd als indoctrinatie waar de afstand te groot is geworden om nog weg te geraken.
Met trillende wimpers heb je mijn dagen gevoed. Je zong me zeverzoet een appeltaartje toe. Je kattenwaste de bloemen en het gras. Verdreef vrij spastisch al wat niet van ons was. Je luisterde met al je oren naar mijn godvergeten woorden. Laat me je schaduw nog bekoren wanneer de zon ondergaat, dan kijken we samen uit naar het ochtendgloren.
Mijn lijf schreeuwt van verlangen Het zindert ervan Mijn tranen proberen jou te grijpen Alles in me probeert jou te grijpen Zo raak ik je kwijt. Laat jouw adem de mijne vervangen Laat jouw stiltes de mijne verwoorden Laat jouw stem de mijne vervagen Laat jouw lippen de mijne verzegelen Want ik schreeuw om jouw onbereikbaarheid die me aan jou heeft gehecht. Wijs me af. Duidelijker dan voordien. Harder dan voordien. Want dat heb ik echt nodig om jouw repulsie in te zien.