 |
|
NATUURBELEVING EN ZACHTE RECREATIE IN DE VALLEI VAN DE GROTE EN DE KLEINE NETE |
|
We komen terug... |
We komen terug op berichtgeving in de tijd vrij ver teruggaand in dit blog:
"Scheps, deel van habitatrichtlijngebied met internationaal erkende waarde, tevens door Provincie Antwerpen geselecteerd als potentieel stiltegebied (!!).
Het beleid staat voor een moeilijke keuze:
Investeren in zachte recreatie en natuurbescherming of in motorcrossen op een onverantwoorde locatie?"
Het beleid ging bijzonder actief voor die tweede optie, en liep daarbij voorspelbaar tegen onze Raad van State aan die juridisch gezien brandhout maakte van die beleidskeuze:
Op 8 februari 2021 vernietigde de Raad van State de vergunning van het motorcrossterrein in Balen-Olmen.
R.S. 8 feb 2021
[ Dat Regionaal Landschapspark
kwam er op het moment van dit schrijven d.d. 8 februari 2021 ruimschoots:
Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete. ]
|
|
|
 |
Wereld van verschil... |
Deze Schotse Hooglander baadt in één van de vijvers die in Dorst (Nederland) gesitueerd zijn.
Terwijl Vlaams milieuminister Joke Schauvliege, Antwerps gedeputeerde voor Natuur en Landschap Rik Röttger en Balens burgemeester Johan Leysen vergunningen voor een motorcrossterrein en een feestzaal in het Europees beschermde Vlaams moeras- en stiltegebied (!) Scheps uitschrijven of -schreven, schakelde Nederland de gefotografeerde omgeving van zachte recreatiezone (zwemmen en zonnebaden in de voormalige uitbating 'Surae') om naar Natuurgebied De Leemputten, dat nu publiek gratis toegankelijk is voor wandelaars, mountainbikers, ruiters,...
We zijn erg dichte buren, maar wat een wereld van verschil op vlak van ruimtelijke ordening, natuurbehoud en -beleving tussen Vlaanderen en Nederland...
Rodrik Steverlynck
24 december 2017
Natuur- en Recreatiewerkgroep Grote Heide
|
|
|
 |
Het kleine begin... |
Deel 2: Lucht en leven aan land
Het overleven van onze diersoorten staat onder druk. Dat bleek al uit het voorgaand artikel over het zeeleven.
Toen we het over het overleven van onwaarschijnlijk hoge aantallen mariene diersoorten hadden, stelde ik dat we koraalriffen eigenlijk 'de bossen van de zee' kunnen noemen.
Voor dit artikel over landleven kunnen we ook het omgekeerde zeggen:
Waar het om biodiversiteit gaat, zijn bossen de koraalriffen van het vasteland: Even kwetsbaar, even cruciaal voor instandhouding van onze biodiversiteit, even opgeconsumeerd door de mens...
Zelfs het percentage van diersoorten die op het vasteland overleven in bossen of langs bosranden, komt vrijwel overeen met het percentage van zeedieren die in, langs of dankzij de koraalriffen overleven:
70 à 80 procent van al de mariene levensvormen leven in en langs koraalriffen.
Zowat dezelfde cijfers gelden voor de levensvormen die op het vasteland in bossen of langs bosranden leven.
n Pantervlekken
Om een voorbeeld van zo'n 'bosrand-dier' te geven: Het kleine maar mooie vlindertje dat Boterbloempje (Pseudopanthera Macularia) genoemd wordt, hangt voor zijn voortbestaan van bosranden af, waar ik dit exemplaar ook aantrof.
Die 'panthera' in de wetenschappelijke naam klinkt wel stoer, en is ook toepasselijk: De vleugels vertonen inderdaad een patroon van pantervlekken!
In Vlaanderen loop je niet al te dikwijls tegen dit vlindertje aan: In Provincie Antwerpen werd deze vlinder dit jaar bijvoorbeeld slechts twintig maal opgemerkt.
En toch mogen deze mooie fladderaars niet echt klagen: Deze vlinders staan er nog een stúk beter voor dan vele andere bosbewoners waaraan we automatisch denken als we het woord pantervlekken horen vallen: De panters zelf...:
Door houtkap, vervuiling en het aanleggen van wegen worden de bossen waarin bijvoorbeeld Amoerpanters leven, zodanig overbelast door de mens, dat er nog slechts dertig Amoerpanters (1) in de vrije natuur leven...
De ecosystemen (bossen, moerassen,...) waarin onze dieren leven, staan dus al even erg onder druk als onze dieren zelf. Hetzelfde geldt voor het klimaat, waar elk levend wezen op aarde van afhangt...
Allemaal niet zo'n bemoedigend nieuws.
Maar gelukkig leidt de bezorgdheid van sommige mensen voor de natuur ook wereldwijd tot het ontstaan van bewonderenswaardige initiatieven:
Initiatieven die ontstaan vanuit het besef dat voor de natuur zorgen tegelijkertijd ook voor onszelf zorgen betekent. Een inzicht dat het verdient een stevige pluim te krijgen.
n Nobelpluim
En dat gebeurt gelukkig ook: Zo ging de Nobelprijs voor de vrede in 2004 meer dan terecht naar de droom van een Kenyaanse vrouw die begreep dat ze 'samen met het aanplanten van boompjes eigenlijk ook zaden van vrede en hoop plantte'.
Wangari Maathai heet deze vrouw.
Haar droom groeide uit tot een nationale beweging: The Green belt Movement, die met haar herbebossing de lokale biodiversiteit beschermde, de natuurbeleving verhoogde en bodemerosie tegenging. En samen met die bodemerosie hielp ze ook plaatselijk de honger bestrijden.
Zonder honger: minder oorlogen en volksmigraties. Zonder oorlogen: vrede! En vrede biedt de mensen terug hoop. Een hele prestatie, op poten gezet door één vrouw...
n Wereldwijde bomendroom
Aangezien het resultaat een absoluut succesverhaal bleek, motiveerde en inspireerde Wangari ook de politici.
Politici blijken wel vaker bereid mee op de kar te springen als die kar richting een verzekerd succes rijdt: Onder het beschermheerschap van Wangari voegden de Verenigde Naties nog een 'wereldwijde bomendroom' aan Wangari's droom toe:
De VN zette in begin 2007 de wereldwijde 'Billion Tree Campaign' (2) in gang: Die droom had dan weer als doel de klimaatopwarming te bestrijden door wereldwijd 7 miljard bomen aan te planten.
Alweer een project dat een hele berg pluimen verdient: Het bosareaal waarover een land beschikt, beïnvloedt rechtstreeks de hoeveelheid neerslag die valt en de beschikbaarheid van grondwater.
Dat geldt niet enkel voor loofbos. Ook naaldbomen 'dragen hun wolkje bij': Eind februari merkte ik in de Hoge Venen een prachtige illustratie van dit gegeven op: De regenwolken stegen zó uit de dennenbossen op!
n Bodemvruchtbaarheid
Ook de vruchtbaarheid van de bodem wordt gegarandeerd door de aanwezigheid van bomen of andere planten. Niet enkel vanwege afvallende naalden, bladeren en dood hout dat composteert op de bodem:
De wortelstelsels houden de vruchtbare bovenste bodemlaag waar die thuishoort: Op heuvelflanken bijvoorbeeld, waar de vruchtbare bodemlaag blijft liggen zolang er bomen op die flank groeien.
Ook dit was prachtig zichtbaar in de Hoge Venen:
Bij de laatste boom onderaan de heuvelflank stopte ook heel abrupt de toplaag van de bodem en quasi alle andere beplanting:
Weggespoeld of weggewaaid omdat er geen wortelstelsels meer waren die de bodem vasthielden.
Vanwege de hellingen was dit hele verhaal wel heel erg zichtbaar in de Hoge Venen.
n Amfibie-planten
Even bekend, maar net iets exotischer, is de invloed van Mangovewouden op bodemerosie:
Mangoveplanten groeien in getijdezones van zeeën, en staan met hun wortels deels in zeewater, deels vastgeworteld in vaste grond.
Mangoveplanten zijn dus eigenlijk een beetje amfibie-planten, die de golfslag van de oceanen breken en zo landerosie voorkomen.
Mangovebossen zijn verder ook een prima overstap van de zeeën uit voorgaand artikel naar de landplanten en -dieren die het thema van dit artikel vormen:
Mangrovewouden staan bekend als de meest productieve en meest complexe ecosystemen op aarde:
Het mangrovegroen bestaat uit 54 soorten planten, die in 16 verschillende families ondergebracht kunnen worden. Mangroves sluiten bovendien niet zelden aan op tropische wouden op het vasteland.
Om enkele voorbeelden te geven van de ecologische waarde van mangrovegebieden: De mangrovekruinen bieden schuil- en nestmogelijkheden aan vogels, en allerhande schaaldieren hechten zich vast aan de wortels van de planten.
Voor vissen bieden de dichte wortelstelsels ideale kraamkamers.
En apen en mensen komen zich voeden met de vruchten in het gebladerte, en ook boombeklimmende krabben kennen hun weg langs de stengels naar de voedselbronnen hoger in de Mangovewouden.
Nectaretende vleermuizen en bijen doen zich dan weer tegoed aan de bloemen in de struiken en boomkruinen. Als dierlijke toppredatoren zetten slangen en krokodillen als Kaaimannen veel kleinere Mangove-diersoorten op hun menu.
Mangovegebiden liggen heel wat verder weg dan de Hoge Venen, maar mangrovewortels die de sterkte van golfslagen breken en zo landerosie voorkomen, vormen een tweede, erg aanschouwelijk voorbeeld van de relatie van plantenwortels tot landerosie.
n Dichter bij huis
Beide voorgaande voorbeelden liggen een eindje, of zelfs een heel eind van onze Kempen weg. Maar het principe geldt dichter bij huis onverminderd voor de Grote Heide, Scheps en omgeving:
Ook hier zorgen bossen en bomen- of struikenrijen langs akkers ervoor dat geen erosie kan optreden. De wortelstelsels zorgt ervoor dat de vruchtbare toplaag van de akkers blijft waar het oorspronkelijk de bedoeling was: Op de akkers.
En ook in onze omgeving zijn schoolvoorbeelden te vinden van hoe het moet en hoe niét moet:
Op bijgevoegde foto ziet u dat de bedreven landbouwtechnieken op linker- en rechterover van de Asbeek, die Scheps voedt, haaks op elkaar staan: Op de linkeroever ploegde de boer zijn land tot de laatste centimeter tegen de Asbeek aan om.
Ik kan de achterliggende gedachte volgen en er zelfs begrip voor hebben: Iedere vierkante centimeter land moet begrijpelijkerwijs renderen voor de boer. De landbouwstiel is tegenwoordig zowieso al een stiel is waarmee men nog amper 'het zout op de patatten' kan verdienen.
Maar samen met mij zal u opmerken dat de landbouwer die de linkeroever bewerkte, net het omgekeerde bereikte van wat zijn bedoeling was: Zijn akkerland, en dus ook een deel van zijn gewenste land-rendement, spoelde weg in de Asbeek door watererosie: Deze landbouwer liet zelfs geen grasstrook langs de beek over. En dus ook geen wortels die deze landerosie (afkalving) tegen hadden gehouden...
Een blik op de rechteroever spreekt voor zich: Voldoende wortels langs de beek, dus een steile oever, wat een grotere landoppervlakte en een beter rendement voor deze boer betekent. Voldoende gras-, boom- en struikenwortels rond en tussen akkers voorkomen zelfs bij hevige stormen dat de toplaag in de grachten langs de velden wegspoelt en terechtkomt in onze rivieren en zeeën. Samen met de vervuilende(kunst-)mest, pesticiden en herbiciden trouwens...
Dit alles zorgt voor een verdere verzuring van onze zeeën, afsterven van plankton, en het verhongeren van diersoorten die van dit plankton leven.
In de greppels langs de akkers, en later in onze rivieren, zorgt die wegspoeling van akkergrond trouwens ook voor tonnen slib, die het water troebel maken, en de afwateringsgreppels én rivieren te ondiep maken voor voldoende afwatering bij zware regenval...
Vandaar dat ik in voorgaand artikel stelde dat bomen en al het waterleven onlosmakelijk met mekaar verbonden zijn.
n Economische meerwaarde
Ook de relatie tussen bomen en de hoeveelheid neerslag die valt en het grondwaterpeil is iets om even bij stil te staan, als we ons het zicht van de uitgedroogde, verschroeide maïsoogsten op de Grote Heide nog herinneren tijdens de laatste verzengende hitteperiode van enkele jaren geleden...
Ook in dít opzicht lijkt me de link tussen boomwortels en de lanbouwers-portemonnee overduidelijk.
Alsof dit hele bomenverhaal nog niet voordelig genoeg is voor de mens, helpen bomen het broeikaseffect en dus een verdere opwarming van de aarde bestrijden: Groeiende bomen nemen namelijk de schadelijke overdosis CO2 uit onze atmosfeer op, en zetten die om in zuurstof en hout.
Verstandig beheerde bossen zoals de Gerheserbossen leveren dus ook nog eens houtproductie op voor ontelbare toepassingen en industrietakken:
Hout is onmisbaar voor verwarming of verhitting, zowel in huishoudens als voor economische doeleinden: verhitting die nodig is in brouwerijen, in glasblazerijen, voor staalproductie, in smederijen...
Hout levert ook de basisgrondstof voor schrijnwerkerij en de meubelsector, voor de bouwsector, voor papierproductie, en met die papierproductie samenhangend alle sectoren die van die papierproductie afhangen: de grafische sector, boekhandels, persgroepen,
Vlaanderen ondersteunt de Billion Tree Campaign, en engageerde zich om 1 miljoen bomen aan te planten tegen eind 2009. Een engagement dat de mens geen windeieren zal leggen
Dat ook onze diersoorten eindelijk een graantje meepikken van dit menselijk initiatief, kan voor de gelegenheid eens geen kwaad. Integendeel:
Gezien de doelstellingen die de Europese Commissie vastlegde voor de Countdown 2010 zijn we het onze planten- en dierensoorten verplicht...
Het Countdown 2010-project (3) porbeert het uitsterven van onze diersoorten een halt toe te roepen tegen 2010. We hebben dus niet zot veel resterende tijd meer om die doelstelling te halen...
n Vele doelstellingen gecombineerd in natuurgebied
Maar, zoals eerder vermeld, er zijn zeker ook hoopgevende projecten genoeg die om navolging vragen:
Natuurontwikkelingsproject Gerheserheide bijvoorbeeld:
Verstandig beheer door het ANB Limburg combineert in dit mooie gebied commerciële houtwinning met zachte recreatie én bescherming van rodelijst-soorten zoals de Zwarte Specht (Dryocopus Martius).
In louter productiebossen leeft deze specht nooit: Daarin vindt de vogel onvoldoende oud hout en daarin levende larven. Gerheserheide daarentegen biedt met zijn mengeling van jonge boomaanplanting, volgroeide bomen (die deels voor menselijk gebruik worden geveld) en rottende, dode bomen duidelijk een habitat waar deze zeldzame, prachtige spechtensoort zich wél goed voelt.
Hetzelfde mag gezegd worden van de Nachtzwaluw (Caprimulgus Europaeus), die liefhebber is van open plekken in bossen, en na een lange afwezigheid teruggekeerd is naar de Gerheserbossen.
Ook de Boomleeuwerik heeft nood aan zandige gronden, heidevelden en -zoals zijn naam al doet vermoeden- aan groepjes bomen. Dit vogeltje is honderd maal zeldzamer dan de Veldleeuwerik.
Ik was dus érg gelukkig toen ik dit vogeltje op de Grote Heide tegenkwam.
n Afkoeling van hete platen...
Zelf probeer ik erg bescheiden mijn kleine ecologische steentje bij te dragen, en trek me niet teveel aan van de opmerking 'dat wat ik op mijn eentje uithaal, toch slechts een druppel op een hete plaat is'... Wat die hete plaat betreft: Ook hier helpt ieder klein begin mee:
Net vanuit de hoop mee te kunnen voorkomen dat die plaat te heet wordt, plantte ik een tiental boompjes in mijn tuin, en registreerde ze op de site van The Billion Tree Campaign.(2)
Voldoende druppels op een hete plaat, koelen die plaat uiteindelijk af: Wees gerust!
Ikzelf plantte Veldesdoorns, Lindebomen, Berken, een Beukje, Vlierstruiken, een Kerselaar,...
Het Elzenboompje dat zichzelf kwam installeren in de houtkant rond mijn tuin, mag uiteraard ook blijven.
n Aardig meegenomen luchtfilters...
Dat die bomen ook filters voor fijn stof in de lucht zijn, is een gegeven dat tegenwoordig nog veel te weinig belicht wordt: Zo'n 370.000 Europeanen(4) sterven er jaarlijks namelijk vroegtijdig aan luchtvervuiling, waar fijn stof een groot deel van uitmaakt... Dit leek me voloende reden om eens "een stevig boompje op te zetten" over bomen in dit artikel, dat zowat tegen zijn einde aanloopt...
Ik laat mezelf in elk geval geenszins door moedeloze berichtgeving over te hete platen of over de vele slachtoffers van luchtvervuiling meeslepen:
Het was de afgelopen weken slechts een kwestie van rondwandelen in mijn tuin en goed luisteren naar piepende vogeljongen om van de zin van boomaanplantingen overtuigd te blijven: Twee Pimpelmezennestjes, een Koolmezennest en een Merelnest kon ik in mijn eigen tuin fotograferen.
Als alleen al dié vogeltjes mijn boompjes blijken te appreciëren, ben ik al méér dan gelukkig! Dat die boompjes stuk voor stuk een ecologische meerwaarde voor hun omgeving betekenen, is aardig meegenomen.
Rodrik Steverlynck,
6 juni 2009
(1) WWF-Rusland laat weten dat er een uitzonderlijke beschermingszone voor Amoerpanters vastgelegd wordt in het Oosten van Rusland.
WWF-Rusland richtte ook patrouilles op die het stropen van Amoerpanters moeten aanpakken.
Rusland werkt ook samen met China om een grensoverschrijdend netwerk van beschermde gebieden in te richten.
(Bron: Frans Desfossés en het WWF-tijdschrift 'Panda magazine', nr. 48: januari-februari-maart 2009)
(2) http://www.unep.org/billiontreecampaign/
(3) Gemeente Balen valt -ondanks de erg hoge natuurwaarden in Olmen-Balen- de twijfelachtige eer te beurt tot één van de erg weinige Antwerpse gemeenten te behoren die het project Countdown 2010 niet ondersteunen...
(4) Bron: Spoorzoeker, jaargang 3, nummer 2: Het tijdschrift van het Agentschap van Natuur en Bos
|
|
Tags:Rodrik,Steverlynck
|
 |
Het kleine begin... |
Deel 1: Leven en licht in zee
Zowat alle leven en energie op aarde ontstaat oorspronkelijk dankzij het licht en de warmte en van de zon. Planten kunnen enkel groeien en tot fotosynthese overgaan en zuurstof en vitamines vormen dankzij dit licht.
Ontelbare diersoorten leven dan weer van de voedingsstoffen en vitamines in deze planten. De roofdieren krijgen deze stoffen onrechtstreeks binnen dankzij hun dieet van plantenetende prooien.
Nog een andere groep dieren, de omnivoren of alleseters (waaronder ook de mens) combineert doorgaans plantaardige voeding met dierlijke, en krijgt zo binnen wat hij nodig heeft om voort te bestaan.
Maar het verhaal gaat verder dan dat: Zo maakt de mens vitamine D zélf aan in zijn lichaam, maar enkel als de mens zonlicht opvangt.
Ook honden en katten bijvoorbeeld likken de zonnevitamine D van hun vacht nadat ze in de zon gelegen hebben.
n Licht en onze psyche
De psychische gezondheid van de mens kan ook al niet zonder een gezonde dosis zonlicht, en het ontbreken van licht voor de noodzakelijke rustperiodes 's nachts: Als een mens zich in duisternis bevindt, maakt de hypofyse in de hersenen melatonine aan, een stof die ons slaperig maakt.
Ook 's nachts blijft zonlicht zichtbaar, zoals maanlicht, dat bestaat uit zonlicht dat op het maanoppervlak weerkaatst. Met een beetje geluk krijgt u misschien zelfs bijhorende prachtige lichtverschijnselen rond de maan te zien. Begin dit jaar kreeg ik die kans:
Het was koud buiten toen ik nogal laat een avondwandeling met mijn hond ging maken. Buitengekomen wist ik niet wat ik aan de hemel zag: Een prachtige lichtkring rond de maan, maar vrij ver van de maan verwijderd.
Ik moet eerlijk bekennen: Ik was opgelucht toen ik op de display van mijn digitaal fototoestel hetzelfde verschijnsel zag als aan de hemel, want ik had iets dergelijks nog nooit gezien en twijfelde aan mijn eigen waarneming.
Dit verschijnsel blijkt te ontstaan als zonlicht reflecteert op het maanopppervlak en dan door ijskristalletjes heen schijnt die in de atmosfeer rondzweven. Een halo is de wetenschappelijke naam voor dit verschijnsel.
Maar ik wijk af: We waren bij de melatonine die onze hersenen 's nachts aanmaken, getriggerd door het ontbreken van licht, en waardoor we in slaap vallen. Zoals zo dikwijls, zit ook hier de natuur weer prachtig in mekaar:
Als we terug ochtendlicht opvangen via onze huid, maar vooral via onze ogen, zetten onze hersenen de melatonine om in serotonine, het gelukshormoon, dat ons aanzet met voldoende energie en een goed humeur onze dag aan te vangen.
Dit gegeven verklaart mee wat er met ons gemoed gebeurt op regenachtige, grijze dagen, en tijdens lange, donkere winters. Maar ook daarmee is het licht-verhaal nog lang niet af: Ook quasi alle energie-, warmte- voedselbronnen waar we als mens afhankelijk van zijn, hebben we aan zonlicht te danken:
n It's always the sun...
Voor zonne-energie die we via zonnepanelen op onze daken opslaan, hoeft de afhankelijkheid van de zon geen verdere uitleg.
Water als medium om energie mee te winnen, is ons allen vertrouwd. Maar de dynamische energie die we uit waterstromen winnen, hebben we uiteindelijk ook weer aan de zon te danken:
Waterpartijen als zeeën, oceanen, meren, vijvers, waterlopen, moerassen,... warmen op door de zon en gaan verdampen door die zonnewarmte.
Die waterdamp vormt wolken aan de hemel. En de rest van het verhaal kent u: Door afkoeling gaat die waterdamp terug waterdruppels vormen, die als regen neervalt en waterlopen vormt.
Het hoogteverschil tussen de bron en de monding van die waterlopen en de zwaartekracht die het water neerwaarts trekt, benutten wij vervolgens om de dynamische energie van die waterloop op te vangen en om te zetten in energie waar wij als mens ons voordeel mee kunnen doen.
Ook wind(-energie) ontstaat enkel dankzij de zon: Wind is niets anders dan verplaatsing van opgewarmde lucht naar koudere regionen. Het is zonnewarmte die voor die opgewarmde lucht zorgt.
Ook bij fossiele brandstoffen ligt de zon weer aan de basis van alles: Steenkool ontstaat uit afgestorven plantaardig materiaal dat aan hoge druk en warmte werd blootgesteld.
Aardolie en aardgassen (methaan, butaan, propaan) ontstaan uit de afbraak van organisch materiaal, afkomstig van dieren en planten. Maar dan wel erg oud organisch materiaal: Het is afkomstig van planten dieren 600 miljoen jaar geleden stierven. De naam fossiele brandstof is dus vrij toepasselijk uitgekozen...
En de energie die we uit dit oeroude planten- en dierenmateriaal halen, komt alweer van... de zon: Dan ben ik terug bij de eerste drie alinea's van dit artikel.
Ook ecologisch duurzame toepassingen voor verwarming als de dubbele verbrandingstechnieken waarop speksteenkachels, finovens en tegelkachels gebaseerd zijn, hebben als brandstof organisch plantaardig materiaal, dat er slechts kan zijn dankzij de zon en een natuurlijk leefmilieu: Hout, waarvoor bos nodig is.
Deze verwarmingtechniek is dus enkel duurzaam te noemen als het bosareaal waaruit het hout komt verstandig en duurzaam beheerd wordt, zoals het geval is met onze bossen in Gerheserheide bijvoorbeeld.
Nu, dat organisch materiaal, of het nu hedendaags hout is of al dateert van 600 miljoen jaar geleden, is natuurlijk op een gegeven ogenblik opgebruikt...
n Omgekeerde Countdown
Of we het hebben over onze voeding, onze verwarming of onze energiebronnen: Het is steeds uit moeder aarde dat we energie of organisch materiaal putten. En we putten haar stilaan uit, tegen een duizelingwekkend tempo:
In Vlaanderen verdwijnt dagelijks een oppervlakte van 11 voetbalvelden onder beton of asfalt van nieuw aangelegde wegen en andere infrastructuurwerken, al dan niet vergund.
In hetzelfde tempo verdwijnen in Vlaanderen dus ook dagelijks bospercelen, groenzones, open ruimtes
Alles geeft me de indruk dat we inderdaad met een Countdown 2010 te maken hebben, maar ik vrees dat die tegen een erg hoog tempo in de omgekeerde richting verloopt, en dus het omgekeerde realiseert van wat er oorspronkelijk op papier gezet werd:
Nergens anders in Europa is het wegennet zo dicht of is het tekort aan zuivere lucht, bossen, natuur en open landschappen zo nijpend als in Vlaanderen, stelt de Bond Beter Leefmilieu terecht... (1)
En toch weiger ik te geloven dat het leven van al die mensen op aarde per sé nefast af moet lopen voor die aarde, en al het andere leven dat naast de mensheid op aarde voorkomt.
Het is slechts een kwestie van de aarde ook af en toe wat teruggeven, als we haar niet willen uitputten.
Door ons verbruik van organisch materiaal ook terug wat aan te vullen met organisch materiaal: Hout, en dus bossen, waar zowel de mens als het meeste dierenleven op aarde zijn energie, voeding en voortbestaan aan dankt.
Het kan op het eerste zicht vreemd lijken dat ik over bomen schrijft in een artikel dat licht en leven in zee behandelt, maar beide zaken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zoals duidelijk zal worden in 'deel 2: Lucht en leven aan land'.
Wie aan vis als voedingsbron denkt, en hoopt via deze voedingsbron (die niet op het vasteland leeft) gedeeltelijk iets te verhelpen aan het probleem van menselijke overconsumptie op het vasteland, komt in een gelijkaardig verhaal terecht:
n Het kleine begin...
Al het leven op aarde (ook de mens!) ontwikkelde zich oorspronkelijk uit eencellige oerdiertjes in een aquatisch milieu: Flagellata of zweepdiertjes, die zon 4 miljard jaar geleden (2) ontstonden dankzij een hoge energie-ontlading.
Het betrof meer dan waarschijnlijk een blikseminslag (3), alweer een energieverschijnsel dat indirect afkomstig is van de zon.
Er onstonden uit de combinatie van water en bliksem autotrofe eencelligen, die zichzelf dus voedden en geen behoefte hadden voedselopname uit het water waarin ze leefden. Tot de eerste levensvormen op aarde behoorden ook anaërobe bacteriën, die geen behoefte hadden (en nog steeds hebben) aan lucht zoals wij die nu kennen.
Deze anaerobe bacteriën en autotrofe eencelligen hadden het -zelfs met hun éne celletje- goed bekeken, gezien de helse situatie toen op aarde: Zuurstof en voedingsstoffen waren er bij aanvang hoegenaamd nog niet, maar los daarvan deed je ademen ook om andere redenen best niet:
De atmosfeer was toen erg toxisch, en daar had de mens voor éénmaal niets mee te maken: De aarde bestond toen uit een relatief dunne, hete aardkorst (+100°C), met vlak daaronder een vloeibare massa van uiterst heet, vloeibaar gesteente.
Door scheuren in die dunne aardkorst ontsnapten giftige gassen die uit die vloeibare hete brij opstegen. Of uit de veelvuldige grote vulkaanuitbarstingen.
Maar deze vulkaanuitbarstingen vervulden ondanks dit gegeven uiterst cruciale functies bij het ontstaan van leven: Naast toxische gassen spuwden ze ook grijze wolken fijn stof (4) en waterdamp uit.
Die waterdamp ging wolken vormen, waaruit tijdens gigantische stormen grote hoeveelheden water neerstortten op het hete aardoppervlak. Vanwege de hitte van de aardkorst verdampte die regen op de aardkorst echter onmiddellijk.
Maar het aardoppervlak verloor wel warmte-energie via deze verdampingsprocessen, en koelde bijgevolg langzaamaan af.
Die afkoeling baande de weg voor een volgende stap op weg naar het ontstaan van leven op onze planeet: Naarmate het koeler wordende aardoppervlak de regen minder verdampte, kon het overblijvende regenwater naar de lagere delen van het aardoppervlak lopen:
Onze eerste zeeën ontstonden...
Van zuurstof was er oorspronkelijk nog geen sprake, noch aan land, noch in de zeeën.
Maar dat veranderde -beetje bij beetje- dankzij de ontwikkeling van blauwgroene, eencellige algjes in het water. Deze gingen zich voeden met lichtenergie:
In een verlichte omgeving gingen ze energie voor zichzelf aanmaken via fotosynthese. Bij dit proces creëerden deze eencelligen ook de levensnoodzakelijke zuurstof in het water. Hiermee brachten ze de gewenste levensomstandigheden tot stand voor van alle andere levensvormen op aarde, die uit deze eencelligen ontstonden.
Het was dus een erg klein begin voor ons allemaal: Oorspronkelijk waren we met zijn allen microscopisch kleine zweepdiertjes, beter bekend onder de naam plankton, rondzwevend in het water.
Plantaardig of fytoplankton dat dankzij fotosynthese overleefde, en dierlijk of zoöplankton, dat zich voedde met planaardig plankton of met bacteriën of andere dierlijke eencelligen.
n Een explosie van levensvormen...
Deze mix van zoöplankton, fytoplankton en bacteriën vormt nu nog steeds de samenstelling waaruit ons hedendaags plankton uit bestaat.
Dat een volwaardig leven mogelijk is in één cel, is een fascinerend gegeven. Maar, zoals dat in de natuur doorgaans gaat: Van het één kwam het ander: De zuurstof zorgde voor een explosie van levensvormen die zich ontwikkelden uit hun dierlijke en plantaardige eencellige voorouders.
In zee ontstond de éne meercellige soort na de andere uit die eencelligen, die naast zuurstofleverancier ook nog als voedingsbron gingen dienen voor talloze levensvormen die uit deze één- en meercelligen onstonden:
Sponsdieren, en neteldieren als zeeanemonen en kwallen bijvoorbeeld, ontstonden uit deze één- en meercelligen, en gingen zich er ook mee voeden. Zo leeft de zee-anjer bijvoorbeeld van ééncelligen die ze met wimperhaartjes uit het water filtert.
Zeeanemonen leven trouwens op nog andere wijze erg nauw verbonden samen met de eencelligen: Veel zeeanemonen herbergen op symbiotische wijze ééncellige algjes in hun tentakels: De ééncelligen zorgen voor de kleur van de anemoon, en de ééncelligen zelf genieten uiteraard de bescherming van de netelcellen van de anemoontentakels, waarmee de meeste soorten zeeanemonen vissen doden.
Op plaatsen in zee waar voldoende zonlicht doorbrak, vormden koralen hele kalkriffen waarin het leven zich verder kon ontwikkelen: Koraal ging weekdieren als zeesterren voeden: De giftige, stekelige zeester Doornenkroon bijvoorbeeld voedt zich met koralen.
Deze zeesterren leidden dan weer tot het ontstaan van grote tandbaarzen en grote lipvissen als de Napoleonvis, die gemakkelijk de lengte van twee meter overschrijdt, en zich van die doornen en dat gif weinig aantrekt.
n Bossen van de zee...
Maar ook onwaarschijnlijk veel andere vissoorten ontwikkelden zich dankzij het voedsel, de bescherming en de kraamkamers die de koraalriffen boden.
Ook vele vissoorten die wij commercieel vangen, groeien als larfjes op in de koraalriffen, en trekken dan de wijde zeeën in om enkel naar de riffen terug te keren om zelf weer eieren te leggen.
Waar het om biodiversiteit gaat, mag men koraalriffen gerust de bossen van de zee noemen: De viseieren en de jonge vislarfjes van ontelbare levensvormen zijn veilig verborgen en beschermd door de kalktakken van het koraalrif.
n Handige en knappe jongens...
Al ontstonden er evengoed handige jongens als Pincetvissen, die een spitse snuit ontwikkelden om hun kleine prooitjes tussen de koraaltakken uit te vissen.
De vissoorten die erg nauw bij of zelfs ín de koraalriffen leven, zijn tegelijkertijd ook knappe jongens: Doorheen de evolutie namen de rifbewonende vissoorten adembenemende vormen aan, zowel wat hun kleurenpatronen, hun vormen als hun soortenaantal betreft:
De vele soorten Koraalvlindervissen (Chaetodonidae) ontwikkelden zich dankzij het koraal, en hebben nog steeds koraalpoliepen als voedingsbron.
Koraalvlinders behoren allen tot de familie der borsteltandigen: Doorheen hun ontstaansevolutie voorzag de natuur al deze vissen van borstelvormige tanden om het koraalkalk mee af te schrapen.
De Pincetvis (Chelmon Rostratus) is trouwens ook een lid van de familie der Chaetodonidae. Eén van de vele leden: Er ontwikkelden zich meer dan 120 verschillende wondermooie Koraalvlindervis dankzij de riffen!
Ook de verschillende soorten Engel- of Keizersvissen (de familie der Pomacanthidae) leven rond de riffen. Het zal u niet verbazen dat deze familie nauw verwant (5), is aan de Koraalvlinders: Ze bestaan net als Koraalvlinders in vele kleuren en soorten, leven eveneens bij koraalriffen, en voeden zich eveneens met de koralen zelf.
Daarnaast eten Keizersvissen echter ook nog plankton, sponzen en schelpdieren.
Andere koninklijke bewoners van koraalriffen zijn de familieleden van de Doktersvissen (Acanthuridae en Zebrasomae). Zoals de Desjardinii Zeilvindokter bijvoorbeeld. Deze vissen danken hun naam aan de natuurlijke, vlijmscherpe scalpel aan zijn staart, waarmee hij vijanden of rivalen bestrijdt.
Of de Pauwoogkeizervis, die in en rond rotsholtes bij koraalriffen leeft, en zich vooral voedt met sponzen.
n Individuele herkenningspatronen
Bij beide laatste twee vissoorten is elk exemplaar individueel te onderscheiden van soortgenoten:
De rood-blauwe kronkels op de aarsvin van de Pauwoogkeizervis vormen bij elke afzonderlijke vis een uniek patroon, waarmee ze geïdentificeerd kunnen worden zoals wij mensen aan de hand van onze vingerafdruk.
Hetzelfde geldt voor de Zeilvindokter: Hier is de gele lijn-punt combinatie op de flanken bij elk dier uniek. De Latijnse benaming voor deze soort, Zebrasoma Desjardinii, verwijst trouwens naar het strepenpatroon op zebra's, die ook elk een uniek strepenpatroon vertonen.
Vissoorten bij de riffen leidden op hun beurt weer tot het ontstaan van predatoren die zich in of bij de riffen vestigden:
De Koraalduivel (Pterois Volitans) bijvoorbeeld, nóg zo'n adembenemende rifbewoner die zijn leven en zijn naam dankt aan het koraal. Zijn vele uitsteeksels zijn niet enkel erg decoratief:
Erg langzaam zwemmend, drijft de Koraalduivel met zijn uitsteeksels kleinere vissen voorzichtig tegen een rots- of rifwand in het nauw. Dan schiet hij plots bliksemsnel naar voor met ingeklapte uitsteeksels en verslindt zijn prooi. Zijn stekels zijn veder ook giftig, en dienen dus ook nog eens voor verdediging tegen vijanden.
Riffen trekken ook grotere vissoorten aan, zoals de Griekse Murene bijvoorbeeld, die al sinds de Romeinse Oudheid bekend staat voor haar giftige beet, maar vooral als lekkernij op tafel.
Of Octopussen, de Einsteins onder de weekdieren.
Dat menu van Octopussen en allerlei vissoorten vormt dan weer de menukaart voor grotere vissoorten als de Bruine Tandbaars, een indrukwekkende, grote rover die van kop tot staart één meter lang wordt.
De uitstraling van deze imponerende verschijning weerhoudt duikers er dikwijls van om in holtes binnen te dringen waarin Tandbaarzen rusten. Deze vissen zijn nochtans zachtaardig tenegover mensen.
In de zeeën ging zich uit wormachtige weekdieren ook de erg ruime familie van geleedpotige schaaldieren ontwikkelen. Dat lijkt op het eerste zicht weinig steek te houden.
Als u echter de sterke geledingen van het pantser van bijvoorbeeld de Zeekreeft bekijkt, kan u misschien toch aannemen dat deze kreeft haar geledingen heeft overgenomen van de wormachtigen, die uit niets anders dan geledingen of segmenten bestaan...
Deze zwartblauwe, gepantserde vuilnismannetjes komen als mariene lijkenopruimers aan hun kost. Daarnaast voedt ook de Zeekreeft zich weer met de vele vissoorten die dankzij de riffen ontstonden. De bekende rode kleur krijgt de bepantsering van deze kreeften pas tijdens het koken...
n Mariene toppredatoren
Ik kan het om meerdere redenen niet nalaten om in dit artikel even stil te blijven staan bij de orde van de kraakbeenvissen. Meer in het bijzonder bij de superklasse van de haaien.
Toen het leven in de zeeën zich ontwikkelde, waren haaien er als de kippen bij om zich te ontwikkelen tot mariene toppredatoren.
Al is die uitdrukking ongelukkig gekozen, want haaien ontstonden lang vóórdat er sprake was van eender welk gewervelde levensvorm op het vasteland: 450 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste primitieve haaien, en met die datering waren ze zelfs het ontstaan van de vele plantensoorten op de continenten vóór.
Laat staan dat er toen dus al een kip rondliep op het vasteland...
Ook onze moderne haaien mogen best trots zijn op hun anciënniteit: Zij waren er 100 miljoen jaar geleden reeds. En hun vormgeving was zó perfect, dat hun lichaamsbouw onveranderd bleef doorheen die afgelopen 100 miljoen jaar. Tot op heden. We mogen haaien dus gerust levende fossielen noemen...
En om nog eens op het item electriciteit terug te komen: Ook daar konden deze meesters in het overleven snel mee overweg: Haaien ontwikkelden electroreceptoren; speciale zintuigen om de electromagnetische velden waar te nemen die alle levende wezens uitstralen.
Daarvoor moeten die wezens nog niet eens bewegen: Met hun electroreceptoren zijn haaien zelfs in staat prooien op te sporen die bewegingsloos onder het zand ingegraven zitten!
n Op het droge...
Van het leven dat in het water ontstond, gingen amfibieën als eerste gewervelde dieren het land veroveren. Maar reptielen waren de eerste gewervelden die zich helemaal aan deze nieuwe leefomgeving aan gingen passen, en zich er ook konden voortplanten.
Sommige van die reptielen keerden later in de evolutie vreemd genoeg terug naar een levenswijze in zee, zoals zeeschildpadden bijvoorbeeld, die leven op een menu van kwallen, kreeften en inktvissen.
De Karetschildpad heeft ook alweer koraalriffen als habitat. Naast het zeeschildpad-menu van hierboven eet deze schildpad ook nog eens sponzen op de riffen.
Voor het leggen van hun eieren keren zeeschildpadden nu nog steeds terug naar het vasteland.
Sommige reptielen gingen zon 160 miljoen jaar geleden bomen als veilige woonplaats uitkiezen, en ontwikkelden veren. De veren dienden oorspronkelijk als isolatie van lichaamswarmte, maar er evolueerden soorten uit voort met rudimentaire vleugels aan hun armen.
Hiermee konden ze in eertse instantie enkel wat fladderen van tak tot tak. Maar uiteindelijk ontwikkelden zich talloze vogelsoorten uit deze dieren. Veel vogels bleven erg verknocht aan het water met zijn overvloed aan vis, zoals pelikanen, die zich lichamelijk prachtig aanpasten aan de visvangst: De natuur liet ze evolueren tot vogels met een prachtig visschepnet in de vorm van een huidzak die aan de onderste snavelhelft hangt
Uit zoogdierachtige reptielen, pelycosauriërs als Sphenacodons, die 180 miljoen jaar geleden leefden, ontwikkelde zich aan land tenslotte de laatste en hoogst ontwikkelde diergroep van de zoogdieren.
Een bepaalde groep zoogdieren kent een intrigerende ontstaangeschiedenis die wat doet denken aan de onstaansevolutie van de zeeschildpadden: Bepaalde landzoogdieren keerden vijftig miljoen jaar geleden gelijdelijk aan terug naar een leven in zee.
Op deze wijze ontstonden zeezoogdieren als dolfijnachtigen en walvissen.
Baleinwalvissen zoals de Blauwe Vinvis maken geen gebruik van tussenliggende schakels om aan zijn portie energie te geraken: Deze mastodonten leven vreemd genoeg rechtsreeks van de micoscopische planktondeeltjes die in zee rondzweven!
Dolfijnen hebben dan weer vissen en inktvissen als tussenschakels nodig. Dolfijnachtigen hebben trouwens net als mensen een zelfbewustzijn, bleek uit wetenschappelijke studies. Ze gebruiken ook taal in de vorm van combinaties van klikgeluiden.
Ze spreken zelfs elk dier uit hun groep afzonderlijk aan met een unieke cominatie van klikgeluidjes. Dit betekent dat dolfijnen net als mensen het gebruik van naamgeving (6) voor elk individueel dier uit de groep kennen!
Als bekendste kleinere zeezoogdieren ontstonden ook zeehonden, die hetzelfde menu als de Bruine Tandbaars verkiezen: Vissen en inktvissen.
Op het droge ontstond tenslotte de zoogdierklasse van de mensapen. Waaronder de mens, als laatste en hoogst ontwikkelde soort onder de mensapen.
n Aqua - terrestrische toppredator
De mens zelf leeft uiteraard niet in het zeewater, maar hij blijft er wel érg afhankelijk van: Hoewel ik me er bij het begin van dit artikel niet echt van bewust was, realiseer ik me nu al schrijvend dat de mens als aqua-terrestrische toppredator àlle levensvormen die in dit artikel vernoemd worden, consumeert:
Hij verslindt een hoeveelheid aan levenssoorten en aan levend organisch materiaal waar haaien bij verbleken, gesteld dat haaien een gelaatskleur zouden hebben die verbleekt bij plotse hevige emotie:
De mens consumeert om te beginnen de primitiefste bacterieën. Hier kiest hij niet vrijwillg voor, maar hij krijgt ze toch maar binnen.
Koraalriffen worden onbedoeld massaal vernietigd door het gebruik van sleepnetten om vis te vangen.
Of men blaast riffen met dynamiet op om op snelle wijze veel vis te vangen... Nog sneller en vooral toxischer gaat het eraan toe als men de riffen met cyanide (!) gaat vergiftigen om moeiteloos de dode vissen te kunnen verzamelen... Koralen worden tenslotte ook geplukt om als decoratiemateriaal te dienen.
Sponzen worden dan weer geplukt om als badkamerspons een tweede leven te krijgen. Inktvissoorten en zowat het gehele visbestand in zee eindigt op ons bord, of, als het prachtige exemplaren betreft, in dierenwinkels en later in particuliere aquaria thuis, net zoals voor zeeanemonen het geval is.
Zeeschildpadden worden bejaagd omwille van hun schilden en omwille van hun vlees. Ook de eieren worden massaal als delicatesse geconsumeerd.
Zeesterren worden gedroogd voor medische doeleinden of als decoratie of als voedsel gebruikt.
Als het verkocht kan worden, is al het al làng goed voor de mens: Tot pelikanen-, zebra-, dolfijnen-, haaien-, mensapen- en kwallenvlees toe!
Vissoorten die niet (meer) bejaagd worden, verkregen deze status niet uit respect voor de natuur, en zelfs niet vanuit de wens ook in de toekomst nog te kunnen blijven vissen op zo'n vissoort.
Hier speelt doorgaans enkel het gegeven dat het economisch gezien niet meer rendabel is om manschappen en schepen in te zetten voor een vissoort die bijna volledig weggevist is...
Je kan als dierlijke levensvorm in de buurt van de mens maar best zon zweepdiertje tussen het andere plankton zijn. Die beestjes lijken deze dans te kunnen ontspringen, en eindigen slechts indirect in een mensenbuik.
Hoewel
We slaagden er in de aarde in letterlijke, chemische zin verzuurd te krijgen. Via onder andere bodemerosie op het vasteland blijken nu bijgevolg ook onze grootste oceanen zuur te worden, waardoor het planktonleven afsterft.
Evenredig daarmee neemt ook de overlevingskans van al die levensvormen (inclusief de mens zelf !) die in oorsprong van dat plankton afhankelijk zijn.
Walvissen bijvoorbeeld verhongeren wegens te weinig plankton, zoals de prachtige documentaire 'De zee heeft ons nodig' toonde op TV één, op 14 augustus jongstleden: Zeven van de dertien walvissoorten staan onder andere vanwege verhongering aan de rand van uitsterven.
Een andere reden is dat de mens deze prachtige dieren nog steeds blijft afslachten. Een wrang gegeven hierbij is dat mensen dit tegenwoordig zelfs niet meer doen voor het vlees: Dat vlees bevat nu ook al zo veel toxische stoffen dat het te giftig is geworden om nog voor menselijke voeding te dienen...
Het kan geen kwaad eens even stil te staan bij onze consumptie van natuurlijke hulpbronnen :
n Drie soorten hulpbronnen
Er zijn drie soorten natuurlijke hulpbronnen die we als mens moeten benutten om onszelf in stand te houden:
Hulpbron 1 is water, bron van alle leven, vanaf het prille begin tot hopelijk nog ver in de toekomst.
Het water als medium voor het leven zelf is zó bepalend voor het leven op aarde, dat er later in de reeks 'Het kleine begin' een apart artikel over enkel deze hulpbron gepubliceerd zal worden.
Ten 2de overleven wij dankzij al het levend of dood organisch materiaal dat de aarde ons schenkt.
En als 3e levensnoodzakelijke hulpbron is er het zonlicht. Zonne-energie en haar aanverwante vormen (wind- en waterenergie), zijn zo goed als onbeperkt aanwezig.
Deze derde hulpbron biedt dus een aantrekkelijk toekomstperspectief als energiebron die volstrekt in harmonie met de aarde is, en de aarde dus ook niet verder uitput. Mits de infrastructuurwerken voor de lichtreceptoren, windmolens, energieopslag, energiedistributie,... ruimtelijk verantwoord gesitueerd zijn uiteraard...
Die tweede hulpbron, levend of dood organisch materiaal, is beperkt. Deze bron mag en moet door de mens zelfs gebruikt worden, wil de mens overleven. Maar dan hebben we het uiteraard over duurzaam verbruik van deze hulpbron. Dat houdt in: Spaarzame consumptie en heraanvulling (7) van onze organische bronnen.
Zoniet brengen we via onze overconsumptie van organische hulpbronnen onvermijdelijk ook ons eigen voortbestaan in het gedrang:
We putten onze hulpbronnen tegen een ijltempo uit.
Of het nu gaat om energie die mateloos verspild wordt door overtollige verlichting langs onze autosnelwegen, of organisch materiaal dat onbeperkt blijft verdwijnen door een constante, onophoudelijke ontbossing van Vlaanderen, of erg kwetsbare, diepe ondergrondse waterlagen of natuurlijke minerale waterbronnen die we allemaal menen te moeten expoiteren via grootschalige waterwinningsmaatschappijen
Het is steeds hetzelfde verhaal:
n Die comfortabele knop...
Zolang onze overheden en netwerkbeheerders niet voor ons integrale energienetwerk overgestapt zijn op hernieuwbare energiebronnen die gebaseerd zijn zonne-energie en daarvan afgeleide energiebronnen, blijft de situatie zoals ze nu is:
Bij iedere druk op die comfortabele knop blijven we de aarde verder uitputten door stukjes organisch materiaal van de aarde door onze electrische snoeren te jagen:
Stukjes fossiel die 600.000.000 jaar geleden ontstonden; stukjes hout die lang geleden tot steenkool transformeerden.
Of erger nog: Houtskool die nu door onszelf gecreëerd wordt door verbranding van vers hout onder hoge temperaturen,... U begrijpt dat wij er, wat 'moderne' steenkool als energiebron betreft, dus ook levende stukken bos doorjagen terwijl we onderuitgezakt naar ons favoriete TV-programma kijken, met brandende spotjes boven ons, of als we er lustig op los chatten aan onze computers, ...
De knop van onze badkraan is trouwens al even gemakkelijk en comfortabel opengedraaid als die lichtknop.
We mogen gerust stellen dat we er wat al onze energiebronnen betreft -momenteel in elk geval toch nog- onbedoeld talloze levens of soorten doorjagen: Om onszelf van energie te voorzien, maar ook op talloze andere vlakken, die dikwijls nog niet eens met onze voeding te maken hebben:
Planten- en dierenlevens moeten keer op keer wijken voor ontbossing, ontginning, waterwinning, aanleg van allerhande infrastructuurwerken,...:
Ingrepen in onze natuur die we blijkbaar telkens zó levensnoodzakelijk achten voor ons voortbestaan, comfort, geluk, prestige,...
n Misplaatste uitzondering...
Toen ik schreef dat we drie hulpbronnen benutten, vertelde ik niet de volledige waarheid:
Heden ten dage benutten we nog een 4e hulpbron.
Maar dat is een misplaatste uitzondering onder onze hulpbronnen, omdat ze ecologisch gezien uiterst onverantwoord is als energiebron voor onze kamerlampjes, computers, haardrogers en dergelijke:
Terwijl de dames en langharige heren onder ons hun haren droogblazen na een deugddoend bad, of terwijl babypapjes worden opgewarmd, jagen wij er allemaal massa's mineralen van diep onder de aardkorst door tijdens deze huiselijke activiteiten, of we hier nu voor kiezen of niet:
Uranium en plutonium, ertsen die ons via levensgevaarlijke kernreacties (kernfusies en kernsplijtingen) kernenergie opleveren...
Deze radioactieve ertsen worden dan ook nog eens gewonnen via grootschalige ontbossingen en ontginningen... Niet voor niets liet ik deze optie dus weg tussen de andere aardse hulpbronnen.
Kernenergie heeft ook niets te maken met de zon, en het organisch materiaal dat ervoor opgedolven moet worden, raakt onoverkomelijk ook alweer uitgeput...
En dan is het item van het uiterst toxische, niet af te breken radio-actieve afval nog niet eens aan bod gekomen in dit artikel...
n Samen even stilstaan?...
Misschien wil u samen met mij wel even stilstaan bij wat onze levenswandel dag in dag uit betekent voor de aarde.
Veel tijd moet u daar niet voor vrijmaken: Een uurtje bijvoorbeeld is ruim voldoende. Laten we dat maar meteen vandaag doen: Vanavond, van 20 u 30 tot 21 u 30. Een moment waarop zon miljard mensen op aarde hetzelfde zullen doen tijdens Earth Hour
(8)
Met energieke groeten,
Rodrik Steverlynck, 28 maart 2009
Mijn bijzondere dank aan Roman Cuynen: Voor enkele determinaties en voor zijn toestemming tot publicatie van zijn uitzonderlijke fotografie, alsook voor zijn toelichting rond de onderlinge verwantschap tussen enkele besproken vissoorten (zie voetnoot 5).
Met dank aan Frans Desfossés (Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, milieuleer en gezondheidseducatie: http://www.vob-ond.be/ )
Met dank aan WWF-België (Jan Derom) voor toestemming tot publicatie van het campagnebeeld van Earth Hour.
Met dank aan de KMDA, Zoo van Antwerpen en Ankona voor het bezoek achter de schermen van de Zoo d.d. 25 maart. En uiteraard ook voor de toestemming van de KMDA tot publicatie van bijgevoegde foto's. Met dank aan Philippe Jouk (KMDA) voor de Wiebels Koraalvlinder.
Hereby I would like to express my explicit thanks to Stewart Button for the magnificent pictures of sea-life along Thaï reefs.
Equally I appreciate the permission to publish the breathtaking picture Michael Yee took! (See www.sunlightonwater.com and www.familyofthedolphins.org)
(1) http://www.openruimteademruimte.be
(2) Sommige auteurs houden het voor het ontstaan van het eerste eencellige leven op aarde op 3100 miljoen jaar geleden. (Zoals M. Lambert, K. Lye, R. Taylor en K. Wicks)
(3) De chemische reactie die voor het ontstaan van eencelligen in het water zorgde, werd in een labo-omgeving gereconstrueerd: Via toediening van een dosis energie die equivalent is aan de energie-ontlading van een blikseminlag, bekwam men cellen die érg dicht aanlagen tegen de eertse eencelligen in waterachtige milieus op aarde. (Professor Eric Goethals, docent organische chemie, Universiteit Gent)
(4) De fijne stofwolken van vulkaanuitbarstingen worden behandeld in 'Het kleine begin, deel 2: Lucht en leven aan land'.
(5) Chaetodon , Chelmon en Heniochus behoren tot de Familie der Chaetodontidae (borsteltandigen) / Orde: Perciformes (baarsachtigen) / Klasse: Actinopterygii (straalvinnigen).
Holacanthus, Pygoplites en Pomacanthus behoren tot de Familie der Pomacanthidae (engelvissen) / Orde: Perciformes (baarsachtigen) / Klasse: Actinopterygii (straalvinnigen)
(6) Het gebruik van naamgeving binnen dolfijnengroepen werd in 2006 bestudeerd door de Universiteit van St Andrews (Schotland).
(7) Betreffende heraanvulling van organische hulpbronnen: Zie volgend artikel in deze reeks: 'Het kleine begin, deel 2: Lucht en leven aan land'.
(8) http://www.earthhour.be
|
|
|
 |
In Consciences voetsporen... |
Zowat het enige restant van die eens zo uitgestrekte Groene Hoek, is nu de Zoo van Antwerpen.
Zoals ik eerder schreef, groeide Hendrik Conscience daar op. Zijn woning en tuin lagen zelfs ín de huidige Zoo.
In de Zoo vindt u daarom vlakbij het verblijf van de Siberische Tijgers een gedenkplaat ter nagedachtenis van Conscience. Met uw rug naar de tijgers toe, ziet u de gedenkplaat links onderaan het trapje dat langs het biotoop van de kamelen naar boven leidt.
De beeltenis van Conscience is vergezeld van de inscriptie:
'Hier op deze grond leerde de knaap Conscience de planten, de dieren, het leven liefhebben...'
In de voetsporen van Conscience is dat waar de Zoo van Antwerpen vandaag de dag nog steeds toe aanzet:
Meer dan 5000 dieren huisvest de Zoo. Het wordt dus moeilijk om bij een bezoek geen interesse voor dieren te pakken te krijgen.
In deze Zoo wordt voortdurend geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek, natuurbehoud, behoud van biodiversiteit en duurzaamheid. Hierdoor verkreeg de Zoo terecht het CRC-label (Centre for Research and Conservation).
De Zoo van Antwerpen, Planckendael en natuurreservaat De Zegge zijn eigendom van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (KMDA vzw). De missie van de KMDA is bijdragen aan daadwerkelijk natuurbehoud in eigen land.
Voor wie interesse heeft: Op 25 maart organiseert Ankona, de Antwerpse Koepel voor Natuurstudie, een bezoek achter de schermen van deze bijzondere dierentuin. Op www.ankona.be leest u de inschrijvingswijze:
Mail je naam, coördinaten en telefoonnummer naar ankona@pih.provant.be met de vermelding 'Bezoek 25 maart Zoo Antwerpen'.
Een routebeschrijving vindt u op www.zooantwerpen.be. Inschrijven is verplicht en kan tot 23 maart 2009.
Wie weet tot de 25ste?
Rodrik Steverlynck
|
|
|
 |
Heidelandschap in historisch winterkleed... |
In tijden waarin mensen zich wereldwijd zorgen maken om een opwarmende aarde, lijkt een bijtende koude en een dikke sneeuwlaag, zoals we die begin dit jaar ervoeren, verrassend.
Ik kon het dan ook niet laten onze ondergesneeuwde natuur per fiets te gaan bewonderen. Mét fototoestel uiteraard.
n Verrassend koud
Hoe lang het ook geleden was dat we nog eens een dergelijke koude en zo'n dik sneeuwtapijt meemaakten; het dierenleven op de Grote Heide liet zich niet verrassen en paste zich perfect aan aan deze winterkoude:
Alle insecten zijn verdwenen onder boomschors of andere vorstvrije plaatsen, en houden daar een winterslaap (vliegen, mieren, bijen,...).
Onze blijvende insectenetende vogels pasten hun menu aan en worden gedurende de winter graaneters. Vogels die deze omschakeling niet kunnen maken, volgden hun instinct en maakten een 'vogeltrek' weg naar warmere streken.
De vogels die blijven, kunnen tegen de kou weinig meer doen dan hun pluimpjes 'opzetten' zodat ze er wat als wollige bolletjes uit gaan zien. Tussen die pluimpjes proberen ze een laagje lucht rond hun lichaam vast te houden. En die luchtlaag biedt een extra isolatie tegen de kou.
Van roodborstjes hebben we de indruk dat ze het hele jaar bij ons blijven, maar veel van 'onze' roodborstjes gaan ook op vogeltrek, en hun plekje wordt 's winters ingenomen door roodborstjes die vanuit Noord-Europa naar onze streek trekken.
Bij vele dieren ging tegen einde herfst de stofwisseling sterk wijzigen, gestimuleerd door prikkels als koudere temperaturen en verminderend daglicht. Zo gingen onze inheemse amfibieën en reptielen bijvoorbeeld in winterslaap (levendbarende hagedis, alpenwatersalamander,...).
Veel zoogdieren passen dezelfde strategie toe om dit koude seizoen door te komen (egels, vleermuizen,...): Verscholen tegen de ergste koude overwinteren ze met een stofwisseling, een ademhaling en lichaamstemperatuur die tot een minimum herleid is.
Als de buitentemperaturen en de vetreserves van de slapers meevallen, doen ze een hele winter lang met hun vetlaag. Als de vetlaag opgebruikt is voordat de vorstperiode voorbij is, of als deze winterslapers gewekt worden door de honger of verstoring van hun slaapplaats, volgt niet zelden de dood...
De zoogdieren die 's winters actief blijven, leven soms van een voedselvoorraad die ze voor de winter aanlegden (eekhoorns, muizen,...). Of ook zij komen gedeeltelijk dankzij hun dikkere wintervetlaag de winter door (reeën, ganzen,...). Sommigen blijven jagen op prooien die 's winters nog actief zijn (vos, wezel,...).
Alle zoogdieren die nu actief zijn, kregen een aangepaste wintervacht: Haren die soms wit gekleurd zijn. Maar ook vachten die blijkbaar hun kleur hebben behouden, zijn wintervachten (reeën, vossen,...): Winterharen staan veel dichter opeen dan anders, en zijn dikwijls ook langer zijn.
Dat is ook het geval voor onze paarden en pony's: Die staan nu in hun witte weides met lange, prachtige 'baarden' aan hun kaken.
Ook bij de planten is de stofwisseling sterk gewijzigd, waardoor onder andere bladval optreedt. Zo zie je des te beter de voortplantingsorgaantjes bij bomen als de Els. Het vraagt niet veel verbeelding om te begrijpen dat de lange, hangende katjes van de Els de mannelijke voortplantingsorganen zijn.
Wat die geslachten betreft, is de Els trouwens een 'specialleke': Eénzelfde boom is in staat zowel mannelijke als vrouwelijke katjes te maken. Soms zelfs aan hetzelfde takje. Tweeslachtigheid dus, zouden we bij dieren zeggen. Bij de bomen gebruikt men de term eenhuizigheid.
Maar Elzen zijn ook om een andere reden bijzondere bomen: Wat de berk is voor droge zandgronden, is de Els voor vochtigere gronden: Een pionierssoort. Ze maakt wortelknollen aan waarin Rhizobium-bacteriën komen leven, in symbiose met de boom.
Deze bacteriën halen de nodige energie uit de stofwisseling van de Els.
De bacteriën brengen op hun beurt de belangrijkste voedingsstof voor planten in de bodem: stikstof.
Zo kan de Els zich zelfs installeren op bodems die nog geen stikstof bevatten. Dankzij hun productie van stikstof in de bodem, maken ze het terrein vruchtbaar voor andere plantensoorten, die de Els al snel opvolgen.
Elzenmoerasbossen zijn dus niet voor niets prioritair te beschermen ecosystemen voor de Europese Unie.
Langs de grachten tussen de velden vindt u volop Elzen op de Grote Heide.
Als u liever een hele hoop Elzen bij mekaar ziet: In het noordwesten van de Grote Heide, tussen Olmen en Balen, ziet u reeds op de Ferrariskaarten van 1777 een ecologisch gezien erg belangrijke groene zone liggen waar zich Elzenmoerasbossen bevinden: Hier gaat de Grote Heide namelijk over in de prachtige Elzenmoerasbossen van Scheps, in de Vallei van de Grote Nete.
Allemaal leuk om te weten en mooi om te fotograferen, maar ikzelf was duidelijk niét aangepast aan deze temperaturen: Zonder muts en zonder sjaal was ik er iets te onbezonnen op uitgetrokken.
En daar kreeg ik vrij snel spijt van: Bij het inademen leken mijn neusvleugels niet echt vrij te kunnen bewegen.
Eerst dacht ik aan een verstopte neus of zoiets. Dat kon gerust in een periode waarin de weerman het meermaals had over temperaturen van -20° Celsius in de Kempen. Dus stopte ik even om wat fotografie te combineren met het snuiten van mijn neus.
Terug op de fiets kreeg ik weer dat vreemde gevoel in mijn neus bij het inademen. Toen viel mijn euro: De lucht was zodanig koud dat de haartjes in mijn neus aan mekaar vastvroren bij het inademen! Het uitademen maakte mijn neusvleugels telkens terug vrij. Nog nooit zoiets meegemaakt!
Na een tijd fietsen en fotograferen begonnen ook mijn oren af te zien van de snijdende kou. Dus besliste ik de fiets te laten staan en te voet verder te gaan. Zonder de snelheid van mijn fiets zou ik minder wind vangen, en trouwens ook het landschap wat aandachtiger kunnen bekijken.
n Déja vu...
Een ijzig, maar prachtig landschap! Wandelen zorgde er wel voor dat mijn pijnlijke oren niet nog pijnlijker werden, maar de sneeuw op mijn laarzen maakte nu dat ook mijn voeten snel ijskoud en verdoofd begonnen aan te voelen.
Ik probeerde terug wat gevoel in mijn ijskoude voeten te krijgen: Ik stampvoette, en probeerde mijn tenen te bewegen, maar wist niet eens óf mijn tenen wel bewogen: Ik voelde hoegenaamd niets van mijn voeten! Veel langer moest ik best niet buiten blijven...
Uitkijkend over de Grote Heide drukte ik mijn handschoenen tegen mijn oren om te pijn wat te verzachten.
Onwillekeurig moest ik eraan denken dat één van onze grootste schrijvers in diezelfde houding ook over diezelfde koude, ondergesneeuwde Grote Heide had uitgekeken.
Al moeten we daarvoor een heel stuk terug in de tijd gaan. De periode waarin hij over dit landschap schreef, vraagt om een stukje historische achtergrond:
n Historische sfeerschets
Van bij haar ontstaan in 1830, ging het pas ontstane België gebukt onder oorlogsdreiging vanuit Nederland: Nederlands koning Willem I wilde ons land niet als onafhankelijk erkennen, wat logischerwijs tot militaire conflicten leidde.
Om de Nederlandse dreiging het hoofd te kunnen bieden, verplichtte Leopold I in iedere Belgische gemeente de oprichting van een burgerwacht. Zo ontstonden er ook burgerwachten in Olmen en Balen, die toen bestuurlijk gezien nog van mekaar onafhankelijke gemeenten waren.
Vanwege de aanhoudende oorlogsdreiging werden later alle burgerwachten algemeen gemobiliseerd.
Vrijwillige patriotten speelden een veel grotere rol dan de officiële Belgische legereenheden bij het verdrijven van de Nederlanders uit onze gewesten.
Uit al onze provincies stroomden vrijwilligers toe om te strijden tegen Nederland. Ook buitenlandse vrijwilligers stroomden toe, hoofdzakelijk uit Frankrijk. Al deze vrijwilligers werden in drie bataljons ingedeeld.
Die bataljons werden naar hun bevelhebbers genoemd: Mellinet, Niellon en Fonson. Tweehonderd tweeënveertig man van de Jagers Niellon, werd begin 1831 nog ingekwartierd in Olmen.
Eind 1830 werd Hendrik Conscience tot onderofficier benoemd bij de derde compagnie van het derde bataljon van diezelfde Jagers-Niellon, die hun hoofdkwartier in Turnhout hadden. Later werd hij nog korporaal en sergeant-majoor.
Conscience schreef zijn beleving van die woelige jaren neer in zijn werk De omwenteling van 1830. Daarin staat te lezen dat de legertop eind 1830 verwachtte dat een Nederlandse troepenmacht naar Noord-Brabant zou trekken, over onze Grote Heide.
n Hoog bezoek op de Grote Heide...
Hendrik Conscience beschreef hoe hij met de Jagers-Niellon vanuit Turnhout naar onze streek trok om de Nederlandse troepen op te vangen. En ook hoe de Jagers-Niellon s avonds halt hielden op de Grote Heide:
men hield ons tegen den avond staan op eene onmeetbare heide, die wel tot eenen voet hoogte met sneeuw was overdekt.
De wind was in het oosten gekeerd en zoo koud, dat wij ons de handen voor de ooren hielden, om ze niet te laten bevriezen.
Bevel werd er gegeven, dat wij te dezer plaatse den nacht op bivak zouden doorbrengen, dit wil zeggen, dat wij op de sneeuw konden slapen, indien wij niet liever tot den morgen met stampen en armenslaan ons wilden verwarmen.
Onze verwondering was groot; de mijne bovenal.
Ik zag niets voor mijne oogen dan eene onafzienbare vlakte, waarvan de eentonige witheid het gezicht verbijsterde.
Slechts langs één zijde, op een vierendeel uurs afstand, begrensde een hoog mastbosch de kimme, en daarachter wel een uur verre, schoot de klokketoren van een dorp in de hoogte: het was de gemeente Baelen, op de grenzen der provincie Limburg.
Drie dagen en drie nachten bleef Conscience met de Jagers-Niellon gelegerd op de Grote Heide: Gewoon middenin de vlakte, in de kou, 's nachts slapend in de sneeuw! Met grote kampvuren trachtten ze zich te verwarmen. Dit kampvuurgebeuren en dit landschap bleef sterk hangen bij Conscience.
Maar ook het omgekeerde gebeurde: Hendrik vroor vast aan het landschap! Hendrik had zich bij het kampvuur gelegd om kort wat te slapen, maar toen hij twee uur later wakker werd, geraakte hij niet rechtop: Zijn kiel zat vastgevroren aan de ijzige ondergrond. Met sabelhouwen hakten strijdmakkers zijn kiel los uit het ijs.
Conscience vatte uiteindelijk een hevige koorts. Hij kreeg het uitdrukkelijke bevel naar Balen te trekken op zoek naar een onderdak om te herstellen en op krachten te komen.
Ondanks het getuigschrift dat hij van zijn overste had meegekregen, weigerde de burgemeester van Balen zijn deur te openen en Conscience onderdak te bieden: Hij liet hem vanuit een vensterraam op een bovenverdiep weten dat er geen militairen meer welkom waren in het dorp.
Er bleef voor de jonge Hendrik weinig anders over dan verder wandelen en op alle deuren aankloppen voor onderdak. De mensen openden de deur niet, of de huizen waren al bezet met militairen.
n Eerste liefde
Uiteindelijk was hij pas welkom in een lemen huisje in de Balense wijk Rosselaar, waar hem verwarming, eten en overnachting geboden werd. Hendrik kreeg een stevige boon voor Beth, een meisje uit dat gezin.
Conscience bezocht Balen later nog eens, op zoek naar Beth, maar het lemen huisje was verdwenen, en niemand wist waar het gezin van Beth naartoe getrokken was
Over deze verliefdheid schreef Hendrik: Ik werd dichter door de opwelling van een voor mij nog onbewust gevoel... Hendrik voelde hier duidelijk zijn eerste verliefdheid!
n Natuur als leermeester
Zijn liefde voor natuur was echter al in zijn kindertijd aanwezig. In 'de Groenen Hoek' in provincie Antwerpen groeiden Hendrik en zijn broer op. De Groene Hoek was in Hendriks jonge jaren nog een ongerept agrarisch landschap.
Later werd een spoorweg door die Groene Hoek aangelegd.
Zoals wel vaker gebeurt bij een eerste verregaande menselijke ingreep in een landschap, volgden andere, nog verregaandere ingrepen die spoorweg op: Er volgde een station bij die spoorweg door de Groene Hoek, en uiteindelijk werd dit landschap een volgebouwd stadscentrum van een metropool.
Het enige groene restant van die Groene Hoek van vroeger is nu... de Zoo van Antwerpen.
Hendriks woning stond zelfs ín de huidige Zoo. In de Zoo staat nu nog steeds een gedenkplaat ter ere van Conscience. De Groene Hoek evolueerde dus gaandeweg tot wat nu de groene long van Antwerpen genoemd wordt.
Maar in Hendriks tijd lag zijn huis dus nog in een agrarisch landschap, zoals ik reeds vermeldde. In volstrekte afzondering tussen de velden.
Aangezien zijn moeder overleed toen hij 7 jaar was, en zijn vader erg vaak lang afwezig was op zakenreizen, was er niemand die Hendrik en zijn broer opvoedde. Over zijn opgroeien in de Groenen Hoek schreef Hendrik zelf: "God en de natuur waren onze enige leermeesters."
"Het is daar in de Groenen Hoek dat in mij een innig gevoel der natuurschoonheid ontstond. Toen ik, bij het aanbreken der lente, voor de eerste maal er ontwaakte, was alles, wat mij omringde, geheel nieuw voor mij.
Ik voelde de zoele lucht mij in de longen dringen; ik zag de dauwdruppelen in het hart der bloemen glinsteren, het zonnelicht tusschen de kruiden spelen, de zingende vogelen in het geboomte dartelen, duizende diertjes onder mijne oogen wemelen.... "
n Indrukwekkende open ruimte
Consciences' liefde en dichtkunst voor Beth sloegen duidelijk over op ons landschap.
Dat is niet verwonderlijk, want de Grote Heide was toen nog indrukwekkender dan nu: Dorpen die rond 1700 aan de rand van de heide lagen, waren Olmen, Balen, Lommel, Eksel, Hechtel, Helchteren, Houthalen, Koersel en Heppen.
Dat heidelandschap besloeg dus een indrukwekkende oppervlakte!
Dat vond koning Leopold I duidelijk ook: Aangezien de oorlogsdreiging vanuit Nederland aan bleef houden, ging Leopold over tot de uitbouw van militaire kampen.
Hiervoor ging hij op zoek naar terreinen die zo groot mogelijk waren, omdat er grote militaire oefenterreinen rond de kazerne moesten aangelegd worden en er onderdak moest komen voor twintig duizend militairen.
Er moest ook voldoende vers drinkwater opgepompt kunnen worden voor de militairen, en het terrein moest strategisch gelegen zijn.
Wat in deze oorlogssituatie betekende dat het terrein dichtbij de Nederlands grens gelegen moest zijn.
Vanaf zijn eerste bezoek in oktober 1834 aan de Grote Heide was Leopold I gewonnen voor deze locatie. Hij had zelfs het bijkomende voordeel dat de arme heidegrond spotgoedkoop was. Onze koning kocht dus naar believen gronden op van de Heide van Beverlo.
Leopold I legde een voor die tijd uiterst moderne kazerne aan; het kamp van Beverlo. Tegen die kazerne aan kwamen zeer snel burgers wonen in lemen huizen.
Dit waren allerlei handelaren, die hoopten dicht bij deze militair strategische plaats ook op zakenvlak de beste strategische plaats gevonden te hebben.
Snel groeide deze woongemeenschap uit tot een kleine 400 gezinnen. Leopold I legde op vraag van het provinciebestuur van Limburg ook voor deze burgers een stadskern aan.
De man in de straat noemde deze stadskern al snel 'burg'. 'Burg' was in die tijd het gangbare woord voor 'burcht' of 'versterkte plaats'. 'Leopolds burg' of Leopoldsburg was geboren.
Deze plaats kreeg los van die benaming eveneens de eenvoudige naam ''t kamp'. In de volksmond spreekt men nu nog steeds van Kamp.
n Inspirerend landschap
Hendrik Conscience was tegen het eind van zijn legerdienst ook in die kazerne van Leopoldsburg gelegerd, maar dan in heel wat warmere weersomstandigheden.
In die periode schreef hij ook een prachtig compliment neer voor ons Grote Heidelandschap, of misschien eerder een liefdesverklaring:
In augustus 1835 vertrokken we naar het kamp van Beverlo. Daar op de heide, in die onmetelijke vlakte onder de brandende zon, werd mijn drang naar dichten nog groter.
Dat de Grote Heide inspirerend werkt, kan ik onmogelijk tegenspreken...
Rodrik Steverlynck
9 januari '09
Met dank aan:
-de Olmense Heemkundige Kring
-de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon
-de Heemkundige Kring van Leopoldsburg
-de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon
-Koninklijke Bibliotheek België, die me toestemming verleende de Ferrariskaarten te publiceren.
-Frank Hye voor zijn rondleiding rond de Asbeekse Watertuinen, een stuk Grote Heide tussen Gerheserheide en Schoorheide gelegen. (Voor de Asbeekse Watertuinen: zie tweede, derde en negende foto, alsook de twee foto's boven en de 2 foto's onder de Ferrariskaarten.)
Deze vijvercluster en het bijhorende ecologisch waardevolle landschap vormen een belangrijk rust- en toevluchtsoord voor reeën, die er dankzij opborrelend kwelwater zelfs in de hevigste vorstperiodes enkele drinkplaatsen vinden op het ijs van de vijvers.
Het Asbeekse vijvercomplex is trouwens niet het enige in die omgeving:
Oostelijk sluit de vijvercluster Ingene Bemden op het vijvercomplex van de Asbeekse watertuinen aan. Westelijk ligt dan weer de vijvercluster Bruine Kolk, waaronder een vijver van het Agentschap voor Natuur en Bos.
|
|
|
 |
Lichte steentjes... |
Af en toe is er toch ook natuurnieuws dat deugd doet: Zo legde Groot-Brittanië onlangs de 'Climate Change Bill' vast; de eerste bindende klimaatwet ter wereld. Nieuws dat ook terug doet dromen en dat inspireert tot navolging. Want deze ondertekening gebeurde nog op dezelfde dag waarop 'the big ask' van start ging! 'The Big Ask' is een sterke oproep van de bevolking aan politici, ook onze Belgische politici, om een klimaatwet te ondertekenen. Een wet die onze emissies zou terugdringen, en zo de baan vrijmaakt voor het benutten van hernieuwbare energiebronnen en duurzame productieprocessen, die in harmonie zijn met onze ecosystemen op aarde.
Je kan dit prachtige filmpje van onze eigen Nick Balthazar bekijken op www.thebigask.be.
Ieder van ons kan zijn steentje bijdragen bij het tot stand komen van deze wet. Het is zelfs een erg eenvoudig steentje, en een licht steentje, maar het helpt enorm ons eigen gewicht op onze planeet te verkleinen:
Op www.thebigask.be kan iedereen de vraag om een Belgische klimaatwet aan onze politici ondersteunen door gewoon naam, achternaam en e-mailadres in te vullen onder het verzoek dat u kan lezen als u boven het filmpje op 'teken de videopetitie' klikt.
Vele kleine, lichte steentjes vormen samen wie weet voor een verzoek dat toch zwaar genoeg gaat wegen voor de verantwoordelijke politici...
Met natuurvriendelijke groeten,
Rodrik Steverlynck Januari '09
|
|
|
 |
Hartverwarmend |
Beste natuurvriend,
We kunnen 15 november onmogelijk laten passeren zonder enkele sfeerbeelden met u te delen. En uiteraard een woord van dank voor uw hartverwarmend gezelschap!
U bezorgde ons een erg gezellige wandeling en onvergetelijke kampvuur-avond op de laatste Grote Heide-activiteit 'Pittige Vertellingen in de Grote Heide'.
Uw opkomst was alweer verrassend groot: Meer dan vijftig enthousiaste natuurliefhebbers kwamen uit de duisternis opdagen, en de pompoensoep werd al even gretig verzet als de jenevers en de pintjes.
Ook de acteurs en dichters, tekstschrijvers, zangers, gidsen... verdienen een stevige bedanking. En de mensen die voor de catering instonden. Of voor het kampvuur. Of voor de foto's. Of de praktische organisatie en transporten op het terrein,...
Wij genieten nog na van de hele avond, en hopen stilletjes u allen weer te mogen zien op onze volgende activiteiten.
Na de verschillende indrukwekkende voordrachten of liedjes stond ik niet meteen te springen om mijn eigen bescheiden stukje poëzie voor te dragen. Ik hield het liever bij een Bonobo-poster. Vanwege uw enthousiast aandringen bij het kampvuur draag ik dit stukje poëzie -postuum- toch nog voor.
In hoeverre dat nog telt als voordracht: Hieronder een 'digitale' voordracht van het gedicht 'De hypothese van de verdwenen slip'.
Het gedicht is geïnspireerd door een knettergekke, onvergetelijke voorbereidende vergadering van deze activiteit door de gehele Grote Heide-werkgroep.
Al de inspiratie, positiviteit en ludieke erotiek die tijdens die vergaderavond in de lucht hingen, mochten nooit meer vergeten worden: Na een erg korte nachtrust kon ik het dan ook niet laten het verslag van die vergadering te laten vergezellen door een gedicht, dat helemaal in de stijl lag van de 'agendapunten' die tijdens deze vergadering als vanzelf bij iedereen opdoken. Die avond ging ongemerkt over in nacht, en zelfs in ochtend...
Het gedicht vraagt om een korte schets van de Bonobo, als inleiding...
Nogmaals dank, zowel aan de Grote Heide-werkgroep als aan de deelnemers! Veel leesplezier met dit gedicht, en tot een volgend treffen.
U kent wellicht bonobo's...
Bonobo's zijn de meest bedreigde mensapen ter wereld. Dat heeft dit diertje zoals gewoonlijk aan de mens te danken.
Jammer... En het voelt ook erg vreemd aan, want Bonobo's liggen qua genetica het dichtst van alle diersoorten tegen de mens aan: Het DNA-materiaal van deze primaten is voor meer dan 98% gelijk aan dat van de mens!
Ook qua intelligentie volgt deze diersoort onmiddellijk achter de mens: Bonobo's hebben een zelfbewustzijn, en ze zijn ook in staat taal te gebruiken.
Het woord 'Bonobo' betekent trouwens 'voorouder' in de Bantoe-taal die in Zuidelijk Afrika gesproken wordt.
Dat klopt echter niet exact. Maar het komt wel goed in de buurt: Zes miljoen jaar geleden kenden de mens en de Bonobo éénzelfde voorouder.
Bonobo's staan erom bekend dat ze de conflicten binnen hun groep wel erg liefdevol bijleggen: met sexueel contact!
Deze dieren kennen net als mensen masturbatie, manueel-genitaal contact met anderen, orale sex en verschillende standjes om de liefde te bedrijven...
Dat sexueel contact als oplossing voor een conflict aangenaam is, kunnen we ons ook als mens ook nog voorstellen.
Maar ondanks onze genetische verwantschap blijft het voor mensen moeilijk te begrijpen dat de opgezwollen, rode achterwerken van vruchtbare vrouwtjes aantrekkelijk zijn voor de mannetjes.
Misschien is het wel vanwege die onsmakelijke achterwerken dat aapachtigen ooit rokjes en slipjes uitvonden voor hun vrouwen?
Maar als die theorie klopt, hoe komt het dan dat die wijfjes met hun opgezwollen rode achterwerk geen slipje of rokje dragen?
De hypothese van de verdwenen slip' geeft u mogelijks de wetenschappelijke verklaring voor het gegeven dat apenwijfjes geen slip of rokje dragen...
n De hypothese van de verdwenen slip
Een Bonobo met vies rood gat ging niet meer op liefdespad,
want haar eigen achterkant vond ze nèt iets te gènant.
Jarenlange sex alleen maakten dat haar schroom verdween:
Ze ging 't straat op met als doel: Blussen van dat heet gevoel,
dat steeds opkwam onverwacht - als ze aan de mannen dacht.
Dus ging zij gemaakt gedwee naar een Bonobo-café,
waar ze flirtte, urenlang maar ze werd een beetje bang:
Hoe z ook zwierde met haar kont mannen keken naar t plafond.
Haar make-up die hielp geen zier, mannen keken naar hun bier
Hoe sensueel ze ook bewoog, mannen keken naar de toog.
Ze zwierde met haar sexy rokske maar een tingelend juke-bokske
-en dat gaf haar grote stress- had bij mannen meer succes.
Ze ging dansen op den toog waarbij ze zich zó bewoog
dat haar slipje puur satijn door iedereen gezien kon zijn.
Maar de mannen ongestoord speelden hun biljartspel voort.
Of ze keken naar TV en volgden het voetbal mee.
Of ze lazen in een krant, tapten moppen aangebrand.
En de vrouw als alle vrouwen miste plots alle vertrouwen
Sprong de toog af en kordaat stelde ze een wanhoopsdaad:
Erg onzeker, maar toch geil vroeg zij toen in allerijl
Aan de barman van t café k Wil naar bed, en gaat u mee?
De man bekeek haar - achteloos - maar bedacht zich na een poos,
en zei Wil je zó van t straat? Luister dan naar deze raad:
Wil je mannen bij de vleet? Maak dan dat je nooit vergeet
dat de mannen allemaal lijden aan dezelfde kwaal:
Als een vrouw zich traag ontdoet van haar zijden ondergoed
en haar benen lichtjes spreidt zijn ze stuk voor stuk bereid
in een lange rij te staan om met haar van bil te gaan!
Het vrouwtje nu was even stil, maar ze wilde écht van bil...
Onder mannelijk gefluit deed zij dus haar slipje uit.
En haar rokje lekker zeg - Volgde traag dezelfde weg
En de vrouw schreed - heel tevree naar de uitgang van t café.
En wie volgde op de voet?: een ellenlange mannenstoet,
stuk voor stuk dat snap je wel smachtend naar het liefdesspel.
In een flits besloot zij toen nooit geen slip meer aan te doen.
En die rok- dat steekt niet nauw - ligt nog waar hij vallen wou.
Nooit heeft zij die rok gemist, want - voor wie het nog niet wist:
Zij trok toen naar t regenwoud, naakt - en ook een beetje stout -
deed zij wat haar lichaam vroeg toen ze nog een slipje droeg.
En haar dochters uiteraard - hadden snel dezelfde aard:
Die vrijen er nog steeds op los - naakt en in datzelfde bos
Het bewijs voor dit verhaal is verdwenen allemaal!
Dat is erg, maar niet getreurd: Uit wat vroeger is gebeurd
leren wij een kledingtip die kan leiden tot een wip:
Lieve dames die dit hoort, zeg het aan uw dochters voort:
Rokjes kort met niks eronder zijn een beetje als een wonder:
Mannen vallen snel genoeg voor de slip die u niet droeg!
Rodrik Steverlynck
|
|
|
 |
Eco & Eco International |
België is één van de slechtste leerlingen in de Europese klas als het om de les 'ecologie' gaat. Dat schreef De Standaard afgelopen woensdag...
We blijken nooit genoeg te hebben, en zetten de overconsumptie van onze natuur voort omdat dit ons noodzakelijk lijkt voor onze economie en ons welzijn, liet WWF weten in diezelfde Standaard.
België grootste milieuverspiller...
Ook Radio 1 meldde toen dat we onszelf bij de grootste milieuverspillers van Europa mogen rekenen. De impact van de Belg op de natuur is viermaal groter dan wat onze natuur aankan. En die impact blijft maar stijgen...
Ook ons geliefde Scheps lijdt onder economische overconsumptie door de mens: Door illegale mestlozingen in de Asbeek bijvoorbeeld. En door grootschalige waterwinning op grote diepte, uitgerekend in dit schitterend moerasgebied...
Hierbij wordt, vooral in de winterperiodes, meer water weggepompt dan er gecompenseerd wordt. Hierdoor zakt de grondwaterspiegel en droogt het moeras deels uit. Dit terwijl het moeras al heeft af te rekenen met de uitdroging door een opwarmend klimaat.
Kwaliteit en hoeveelheid compensatiewater onvoldoende
Het 'compensatiewater' is bovendien slechts kanaalwater en dus van een bedenkelijke kwaliteit: Het heeft een heel andere samenstelling dan het ijzerhoudende, mineraalrijke water dat van nature in het moeras opborrelt.
Volgens de normen die de Vlarem milieuregelgeving hanteert, is de waterkwaliteit van dat kanaalwater onvoldoende om in aanmerking te komen voor vervanging van weggepompt grondwater in Scheps. Toch wordt dit minderwaardige water in het moeras gepompt...
Geen goede zaak voor heel het ecosysteem dat net van de erg specifieke natuurlijke grondwatersamenstelling afhankelijk is. Zoals bijvoorbeeld de zeldzame en wettelijk beschermde Slangewortel die in Scheps prima gedijt.
Ik besef dat ik weinig aan deze milieuverspilling zal kunnen wijzigen met enkele foto's en een artikeltje op een website. Maar ik wilde deze foto's toch graag meegeven.
Om aan te tonen wat ons welzijn op lange termijn het meest ten goede komt: Uitgestrekte ecosystemen met een zo ruim mogelijke waaier aan dieren- en plantensoorten, ongerepte landschappen en open ruimtes.
En wat het economische aspect betreft: De mens is steeds aangewezen geweest op de natuur als leverancier van voedings- en handelswaar, en zal dat hopelijk nog lang blijven.
Economisch en ecologisch: termen die gerust samen kunnen gaan. 'Eco & Eco International', zeg maar. Een beursgenoteerd bedrijf dat solvabel genoeg is. De mens heeft er steeds in belegd en is daar steeds wel bij gevaren.
Hieronder enkele voorbeelden van het harmonieus samengaan van ecologie en economie. Voorbeelden uit het verleden en het heden. Voor het gemak ben ik voor deze voorbeelden bij ons moeras gebleven:
Moerassen leveren veen op, dat lange tijd de brandstof is geweest waar zowel particulieren als industrie op aangewezen waren voor verwarming in huis of verhitting van stookketels in brouwerijen, bij hoefsmeden, bakkerijen, restaurants,...
Waterpeper wordt nog steeds als kruid voor de bereiding van gerechten gebruikt.
En vroeger werden de zaaddozen van Waterpeper ter vervanging van echte peper gebruikt.
Op medisch vlak kwam deze plant van pas bij het behandelen van inwendige bloedingen. Waterpeper heeft zeker ook een esthetische waarde voor het landschap: In de herfst verkleurt dit kruid, waardoor mooie bordeaux-rode velden gevormd worden op de natte bodems waar deze plant leeft.
Watermunt is nog zo'n moerasplant die dankbaar gebruikt werd: Tijdens de laatste oorlogen in onze regio droogden mensen blaadjes van Watermunt om tussen hun tabak te mengen. Munstsigaretten waren toen te moeilijk te vinden, of te duur.
Lichtgevende rietsoort
In diezelfde periodes werd het pitriet uit de moerassen gehaald om lampepitjes te maken van het witte merg van het pitriet. Een bokaaltje olie met zo'n wiekje in was een prima olielampje!
De stengels van het pitriet leverden ook uitstekende diensten voor de productie van onder andere stoelen. Ook mandenvlechters verdienden hun brood dankzij pitriet en wilgentwijgen die uit het moeras afkomstig waren.
Het wortelstelsel van Pijpestrootje werd gebruikt voor productie van borstelharen en in de textielnijverheid.
Riet en Galigaan zijn dan weer planten die gebruikt werden als dakbedekking.
Speenkruid is steeds een uitstekende leverancier van vitamine C geweest, en dus een remedie tegen scheurbuik.
In het Duits noemt men dit plantje trouwens nog steeds Scheurbuikkruid. Nu kent dit kruid nog zijn plaats in de keuken: Het wordt in salades gebruikt.
En Gagel is ongetwijfeld de moerasplant die mensen het vrolijkst stemde: Lang voor er hop geteeld werd, brouwde men bier van deze plant. Ook nu nog is Gagelbier één van onze streekproducten.
Ook Adderwortel bewijst nu nog steeds haar nut in de medische wereld met haar bloedstelpende eigenschappen. Reeds in de vijftiende eeuw kende en gebruikte men de eigenschappen van deze plant.
Gevleugeld Tandzaad hielp de mens dan weer bij pijnen in de lever en de milt. Deze plant vindt u in Scheps, in Gerheserheide en langs sloten van de Grote Heide.
Nu we het over deze drie gebieden hebben, en over menselijke overconsumptie: Nét tussen deze drie natuurgebieden in wordt binnenkort harde recreatie, met bijhorende permanente geluidsoverlast én een uitbreiding in oppervlakte, in een Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan gegoten.
Alsof waterwinning en mestlozingen nog niet volstonden voor dit moeras. Een moeras dat trouwens een potentieel stiltegebied en habitatrichtlijngebied is. Over milieuverspilling gesproken...
Natuurbescherming uit eigenbelang
Mijn lijstje met voorbeelden is uiteraard verre van volledig. Ongetwijfeld zijn er ontelbare toepassingen bekend van moerasplanten. Sommige toepassingen zijn momenteel misschien enkel nog historisch te noemen. Andere toepassingen zijn dan weer eeuwenoud terwijl ze ook nu nog in voege zijn.
Wat de toekomst betreft, hoop ik dat er voldoende plantensoorten mogen blijven bestaan in het ecosysteem waar ze thuishoren. Voor duurzame exploitatie, wetenschappelijk onderzoek en nieuwe toepassingen voor volgende generaties.
Als we de natuur niet ongerept kunnen laten uit respect voor ons ecologisch erfgoed, laat ze ons dan op zijn minst beschermen in functie van ons eigenbelang, en haar zo intact mogelijk behouden als leverancier voor onze economie, gastronomie, geneeskunde, landbouw...
En niet te vergeten als een omgeving voor onthaasting, zachte recreatie en de economische activiteiten die daarbij horen: Hoevetoerisme, huifkartochten, paardrijden, wielertoerisme, wandelclubs,...
'En wat staat dat Moerasvergeetmenietje bij dit verhaal te doen?', vraagt u zich misschien af. 'En die ijsvogel?'
Ik vermoed dat het Moerasvergeetmenietje in Scheps voorkomt om te doen waar dit plantje goed in is: Ons vragen dit uitzonderlijke natuurgebied met zijn onwaarschijnlijke hoeveelheid aan levensvormen niet te vergeten.
En de ijsvogel is een eco-ambassadeur die ons vertelt hoe het met de biodiversiteit in zijn ecosysteem gesteld is.
Maar op de eerste plaats vond ik dit vorstelijke visetertje gewoon een genot voor het oog.
Tenslotte moet niet álles in onze natuur per sé verkocht kunnen worden om waardevol te zijn...
Rodrik Steverlynck 31 oktober '08
|
|
|
 |
Liefde langs de waterkant... |
De Tus... Een prachtig ven op een open plek in de bossen van Gerheserheide. Dit ven werd nog maar pas tot "éénsterrenplekje" gedecoreerd door provincie Limburg.
Terecht: Deze kleine oase van rust is een droomplek. Een intiem decor om in weg te dromen. Alleen... of in gezelschap. Wie weet wel in het gezelschap van de liefde van uw dromen... Dicht tegen mekaar aanleunend langs de oever, kijkend naar de eenden op deze plas.
Of wegdromend bij het zicht van de waterjuffers en libellen die er nu nog zondzwerven, ook op zoek naar romantiek.
Zoals de Tengere Pantserjuffer bijvoorbeeld, een zeldzame rodelijst-soort die boven het groen van het Waterdrieblad patrouilleert. Eveneens een zeldzame plant, die hier welig in het ondiepe water groeit,...
Knuffelplek
Misschien verkiest u de doorgezaagde boomstam als knuffelplek. Of misschien kiest u beiden wel voor het struikgewas langs de oevers... Het moet kunnen, ook in de herfst.
Dat is in elk geval de mening van de Herfstspinnen op de bijgevoegde foto's. In grote aantallen treft u ze momenteel langs de waterkant aan. Van eind augustus tot eind oktober kan u deze spinnen langs de Tus aantreffen, vandaar dat ze de naam 'Herfstspin' kregen.
Die naamgeving zal de spinnen een zorg zijn. Momenteel hebben ze wel andere zaken aan hun hoofd dan een verklaring voor hun naam: Meneer en mevrouw Hefstspin zijn nu volop op de versiertoer!
Zoals zo dikwijls in de dierenwereld het geval is, hebben deze spinnen heel wat gemeen met mensen. Op het vlak van verleiden bijvoorbeeld:
Meneer spin beseft dat hij dringend 'uit zijn kot moet komen' als hij de liefde van zijn leven wil vinden.
Een mensenman zou op café of in dancings gaan rondhangen. En regelmatiger naar feestjes allerlei gaan. Of een contactadvertentie in een krant plaatsen,...
Er bestaan natuurlijk geen spinnencafés of -kranten, maar meneer spin gaat toch ook de straat op: Als klein spinnetje moet hij hele afstanden afwandelen en -klimmen op zoek naar een bekoorlijk spinnewijfje.
De natuur heeft meneer Herfstspin dus wat geholpen door hem veel langere poten dan mevrouw te geven. En ook een veel smaller achterlijf. Dat loopt wat vlotter voor meneer!
Meneer spin weet ook dat hij het meest kans op een vrijpartij maakt als hij het hart van mevrouw weet te veroveren met een kleine attentie.
Maar er moet toch enige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden. Een te groot cadeau aanbieden bij een eerste kennismaking, kan de dame achterdochtig maken. Een te klein geschenkje kan de dame dan weer beledigen...
De spinnenman uit dit verhaal heeft de gulden middenweg gevonden: een klein vliegje. Een attentie met het formaat van een pralinendoosje, in mensentaal.
Met het vliegje in zijn monddelen gaat hij verder op versiertoer.
Haar spin op het witte paard...
De spinnevrouw die meneer in het vizier heeft, helpt de spinneman uit dit verhaal een beetje de goede richting uit. Ze hangt niet zomaar passief in haar web te hangen tot haar 'spin op het witte paard' toevallig voorbij komt:
Momenteel scheiden de spinnendames feromonen af. Een verleidelijk vrouwen-parfum dat de mannen doet omkijken, in mensentaal.
Meneer betreedt het web van zijn vlam. Een beetje zenuwachtig, want alles hangt van dit grote moment af: Zijn eerste indruk!
Hij moet kost wat kost haar gevoelige snaar weten te raken.
Dat mag u vrij letterlijk nemen: Meneer spin hangt nu aan dezelfde draad als mevrouw, en hij tokkelt met zijn poten verbazingwekkend snel tegen de spindraad waaraan ze beiden hangen.
Vervolgens naderen de dieren mekaar tot ze mekaars poten kunnen betasten.
Dit komt niet meteen overeen met onmiddellijke handtastelijkheid bij een menselijke eerste ontmoeting: Spinnen hebben geen neus, maar ze kunnen mekaar toch ruiken door dit aftasten van mekaar. De haartjes op de poten registreren namelijk de smaakstoffen van voorwerpen die ze betasten: Een partner, een rivaal, een insect,...
De haartjes op de poten maken meneer en mevrouw spin dus duidelijk met wie of wat ze te maken hebben.
Mevrouw spin vond in dit geval duidelijk dat de man een aangename lichaamsgeur had, en was zichtbaar ontroerd door zijn charme-offensief: Ze nam het vliegje dolgelukkig aan, en terwijl ze ervan at, paarde het mannetje snel met haar.
U zal samen met mij terecht opmerken dat de timing voor deze paring wat afwijkt van de timing die mensenmannen doorgaans in acht moeten nemen. Als mensenman maakt u niet veel kans op succes als u de liefde zou proberen te bedrijven met een dame die nog van haar eerste praline aan het proeven is!
Maar de spinnenman wist duidelijk perfect wat hij deed. Als hij een valse noot had getokkeld, of te snel tot de paring had proberen over te gaan, riskeerde hij zijn leven erbij in te schieten: Mevrouw spin had hem dan als een prooi in plaats van als een partner aanzien, met de dood van het mannetje als gevolg. Als de paring niet rond was geweest voordat mevrouw het vliegje opgegeten had, had hem dat evengoed zijn leven gekost! Vrouwen, en hoe je er in godsnaam juist mee omspringt... Het is ons als mannen niet altijd even duidelijk...
Uitverteld?
Met dit spinnenverhaal zijn we natuurlijk nog lang niet uitverteld over de Tus. Vandaar dat we er eens passeren op onze volgende Grote Heide-activiteit op 15 november:
Al vertellend loodsen wij u door Gerheserheide en de Grote Heide.
Verhalen, gedichten en stukjes natuurschoon rijgen we aan elkaar tot een gezellige tocht van een vijftal kilometer. Mochten we u niet warm krijgen voor onze prettige proza, dan lukt dat hopelijk wel met de drankjes en hapjes die u tegen een vriendenprijsje aangeboden worden.
Als u ook daar nog niet warm voor loopt, dan wacht u als afsluiter nog een hartverwarmend kampvuur!
Vertrek om 18 uur, aan het einde van de Grote Heideweg, nabij de Asbeek.
Via de blauwe knop 'mail Grote Heide' hiernaast kan u een uitnodiging met plannetje in pdf-formaat bekomen.
Als u de blauwe knop aanklikt en dan gewoon een mailtje stuurt met het woord 'uitnodiging' als onderwerp, wordt het pdf-bestand u teruggemaild.
Van harte welkom!
Rodrik Steverlynck 29 sept. '08
Met dank aan INBO, ANB en Ankona!
|
|
|
 |
'Wild Olmen'? |
Eerder verschenen er op deze website al artikels over eregasten en ambassadeurs.
Voor de vogel van dit artikel, de Kraanvogel, ontbreekt me nog een passende titel... Het gaat hier immers over een uiterst bedreigde vogel. Naar een verklaring moet niet lang gezocht worden:
Enerzijds worden moeraslandschappen steeds zeldzamer, anderzijds wordt deze zeldzame vogel in Zuideuropa en in Afrika nog gewoon afgeschoten...
Wat Europa betreft, broedt deze vogel in het noorden en het zuiden. Tot driehonderd jaar geleden liep dat noordelijke broedgebied tot in Nederland.
Nadien ging het met deze statige vogel stijl bergaf. Canvas stelde onlangs in de documentaire 'Wild China' dat de Kraanvogel de meest bedreigde vogel ter wereld is...
Misschien moeten we maar eens een documentaire 'Wild Olmen' gaan maken: Stel u namelijk mijn verbazing voor toen ik 6 juni jongstleden een Kraanvogel tegenkwam in Scheps!
Een boven het riet uitstekende hals en kop; een rondwadende vogel op zoek naar voedsel in het moeras.
Ikzelf reed op de fiets, en moest overhaast mijn fototoestel uit mijn rugzak vissen. Toen ik zover was dat ik kon fotograferen, kon ik enkel deze belabberde foto maken: Een wegvliegende Kraanvogel... In een voor België uniek moeras, al even bedreigd als de vogels uit de documentaire...
Hopelijk kan de kerverse titel 'Regionaal Landschap Grote en Kleine Nete' die onze prachtige omgeving nu draagt, de nodige bescherming bieden aan vogels als de Purperreiger, de Grote Zilverreiger, de Ijsvogel en de Kraanvogel. Scheps is immers niet eens erkend als natuurreservaat, ondanks mijn ambitieuze titeltje 'Natuurreservaat Scheps' eerder op deze website...
Ook de nodige natuurverbindingsgebieden moeten er nog komen, en onze open ruimtes moeten gevrijwaard worden voor zachte recreatie en ter bescherming van onze bio-diversiteit, en er moet meer open ruimte voor water komen,...
Nog heel wat werk aan de winkel voor Provincie Antwerpen...
Maar de oprichting van Regionaal Landschap Grote en Kleine Nete is zeker een stap in de goede richting!
Rodrik Steverlynck
|
|
|
 |
'Kameleon-Spin' |
De zomervakantie zit erop... Voor velen een verdiend moment van rust in een hectisch werkjaar.
Een moment om te herbronnen, om wat tijd aan jezelf te besteden. Eindelijk ook ruimte voor wat meer 'quality-time' met je familie of vrienden.
Tijd om eens te reizen ook. Soms naar een mooie omgeving waar we graag herinneringen van vastleggen. Op film, op foto's, op postkaartjes.
Afgelopen zomer was ik erg gelukkig met de 'digitale postkaartjes' die me toegestuurd werden:
Soms gewoon een emailtje over een dier dat ergens gezien was. Soms ook foto's van landschappen, dieren, planten,... Dikwijls erg mooi.
Deze verhalen en foto's ga ik dan ook graag beetje bij beetje met jullie delen op deze website. Uiteraard met toestemming en naamsvermelding van de inzender.
Soms zijn te foto's jammer genoeg te wazig. Zoals de foto's van een Grote Ziverreiger en een Viervlekwielwebspin die me onlangs doorgemaild werden. Ik was daarom niet minder blij met deze inzendingen: Ze zetten me aan om zelf 'op jacht te gaan' naar foto's van deze dieren:
De Grote Zilverreigers komen zich deze winter hopelijk terug in Scheps installeren. Voor de spin moest ik zolang niet wachten:
De vrij algemene Viervlekwielwebspin maakt haar web in hoge grassen, heide en struikgewas. Geen gebrek hieraan in Gerheserheide, dus ging ik er op 'spinnen-wandeling'.
Ik moest opletten voor allerhande kleuren, want Viervlekwielwebspinnen komen voor in de kleuren rood, geel, bruin,... Of groen, zoals het exemplaar dat ik tussen enkele stengels pitriet vond. Ze is zo goed gecamoufleerd dat ze zelfs op deze detailfoto's eerder op een plantenknop lijkt dan op een spin.
Ik vond deze dame dan ook enkel dankzij haar web. Een wielweb, zoals haar naam duidelijk maakt. De vier duidelijke witte vlekken zorgden voor het andere gedeelte van haar naam.
Er bestaan wereldwijd zo'n 2500 soorten wielwebspinnen. Waarvan de 'kruisspin' wel de bekendste is. De spin op de foto's die me werden doorgemaild, en de spin die u hiernaast ziet, dragen de wetenschappelijke naam Araneus Quadratus.
Deze bijzondere spin is in staat haar eigen lichaamskleur te wijzigen: Ze is in staat in drie dagen tijd haar lichaamskleur af te stemmen op de omgeving waarin ze haar web maakt!
Een beetje een 'kameleon-spin' dus: Hier nam de spin de kleur van het pitriet aan.
De hagedis en het vuurvlindertje die ik in Gerheserheide opmerkte, waren net iets te snel voor mijn fototoestel...
Een kikker ook. Mogelijks een Heikikker... Ik probeer hem nog op foto vast te leggen...
Dank voor het vriendelijke mailtje en de spinnenfoto's, Heidi en Frank: Ik kijk uit naar jullie volgende vondst!
Dank voor de foto van Grote Zilverreiger, Bernard. Op één van de volgende Grote Heide-activiteiten kan je Grote Zilverreiger misschien nog eens proberen vast te leggen op foto? Ik probeer hetzelfde. Om ter eerst?
Rodrik Steverlynck 1 september '08
|
|
|
 |
Sperwers en spalken... |
De water- en rietpartijen van Scheps beslaan een behoorlijke oppervlakte, en publieke toegang tot dit moeras werd nog maar zeer recent mogelijk.
Deze gegevens verklaren mee de aanwezigheid van zeldzame en schuchtere diersoorten in het moeras. Dikwijls wettelijk beschermd. Zoals de Purperreiger bijvoorbeeld. In België is hij ongeveer even zeldzaam als onze moerassen zelf.
Olmen heeft het voorrecht deze reiger zowat om de twee jaar in Scheps te mogen herbergen.
De wandelaar die door Scheps trekt, zal hem hoogstwaarschijnlijk over het hoofd zien, want de Purperreiger leeft teruggetrokken en is daarenboven goed gecamoufleerd. Een goede zaak voor deze reiger: Al teveel contact tussen mensen en reigers is voor de rust van deze dieren niet aangewezen.
Menselijke interactie met wilde dieren hoeft echter niet steeds nadelig zijn voor het dier in kwestie.
Om bij ons voorbeeld te blijven: Je zal maar Purperreiger zijn, en een open botbreuk hebben...
Of Sperwer zijn (nog een beschermde 'Schepsvogel') met een vleugelbreuk...
Het overkwam de vogels die u in de rechterkolom ziet... Ook voor dieren zit ongeluk soms in een klein hoekje. Gelukkig zijn er ook hoekjes waar je als dier met een dergelijk probleem goed opgevangen wordt. En mensen die je naar die hoekjes brengen:
Deze vogels werden door dierenvrienden binnengebracht in het Vogel- & Zoogdierenopvangcentrum van Heusden - Zolder.
Daar zijn ze momenteel veilig aan het herstellen in de zorgzame en professionele handen van een team dat ruim twintig jaar ervaring heeft met hulpverlening aan onze inheemse wilde dieren. Het opvangcentrum verzorgt kosteloos de opvang, zonodig transport, verzorging en revalidatie van deze vogels en vele andere wilde dieren in nood.
De sperwer kreeg een stalen pin in het vleugelbot en de vleugel werd gespalkt. De vogel herstelt vlot.
Hij kreeg trouwens snel gezelschap van een tweede Sperwer, eveneens met een vleugelbreuk, die ook weer gespalkt werd.
Voor de Purperreiger volgt later nog een operatie.
Het opvangcentrum herbergt nóg een purpere jongen:
Een Purperkoet heeft hier een vaste stek gekregen. Ze probeert er duidelijk ook een vruchtbaar jaar van te maken en broedt plichtsbewust op haar zeven gespikkelde eieren.
Als u deze vogels en andere patiënten van het opvangcentrum graag een (zieken-)bezoekje brengt, dan kan dat binnenkort:
Op 30 en 31 augustus houdt het opvangcentrum opendeurdagen.
U vindt het opvangcentrum in de Strabroekweg 32 in Heusden-Zolder. Telefonisch kan je bij het opvangcentrum terecht op het nummer 011 43 70 89.
Ook u als bezoeker wordt zorgzaam opgevangen tijdens dit opendeurweekend:
Op beide dagen worden hotdogs en verse soep geserveerd, en u wordt uiteraard met de nodige uitleg rondgeleid op het domein.
Voor elk wat wils in dat opendeurweekend:
Voor de kinderen is er grime voorzien.
Misschien wordt het als ouder wel moeilijk om tegen het einde van uw bezoek nog een verschil te zien tussen de dieren en uw kinderen...
Als u graag uw favoriete dier adopteert, kan dat ook tijdens deze dagen.
Wie graag iets meer over onze inheemse wilde dieren opsteekt, is hier ook weer aan het juiste adres.
En als u eerder een type bent dat graag iets meer over het cafetaria opsteekt: Ook daar krijgt u ruim de gelegenheid voor.
Schol!
Rodrik Steverlynck
|
|
|
 |
Levendbarende lichtpuntjes |
Het onderwerp werd niet door de koning behandeld in zijn toespraak, kon u lezen in het vorige artikeltje.
Enkele weken later behandelt De Standaard van 7 augustus het onderwerp wél: Biodiversiteit. En de zorgwekkende toestand van de biodiversiteit in België. Die is ronduit slecht, stelt Natuurpunt.
Eén van de afgelopen dagen sloot een radioverslag op Radio 1 van de Bond Beter Leefmilieu aan bij wat De Standaard over biodiversiteit schreef:
Er moeten grotere oppervlaktes waterbergingsgebied komen, want vanwege de klimaatsverandering mogen we meer stormen en wateroverlast gaan verwachten. En er zijn geen voldoende groene oppervlaktes in Vlaanderen die als overstromingsgebied kunnen dienen. Niet zo fraai allemaal...
Net omdat ik weet dat dit alles maar al te waar is, hoor ik op bepaalde dagen soms liever geen verontrustend natuurnieuws meer.
Vandaag was zo'n dag. Dit soort dagen pak ik doorgaans op volgende wijze aan: Radio uit, geen krant lezen, een pick-nick en fototoestel in mijn rugzak droppen, en dan maar de natuur in. Scheps bijvoorbeeld...
Ongestoord wandelen en genieten... En zoeken naar lichtpuntjes die me even de illusie gunnen dat het soms tóch nog meevalt met onze biodiversiteit.
Wonderwel kwam ik na een Schepswandeling van drie kwartier niet één maar twéé lichtpuntjes tegen: Broer en zus Levendbarende Hagedis!
Deze ukkies eten voornamelijk bladluizen zolang ze klein zijn. Ze kunnen nog niet lang geleden geboren zijn, want ze waren amper 5 centimeter lang, wat de lengte is waarmee ze geboren worden. Veel reptielen leggen eieren die door omgevingswarmte (compostering, zonnewarmte,...) uitgebroed worden.
Vanwege de weinig betrouwbare zonneperiodes in onze contreien ontwikkelde de levendbarende hagedis een andere strategie:
Het vrouwtje broedt de eieren in haar eigen lichaam uit. Ze zoekt dagelijks een zo warm mogelijke plekje op en daar warmt ze zichzelf en tegelijkertijd de eieren in haar buik op. Bij het leggen van de eieren scheuren de eiervliesjes onmiddellijk en komen de kleintjes als zelfstandige miniatuurtjes van hun ouders in de grote wereld terecht. Vandaar de naam 'levendbarend'.
De jongen kunnen ogenblikkelijk zelf lopen en achter bladluizen jagen. Later worden ze tot 18 centimeter lang, en dan eten ze insecten en wormen.
Deze hagedis heeft een voorkeur voor droge delen van moerassen en vochtige heide- en veenvelden. En in dergelijke landschappen zijn ze vaak te vinden in wegbermen. Of op spoorwegtaluds. Dat is ook waar ik deze prachtige diertjes vond.
De belangrijkste concentratie van populaties levendbarende hagedissen in Vlaanderen bevindt zich in onze Antwerpse Kempen. Dit stelt ook het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek op haar website. Verder kan je op de INBO-site over de verspreiding van levendbarende hagedissen lezen:
'Op de verspreidingskaart vormen ze een brede, min of meer aaneengesloten band die zich in west-oost richting uitstrekt van Antwerpen-Kalmthout tot Mol-Balen. Hier worden vaak grote aantallen levendbarende hagedissen waargenomen in heiden, laagveenmoerassen en hun relicten.'
Als dát geen derde lichtpunt van jewelste is?! Toch een béétje biodiversiteit die goed zat vandaag. Hagedissen-ukkies, hopelijk tot ziens in Scheps, op zo'n dag dat het me wat ontbreekt aan goed nieuws!
Rodrik Steverlynck 11 augustus '08
|
|
|
 |
Nationale Feestdag |
21 juli, onze Nationale Feestdag. De dag waarop Leopold I, eerste Koning der Belgen, de koningseed aflegde in 1831. Toch is de koning vandaag, een dag eerder dus, ook al te horen op de radio. Met een lezing over verdraagzaamheid.
Ik zit gespannen bij de radio te luisteren, in de stille hoop dat hij ook het thema 'biodiversiteit' zal behandelen. Op erg veel plaatsen verdwijnen namelijk levensvormen in een zorgwekkend hoog tempo. De koning had het jammer genoeg niet over biodiversiteit... Toch was ik snel getroost: Nog diezelfde dag kreeg ik in mijn Olmens tuintje bezoek van zijn vrouw. Of toch in elk geval van een insect met een koninklijke naam: de Koninginnepage! In tegenstelling tot vele andere diersoorten doet deze koninklijke vlinder het zeer goed. In Vlaanderen was ze rond 1990 al een algemene soort, nu mag men ze gerust zeer algemeen noemen. Een feestdag met ecologisch goed nieuws en een koninklijk tuinbezoek, da's pas écht een feestdag!
Rodrik Steverlynck 20 juli '08
|
|
|
 |
Netevalleipad en Zammelsbroek |
Een stukje cultureel erfgoed, zon en een groene omgeving. Dat leken mij dit weekend de ideale ingrediënten voor een daguitstap richting Geel. Als er dan ook nog voldoende waterpartijen deel uitmaken van die groene omgeving, wordt de verleiding om er te gaan wandelen en te fotograferen me te groot.
Zo deden de kasteelfeesten en de zon me dit weekend me naar het westelijk gedeelte van de Vallei van de Grote Nete trekken. Op mijn agenda stond een bezoek aan Kasteel De Merode, gecombineerd met een wandeling langs het Netevalleipad in Geel.
Ter plekke aangekomen trof ik een dermate lange rij wachtende bezoekers voor het kasteel aan, dat ik besloot het culturele gedeelte van mijn uitstap in het water te laten vallen. In de omgeving was hier trouwens water genoeg voor: De aanwezigheid van de Grote Nete beloofde al een geslaagde natuurwandeling, en de vijvers en moerassen van het Zammels Buitenbroek zouden het gemiste kasteel ruimschoots compenseren.
De Grote Nete biedt ook in deze regio prachtige landschappen en wandelmogelijkheden. Ze kronkelt en stroomt zoals ze sinds mensenheugnis doet: De oude Germaanse volksstammen die vroeger in de bossen rond deze stroom leefden, noemden deze stroom 'hnitan', wat 'krachtig stromen' betekent.
Onze benaming 'Nete' stamt van deze Germaanse naam af. Ook de moerassen horen al vanouds bij deze stroom: Rond het begin van onze jaartelling beet Julius Caesar zijn tanden (en zijn leger) stuk op de Germaanse stammen van de Menapiërs en de Morinen die toen in onze regio woonden.
Deze volkeren waren de enige die na de onderwerping van Gallië nog streden tegen de Romeinen.
Ze wisten goed dat zelfs de grootste volkeren en legers in open veldslagen verslagen waren door Julius Caesaer. Dus gingen deze Germaanse stammen een heel andere oorlogstactiek toepassen, waarbij ze hun prachtige omgeving optimaal benutten:
Ze trokken zich terug in hun dichte wouden, en verlieten deze enkel voor snelle, korte aanvallen op de verraste vijand. Waarna ze zich al even snel terugtrokken in de bossen en moerassen die onze streek rijk was.
Deze 'uitgestrekte bossen en moerassen, waarvan hun land vol was' zoals Julius Caesar schreef (*), waren quasi ontoegankelijk en zeker totaal onbekend terrein voor de Romeinen.
Romeinse troepen die de Germanen durfden achtervolgen, vorderden erg traag en moeizaam en leden zware verliezen in onze moerassen... De Romeinse soldaat had het al zwaar genoeg om vooruit te komen op een normale ondergrond: Zijn helm, zwaard, schild, lederen harnas met metalen platen, zijn werpspiesen en zijn persoonlijke proviand vormden samen een belasting van zo'n 35 kilogram.
Niet moeilijk dus om ons voor te stellen dat de Romeinen met een dergelijke belasting in onbekend moerassig gebied inderdaad moeilijk vorderden en zelfs vrij immobiel werden. En dus ook erg kwetsbaar.
Dit alles mag dan al lang geleden zijn; ik ben blij dat er hier en daar langs de Grote Nete nog moerassen liggen als stille overlevers van het verleden.
Al schrijvend merk ik dat er uiteindelijk tóch nog een stukje cultuur bij mijn wandeling is komen kijken. Dat kan voor de gelegenheid geen kwaad. Tegenwoordig zal u merken dat er geen Germaanse stammen meer rond de Grote Nete leven. Romeinen zijn er ook al een poosje verdwenen.
Wel kan u bij het Zammelsbroek de zeldzame Waterspitsmuis en Greppelsprinkhaan vinden. En de Hermelijn, de Ijsvogel en de Blauwe Reiger, en natuurlijk nog wat andere moerasjongens.
Maar net als Scheps kent ook het Zammelsbroek zijn bedreigingen: Het toenemend oppervlak aan verharde oppervlakken (opritten, wegen, terrassen,...) maakt dat regenwater niet voldoende de grond in kan dringen.
Waardoor er ook minder water via natuurlijke kwellen terug aan de oppervlakte komt in het moerasgebied. Het Zammelsbroek droogt bijgevolg langzaamaan op...
Hopelijk kan gericht beheer het tij nog keren in dit mooie gebied van Natuurpunt...
Meer info over deze en andere wandelingen langs de Grote Nete kan u bekomen op valleivandegrotenete@skynet.be. Of ga eens kijken op www.valleivandegrotenete.be.
Rodrik Steverlynck 6 juli '08
* De oorspronklijke Latijnse tekst uit 'De Bello Gallico', boek III, deel 28, luidde: "...continentesque silvas ac paludes habebant, eo se quaque omnia contulerunt."
|
|
|
 |
Fladder-gasten |
Niet enkel uw tuin of vijver kunnen een stevige steen bijdragen aan biodiversiteit. Ook uw huis kan boeiende diersoorten huisvesten.
Voorgaande artikeltjes gingen over gasten die zich overdag vertonen, ditmaal gaat het over nachtelijke gasten: vleermuizen.
Soms gebruiken ze uw huis als slaapplaats zonder dat u er weet van hebt: in spouwmuren of onder dakpannen vinden deze fladder-gasten met hun zeemvelvleugeltjes dikwijls een slaapplek. Zoals de Gewone Dwergvleermuis bijvoorbeeld.
Van hun nachtelijke leven zal u als gastheer weinig last hebben. 's Nachts gaan ze geruisloos op zwier, dus slapen ze overdag. En daar stelt zich een probleem. Meerdere vleermuissoorten hebben het moeilijk zich in Vlaanderen te handhaven, onder andere door gebrek aan schuilplaatsen.
U kan deze vleermuizen een handje helpen door het ophangen van vleermuiskasten aan uw huis of in uw tuin. In ruil krijgt u gratis de diensten van deze uitstekende insectenverdelgertjes aangeboden: Ze spelen 's nachts massaal muggen naar binnen! Een win-win situatie dus.
Als u vleermuizen huisvest, mag u best trots zijn. Vleermuizen zijn namelijk wettelijk beschermde diertjes. Eigenlijk verdient een vleermuis-vriendelijk huis een onderscheidingsteken.
Dat moet ook het Agentschap voor Natuur en Bos gedacht hebben: In het kader van haar Life-project Bataction schreef het ANB een wedstrijd uit voor het ontwerpen van zo'n vleermuizen-onderscheidingsteken.
Biedt u vleermuizen onderdak, dan kan u zo'n onderscheiding bekomen door uw persoonlijke vleermuizenproject te melden aan Joachim Demaeseneer: joachim.demaeseneer@lne.vlaanderen.be. Bezoek voor verdere info www.bataction.be.
Rodrik Steverlynck 6 juni '08
|
|
|
 |
Vaste Stamgasten |
Met dat geschrijf over eregasten zou ik bijna vergeten vermelden dat frequente bezoekers even welkom zijn als eregasten.
Ze duiken iedere lente terug op in mijn amfibieënpoel, en ik ben steeds doodgelukkig ze terug te zien. In de lente en zomer zijn het zowat de vaste stamgasten in mijn vijvertje: de Bruine Kikker, Kleine Watersalamander en de Alpenwatersalamander. Het kleinste beetje water in een tuin zullen ze graag komen bewonen.
Als er geen kois als vaste bewoners in dat water zitten, tenminste. Een mooi zicht bieden die kois, geef ik graag toe, maar ecologisch gezien herleiden ze hun vijver jammer genoeg zowat tot nihil.
De koi-passie zit momenteel sterk in de lift. Okee voor mij, al vind ik het wat jammer dat amfibieëneieren en -larven niet de minste kans maken als grote vissen een siervijver bewonen. Tenzij men ook voldoende grote ondiepe waterpartijen bij de vijveraanleg voorziet, waar de vissen zich niet kunnen begeven. Alleen blijft het weinig waarschijnlijk dat amfibieën een visvijver uitkiezen als broedkamer: de visgeur houdt ze er weg.
Ik houd het dus graag bij een lege plas in de winter, en kijk jaarlijks uit naar de terugkomst van mijn vaste stamgasten.
Rodrik Steverlynck
2 juni '08
|
|
|
 |
Over eregasten en koningen... |
Het voorgaande berichtje ging over een eco-ambassadeurtje. Vandaag wilde ik eens iets schrijven over eregasten. U weet wel: bezoek dat u enorm weet te appreciëren en dat niet zo alledaags over de vloer komt. Dat soort bezoek hebben we nu in Scheps ook: Kraanvogels op doortrek besloten even in Scheps te blijven!
Een paar weken geleden merkte ik de Bruine Kiekendief al op als speciale gast, en in de winter kan u de Grote Zilverreiger en de Blauwe Kiekendief zien, en sinds een viertal jaar kan u in Scheps ook de Boomvalk zien jagen, maar een Kraanvogel... die wilde ik toch wel eens op foto krijgen. Dus trok ik Scheps in met mijn fotoapparaat.
Ik moet de Kraanvogel gemist hebben... Na een twaalftal kilometer wandelen zonder Kraanvogels, besloot ik maar wat in de vogelobservatiepost te gaan rusten. En daar verscheen als troost voor de gemiste Kraanvogels onze kleine Schepsambassadeur! Eigenlijk ook een beetje een koning: In het Engels noemt men dit vogeltje namelijk Kingfisher.
In het Nederlands wordt hij gewoon Ijsvogel genoemd. Een sobere naam voor een prachtige verschijning! Rodrik Steverlynck 30 mei '08
|
|
|
 |
Onhandig eco-ambassadeurtje |
In het Grote Heidelandschap had ik vandaag de kans deze meikever te fotograferen.
Deze kever wordt ook wel 'molenaartje' genoemd, omdat er op de dekschilden precies steeds wat meelpoeder ligt. Een onhandig molenaartje wel: Zijn brommende vlucht eindigt dikwijls pats tegen een boomstam of een muur, waarbij de kever op zijn rug belandt en slechts met grote moeite terug overeindgekrabbeld geraakt.
Molenaar is wel niet zijn enige beroep. Deze kever is naast molenaar ook een eco-ambassadeurtje: Sinds de jaren 60 liep de populatie dramatisch terug, en de kever verdween bijna volledig voor enkele decennia: De intensieve bestrijdingsmiddelen en het toenemend gebruik van kunstmest in de landbouw deden deden deze kevers de das om. Ook werden akkers vanaf de jaren 60 veel dieper omgeploegd, waardoor de keverlarven bloot kwamen te liggen en in vogelsnavels verdwenen.
Sinds enkele jaren zijn ze gelukkig terug in opmars. Is ons ecosysteem aan de betere hand of bouwde deze kever een resistentie tegen bestrijdingsmiddelen op? Die vraag laat ik mijn enthousiasme niet beïnvloeden: Ik zie de meikever graag terugkeren.
Welkom thuis, molenaar!
Rodrik Steverlynck 18 mei 2008
|
|
|
 |
|
 |
Valk 50! Een verhaal met een staartje... |
Grote Heide Natuurgrenspark 6000 hectare groot 6
|
HET KLEINE BEGIN... Deel 2: Lucht en leven aan land 6 Met dank aan de KMDA / Zoo van Antwerpen, Frans Desfossés en Jankees Schwiebbe |
HET KLEINE BEGIN... Deel 1: Leven en licht in zee 6
Met dank aan de KMDA / Zoo van Antwerpen, WWF-België, Frans Desfossés (Vereniging Onderwijs i/d Biologie), S. Button en Roman Cuynen. |
In Consciences voetsporen... 25 maart: Ankona organiseert een begeleid bezoek achter de schermen van de Zoo van Antwerpen / KMDA 6 |
Heidelandschap in historisch winterkleed... de Grote Heide, Olmen-Balen, 9 januari 2009 6 |
Lichte steentjes... Een Belgische klimaatwet, in navolging van de 'Climate Change Bill'? 6 |
Eco & Eco International 6 |
Liefde langs de waterkant... Herfstpinnen (Meta Segmentata) en Tengere Pantserjuffer (Lestes Virens) aan het ven 'Tus' in Gerheserheide. 6 |
'Kameleon-Spin' Viervlekwielwebspin in Gerheserheide 6 |
Sperwers en spalken... Purperreiger, Sperwers en Purperkoet in VOC Heusden-Zolder, aug.'086 |
Levendbarende Lichtpuntjes Jonge Levendbarende Hagedissen, Scheps 11 augustus '086 |
Netevalleipad en Zammelsbroek Wandeling 7,5 km. Start aan Sportcentrum Netevallei, Eindhoutseweg in Geel-Oosterlo 6 |
Fladder-gasten Gewone Dwergvleermuis 6 |
Vaste stamgasten... Bruine Kikker 2 juni '086 |
Over eregasten en koningen... Ijsvogel in Scheps' moeras 30 mei '086 |
Onhandig eco-ambassadeurtje Grote Heide Olmen 18 mei '08 6 |
Oude landwegel 'Verloren Kost' heropend in Grote Heide Olmen 16 mei '08 6 |
Natuurreservaat Scheps Weidepad en Moeraspad 6 |
Grote Heide (Ochtendwandeling Olmen, 8 juli '07) 6 |
De Wijers Regionaal Landschap Lage Kempen in Zonhoven, Hasselt, Genk, Heusden-Zolder en Houthalen-Helchteren 6 |
Rupsen en terrasjes ( Rups doodshoofdvlinder: juli '07, Bree / Rups ligusterpijlstaart: augustus '05, Olmen) 6 |
Domein 'De Merode' (Westerlo-Herselt-Laakdal) 6
|
Langven ( Ham, provincie Limburg, 31 juli '07) 6 |
Gerheserheide (met het ven "Den Tus") 6 |
Scheps (Olmen, 7 juli '07) 6 |
WANDELPADEN SCHEPS
Dankzij de bewegwijzering met paaltjes, kan u tegenwoordig ook individueel gaan wandelen in het Scheps. Het moeraspad is 5 kilometer lang, het weidepad 7 kilometer.
Plaatsen waar deze bewegwijzering start, zijn:
l de kruising van de Broekstraat met de Heiloopstraat l de Odradastraat l de Halflochtdijk l de Zillendijk (Het Pick Nick Eilandje ligt op 50 meter van de Zillendijk) l Bruine Kolk
Voor fietsers: de route tussen de fietsknooppunten 31, 32, 33 en 39 lopen doorheen of langs Scheps.
Rodrik Steverlynck |
|
|
 |