Het Kerry Hill schaap is afkomstig van Powys, een streek gelegen op de grens tussen Engeland en Wales. Het ontleent zijn naam aan het dorp Kerry, in de omgeving van Newtown. De eerste beschrijvingen van het ras dateren uit 1809. Geregistreerde Kerry Hill schapen vindt men thans terug over heel het Britse grondgebied, Ierland en Nederland. De laatste jaren zijn er ook een tiental kwekers in Vlaanderen gekend die raszuivere Kerry Hill schapen kweken. De stamboekkeuring gebeurt door de vereniging Kleine Herkauwers Vlaanderen.
In juni 2005 schaften we onze eerste Kerry Hill schapen aan. Voordien hadden we al vele jaren schapen op onze weiden rondlopen, zonder dat we veel aandacht spendeerden aan ras of stamboekwerking. Via het internet leerden we echter het mooie Kerry Hill ras kennen en zochten we contact met een kweker in het verre West-Vlaanderen. We schaften ons een vijftal ooien aan en wisten bij een bevriende teler ook een mooie ram te bekomen.
De Kerry Hill is met zijn zwart-witte aftekening op kop en poten een markante verschijning in de weide. Het is een sober en sterk ras dat zich goed aan verschillende voedings- en weercondities weet aan te passen. Kerry Hills zijn gezonde en levendige dieren en hebben een goede weerstand tegen ziekten. Het is een goed uitgebalanceerd en vrij struis schaap. De vacht wordt bij de Britten als één van de zachtste wolsoorten beschouwd. De wolharen hebben een gemiddelde lengte van ongeveer 10 cm. Bij een scheerbeurt levert dit ongeveer 2,75 kg wol per volwassen dier op. De wol van onze schapen wordt verwerkt tot handtassen, babyslofjes, sieraden, enz. Meer informatie hierover vindt u op www.feltlin.blogspot.com De rammen hebben een krachtige viriele uitstraling en hebben een goede dekdrift. Het gewicht van een volwassen ram bedraagt tussen de 65 en 70 kg. De ram op ons bedrijf, Arne van 't Graevenberghof, is ARR/ARR. Dit betekent dat de lammeren vrij zijn van scrapie. Bij een volwassen ooi kan het gewicht oplopen tot 55 à 65 kg. De ooien zijn vruchtbaar en hebben goede moedereigenschappen. Het lammeren gebeurt nagenoeg probleemloos. De gemiddelde worpgrootte ligt rond de 1,8. Bij de eerste keer lammeren heeft men meestal een éénling; de volgende jaren zal men over het algemeen op een tweeling kunnen rekenen. Maar ook drielingen zijn niet uitzonderlijk. De nazorg levert geen of weinig problemen op. De kwaliteit van de moedermelk is zeer goed en de lammeren kunnen dan ook al snel voor zichzelf zorgen. De lammeren hebben op het einde van het eerste levensjaar een gewicht tussen de 3O en 35 kg. Verdere informatie vind je op de website: http://users.skynet.be/vhgs/kerryh01.htm