De liefde voor huisdieren kregen we mee van ons ma. Zeker niet van de pa. Die zag dieren hoogstens als vlees op poten die wat konden opbrengen. Daarom ook kweekte hij konijnen. Hij nam dat allesbehalve als hobby op want hij zag er zéér tegenop om die viezeriken hun verblijf te fatsoeneren (konijnen zijn kampioenen in het zich reproduceren én vice-kampioenen in het produceren van een drekkige omgeving). Soit.Van ons ma kregen we de kans om er elk (wij waren met zijn 3en) een huisdier op na te houden. De oudste zus kreeg de 1ste keuze en adopteerde een tijgerpoes. De op één na oudste zus koos een kanariepietje te liefkozen. Om de vertegenwoordiging van dierengeslachten te completeren ging ik dan maar voor een goudvis. Die kon je bokaal en visvoer incluis inkopen bij de kapper. Die had zijn zaakje handig in twee helften opgedeeld waaronder dus zijn onderneming in visgerei en aquariums en vissen een onderkomen vond. .De goudvis(sen) dan. Waren eerder van het ééndagse type. De zoon van kappermans liep lagere school in het apenkot waar ook ik op school was. En bij hem nam ik inlichtingen over de correcte habitat van de x-zoveelste goudvis. Kwestie van die te upgraden naar een meerdaagse soort. Afhankelijk van zijn luim en de weersomstandigheden gaf hij me dan advies. Als het buiig was stond hij voor dat regenwater de beste optie was. Als het puttekes uit de grond vroor bracht hij dat warm putwater de ideale woonomgeving voor een goudvis betekende. Bij een hittegolf konden enkele ijsblokjes in het aquarium overigens ook meer goed dan kwaad vond hij. Uiteindelijk belandde er na eens zo veel mislukte pogingen om succesvol te zijn een boeket plastieken tulpen in die bokaal. Die hadden gelukkig geen water van doen.
|