2009 was een topjaar voor bedrijfsobligaties. Wegens de grote onzekerheid steeg de risicopremie
voor bedrijfsobligaties tot 5,5%. Deze premie is het surplus dat
betaald wordt bovenop de rente van een niet-risicodragende investering.
Daar bedrijven vers kapitaal nodig hadden om te overleven en deze moeilijker bij de in problemen geraakte banken konden vinden, gingen ze rechtstreeks naar de markt via obligaties.
Het waren niet van de minste bedrijven die om kapitaal verlegen
zaten: ArcelorMittal, AB InBev en bv. Akzo Nobel. Rentes van 7 à 9%
waren geen uitzonderingen (AB Inbev 9,75%). Gaandeweg daalde echter de onzekerheid
en hierdoor zakte ook de risicopremie weg tot 2%. De trend gaat verder
richting 1%. Deze daling van de risicopremie bezorgde de kopers van
deze obligaties een tweede voordeel. Door de dalende opbrengsten van
nieuwe obligaties, stegen de 7% gevende obligaties in waarde. Bij
verkoop ervan kan je een return halen van 15% mogelijks zelfs 20%.
Wie nu obligaties koopt heeft de goede trein gemist. De opbrengsten
zijn nog iets beter dan staatsobligaties, maar de kans dat de rente op
termijn (2 jaar) terug zal stijgen, is groter dan een verdere daling.
Zijn er dan nog interessante obligaties op de markt. Jazeker, indien u van een beetje risico houdt, kunt u misschien de Griekse staatsobligaties kopen. Die zijn op het ogenblik spotgoedkoop wegens hun grote begrotingsdeficit. De vrees voor een staatsfaillissement
zit er goed in. De vraag is echter of het zover zal komen. De ECB heeft
al laten weten dat Griekenland hun plan zal moeten trekken, maar je
hebt nog altijd het IMF als ruggensteun. Het zou een unicum zijn dat
een euroland failliet gaat, maar ik zou er mijn hand niet voor in het
vuur willen steken.
29-12-2009
Wat is uw euro of dollar echt waard?
Betalen we niet teveel als we meer dan 1000 dollar
neertellen voor een ounce goud? Is dit geen gekkenwerk? Nog nooit in
de geschiedenis van de euro of dollar is zoveel betaald voor iets
redelijk waardeloos als goud! Ik wil hier een kleine berekening maken
wat eigenlijk de juiste waardeverhouding zou moeten zijn.
Vooraf een aantal afspraken. Het heeft
geen zin om hier de perfect juiste cijfers te hebben, op het eind zal
duidelijk worden waarom. U moet ook weten wat de definitie van geld is, namelijk een handig tussenruilmiddel
om 2 verschillende goederen te ruilen. Hoeveel levende schapen u moet
ruilen tegen een auto is nogal moeilijk. Daarom gaan we eerst de waarde bepalen van de auto en daarna van een levend schaap. Daarvoor hebben we een rekeneenheid
nodig. Dit kan een tel-eenheid zijn (muntstukken, briefjes met een
cijfer erop), gewichtseenheden (goudgrammen) of zelfs volume-eenheden,
als het maar berekenbaar is.
Zo stellen we vast dat een auto bvb. 100 eenheden waard is en een
schaap 8. Hier duikt al onmiddellijk een nieuw probleem op. Ofwel
moeten we 12, ofwel 13 levende schapen geven voor 1 auto. Een half
levend schaap ruilen, is nogal moeilijk. Daarom gaan we de schapen
eerst ruilen tegen een tussenruilmiddel van GELIJKE waarde. Dit ruilmiddel kan dan weer tegen GELIJKE waarde
worden geruild tegen een auto. Een tussenruilmiddel moet dus dezelfde
waarde kunnen aannemen als de te ruilen goederen. Lange tijd is dit
goud en zilver geweest, omdat hun gewicht een perfecte rekeneenheid was
en deze metalen relatief gemakkelijk te verdelen zijn. Slimmeriken
hebben uiteindelijk goud en zilver vervangen door geldpapier met
cijfertjes erop. Papier zelf heeft natuurlijk nauwelijks waarde, het
krijgt slechts zijn waarde als het gedekt wordt door een tegenwaarde.
Deze tegenwaarde kan van alles zijn. Zo hebben aandelen als
tegenwaarde een stukje van een onderneming, obligaties zijn dan
schuldbewijzen van een leningen en zo was 1 dollar
niets anders dan een wissel die recht gaf op 1/20,67 ste ounce goud.
Dit laatste is redelijk belangrijk: de waarde van de dollar hing dus
volledig af van goud of anders gezegd iedere dollar werd/wordt gedekt
door goud. In verschillende stappen heeft men de vaste verhouding van
dollar en goud losgelaten en kon de dollar aan zijn onophoudelijke
inflatie-rit beginnen.
Waar staan we vandaag?
Men kan eenvoudig de M2 van de dollar afzetten tegen de dekking in goud.
(M2= al het chartaal en giraal geld + korte termijn depositos in een bepaalde munt, zie ook hoeveel geld is er in omloop deel 1. Waarom M2? Omdat het de enige cijfers zijn die nog gepubliceerd worden door de Federal Reserve).
Een korte berekening leert ons het volgende:
M2: 8391 miljard dollar, goud in bezit: 8133 ton
8,4.10 (macht 12) dollar : 8,1.10 (macht 9) gram goud is ongeveer 1037 dollar voor 1 gram goud of 30.000 dollar/ounce goud.
We kunnen iets gelijkaardigs doen voor de euro:
M2: 8213 miljard euro, goud in bezit: 10870 ton
8,21 . 10 (macht 12) euro : 10,87 . 10 (macht 9) gram goud is ongeveer 755 euro voor 1 gram goud of 21.500 euro/ounce goud.
Hierbij een aantal belangrijke opmerkingen:
Bovenop de M2 is er nog veel meer aan papieren rommel
uitgegeven, zodat deze uitkomst slechts een minimum is, maar de echte
verhouding ligt wellicht nog een factor hoger (2 maal?, 5 maal?????)
Dit betekent dat de dollar en de euro minstens 30x overgewaardeerd zijn.
Een eigenaardigheid is dat de verhouding euro/dollar in deze
berekening nauwelijks verschilt met de huidige verhouding van de
overgewaardeerde waarde. Een bewust spelletje van de centrale banken om
gelijklopend te inflateren? Met andere woorden: door gelijke tred te
houden, ondersteunen ze eigenlijk elkaar, waardoor er een soort labiel
evenwicht is.
De veranderende hoeveelheid goud in de wereld heeft slechts een
beperkte invloed op deze cijfers, alsook de waarde van goud ten
opzichte van andere goederen. Het grootste verschil zit hem in de
stijgende geldhoeveelheid zonder dekking.
Conclusie: Ik geloof dus helemaal niet dat de dollar in zijn eentje
zal crashen (geleidelijke en tijdelijke waardedalingen of stijgingen
tussen de munten onderling kan natuurlijk wel). De enige mogelijkheid
is een crash van het volledige geld fiatsysteem. Tot dan wordt de dollar-euro-yenfiatgeld wellicht de grootste zeepbel aller tijden.
07-12-2009
Goudlogica op de beurs
Volgens mijn kennis wordt goud minder waard bij een deflatie-scenario en meer waard bij een inflatie-scenario. Deflatie betekent immer letterlijk dat geld meer waard wordt t.o.v. goederen (zoals goud) en inflatie het omgekeerde.
Nu hebben er in een goede week tijd 2
belangrijke gebeurtenissen plaatsgevonden. Eerst was er het Dubai
debacle en laatst de goede werkloosheidscijfers in Amerika. Na het
bekend maken van beide berichten kreeg de goudprijs een klap van jewelste.
Eerst Dubai. Daar is eigenlijk hetzelfde gebeurd
als in Amerika de laatste 2 jaar. Je ziet dan een kredietcontractie
ontstaan, waardoor we in een deflatoire periode terechtkomen. Volkomen
terecht dat de goudprijs hierdoor van zijn pluimen moet laten. Twee
dagen later was men dit wel al vergeten en koerste goud op recordhoogte.
Dan de werkloosheidscijfers. Die wijzen op een
economisch herstel. Wie zegt economisch herstel, zegt meer inflatie.
(en later hogere rentevoeten want lager kan niet meer). Hebben we
daarnet niet gezien dat inflatie de goudprijs doet stijgen? En toch
kreeg de goudprijs een klap.
Waar is de logica dan? Nergens. Een zoveelste
bewijs dat beleggers maar wat doen en dat beleggen van dag tot dag
waanzin is. Wie een te korte termijn visie heeft, raakt constant in de
knoop. Je kan heus wel andere redenen vinden om te verklaren waarom
iets wel of niet gebeurt. Zoals de goudprijs daalt omdat de dollar
stijgt. Logisch, maar waarom daalt de goudprijs dan ten opzichte van
alle ander munten?
Ik heb een goeie 10% in fysiek goud en zilver zitten, strategisch gekocht als BUY and HOLD.
Het is natuurlijk leuk als je dagelijks de waarde daarvan ziet stijgen.
Alhoewel. Misschien betekent het wel dat de waarde van de rest (90%)
daalt. Dan zit ik verkeerd door slechts 10% in fysiek edelmetaal aan te
houden.
De beste methode om in goud te beleggen is periodiek aankopen. Jaarlijks, per kwartaal of één keer in de maand, hoe regelmatiger hoe beter. Je koopt wel telkens voor hetzelfde bedrag op hetzelfde tijdstip (bv. de 16de). Je koopt dus onafhankelijk
van de prijs. Hieruit volgt automatisch dat u weinig ounces zult hebben
als het goud duur staat en veel (of meer) als het lager staat. Hierdoor
zal u goed zitten met uw gemiddelde. Weeral een reden minder om bezorgd
te zijn over de dagelijkse zottigheden op de beurs.
Wanneer verkopen? Nooit! Hopelijk nooit!
Tenzij het financiële systeem instort: morgen, volgend jaar of over twintig jaar.
Tenzij de overheid niet meer in staat is om later een degelijk pensioen te betalen.(In België staat dit zo goed als vast)
Beide scenarios vind ik zeer waarschijnlijk en mocht ik het toch
verkeerd hebben: Mijn drie kinderen zullen deze buit met dank
aanvaarden.
17-11-2009
Goud een zeepbel van 6000 jaar
Goud is niet zoals een andere grondstof. Het kost
enorm veel om het uit de grond te halen. Het kost nog meer om het puur
te maken, om het te bewaren en dit alles om het weer onder de grond te
steken waar het al vandaan kwam, maar nu in kluizen. Het enige ander
nut is het om rond uw nek of aan uw oren te hangen. Kortom nuttelozer
kan niet meer. Dit is niet mijn mening maar die van Willem Buiter,
professor van Europese politieke economie en vooral adviseur van
internationale organisaties, centrale banken, overheden en private
financiële instellingen.
Deze zeepbel kan gerust
nog 6000 jaar meegaan, goud kan zelfs stijgen tot 5000$ per ounce,
daarom heeft het geen zin om ertegen in te gaan, maar het blijft een
zeepbel die ooit gaat uiteenspatten, sluit Buiter zijn betoog af.
Ja, nu is het begrijpelijk waarom het financieel systeem op springen
staat. Als dit soort mensen de adviseurs van het systeem zijn of zijn
ze eerder de uithangborden van het systeem? Met zon redenering is
alles een zeepbel. Ook de mensheid en zelfs de aarde is een zeepbel,
want ooit komt ook daaraan een einde. Deze mens begrijpt blijkbaar (of
doet alleszins een poging) zelfs de basis niet van economie.
Economie ontstaat vanaf het moment dat 2 mensen door middel van ruilhandel
hun beider situatie kunnen verbeteren. Zo zal een visser zijn overschot
aan vissen die hij zelf niet kan consumeren, ruilen voor kleren met een
kleermaker, voor hout met een houthakker, enz. . De sleutel tot succes
is dat de visser meer waarde hecht aan de kleren dan zijn teveel aan
vissen en dat de kleermaker meer waarde hecht aan vissen dan aan zijn
teveel aan kledingstoffen. Dit is de enige voorwaarde voor de ruil.
Gaandeweg heeft men ondervonden dat rechtstreekse ruil
niet altijd interessant is of zelfs onmogelijk. Diezelfde visser kan
moeilijk zijn te bouwen huis volledig betalen met vissen. De aannemer,
de architect, de metser zullen dit immers geen goede ruil vinden.
Ziedaar de geboorte van een tussenruilmiddel. De visser verkoopt zijn
vissen voor dit tussenruilmiddel, waarmee hij de aannemer, architect en metser zal betalen. Het is duidelijk: Alleen een tussenruilmiddel die door IEDEREEN interessant en aanvaardbaar is, zal een kans op slagen maken.
Het heeft duizenden jaren geduurd tot men eindelijk het perfecte tussenruilmiddel had gevonden: GOUD en ZILVER.
Ontelbare andere ruilmiddelen zijn hen vooraf gegaan, maar allen hebben
ze het onderspit moeten delven. De voordelen die beide hadden waren te
uitgesproken.
Het ruilmiddel moet éénduidig en homogeen zijn.
Zowel goud als zilver voldoen aan die voorwaarde, dit in tegenstelling
tot bvb. een krentenbrood. De waarde daarvan zal afhangen of er 200
krenten in zitten of slechts 1.
Een tweede zeer belangrijke eigenschap voor een perfect ruilmiddel is schaarste.
Zand zal nooit werken, maar ook het gratis ongebreideld scheppen van
papiergeld door een beperkte groep, zal ervoor zorgen dat dit een
slecht ruilmiddel wordt. Ongedekt papiergeld is immers niet schaars.
Een derde eigenschap is stabiliteit van het
ruilmiddel. Chocolade of ijs die smelten in de zomer, ons krentenbrood
die oudbakken wordt, of schelpen die verbrijzeld kunnen worden, zullen
nooit een perfect ruilmiddel zijn. Goud en zilver zijn relatief zeer
inerte metalen en zijn dus uitstekend geschikt voor hun functie om
zelfs duizenden jaren opgeslagen te kunnen worden.
Het ruilmiddel moet ook te meten zijn (rekeneenheid). Een gewicht
is uiterst geschikt. Zijn het nu munten van 1 ounce, staafjes van 100
gram of blokken van 1 of 14 kg, het maakt niet uit. Men kan ermee
rekenen en zo waardeverhoudingen bepalen ten opzichte van andere
goederen of diensten.
Ten slotte is compactheid ook een voordeel.
Piepschuim of pluimen zijn nogal onhandig om zaken mee te doen. Het
ruilmiddel moet voor zo weinig mogelijk last zorgen voor de ruilhandel.
Al voldoet goud en zilver relatief goed aan deze voorwaarde, het heeft
hier zijn meerdere moeten erkennen in papieren substituten.
Aanvankelijk was dit geen probleem, de wissels of het papieren geld
waren alleen de vertegenwoordigers van het onderliggend goud of zilver.
Jammer genoeg liep het hier telkens mis. Iedere keer opnieuw vergat men geleidelijk aan dat dit papier een dekking
nodig had. Steeds opnieuw in de geschiedenis begon het papieren geld
zijn eigen leven te leiden en vergat men hoe het ontstaan was. Telkens
opnieuw liep het verkeerd af. Ook deze keer zal het opnieuw verkeerd
aflopen. Toen Milton Friedman, Nobelprijswinnaar en de architect van het huidige vlottende fiatgeld systeem,
de oplossing aanbood om het toenmalig geldsysteem weer uit het moeras
te trekken, had hij 1 grote waarschuwing: creëer nooit meer geld dan
nodig voor de economische transacties (m.a.w. de geldhoeveelheid
mag niet sneller groeien dan de economische productie groeit). Wellicht
had hij toen al een vermoeden dat de centrale banken en overheden zich
daar niet zouden aan houden en hiermee het financiële systeem van het
fiatgeld op de helling zetten.
Zoals Greenspan de problemen heeft opgelost met nog meer krediet, zo
heeft ook Bernanke het gedaan met nog veel meer geld. De grenzen lijken
bereikt en we zitten in het end-game. Hopelijk komt het nieuwe boek van
Middelkoop niet te laat . In ieder geval lijkt het mij meer
waarschijnlijk dat goud niet enkel nog 6000 jaar meegaat, het zal zelfs
de bubble overleven die mensheid heet.
02-09-2009
Breekt goud door de 1000$
Voor de zoveelste maal de laatste 2 jaar staat goud aan de deur van de 1000$/ounce aan te kloppen. Zal het deze keer lukken?
Op de grafieken
hieronder ziet u hoe de goudprijs de laatste 2 jaar een viertal keer
geprobeerd heeft de muur van 1000$/ounce te slopen. Eénmaal is het
gelukt: in maart 2008. Het werd echter redelijk vlug naar af gestuurd.
Indien het lukt,
zou dit een verviervoudiging betekenen sinds het begin van deze eeuw.
Een knalprestatie als je het vergelijkt met de AEX of Bel20 index.
Het valt wel op,
dat als er een nieuwe stijging komt, deze van een relatief hoog niveau
(950) kan beginnen. Dit betekent dat sedert de 2 jaar dat deze
doorbraak aangekondigd wordt, de kans nog nooit zo dichtbij was. Er
staat dan ook heel wat op het spel. Een stijgende goudprijs is immers
evenredig met een inflaterende dollar/euro.
Velen menen dat
de goudprijs manipulatief laag wordt gehouden door (centrale) banken
met instemming van de overheden. De vraag is nu echter: Hebben de VS en
de Europese landen een probleem met een (langzaam) stijgende
goudprijs? Is dit niet de oplossing om de niet meer te overziene
staatsschulden via inflatie weg te werken?
Wat is jullie mening? Gaat er in 2009 een nieuw goudrecord neergezet worden?
26-05-2009
Hoeveel geld is er in omloop (3)
Bij het oprichten van het Europees Systeem (zie deel 2) werden er een aantal richtlijnen opgesteld in het Verdrag van Maastricht. De belangrijkste taak van de ECB is de prijsstabiliteit. De ECB heeft zichzelf opgelegd om de inflatie onder de 2% te houden. Hiertoe hielden ze 2 belangrijke parameters in het oog: de consumenteninflatie en de geldhoeveelheid (M3-inflatieindicator
op langere termijn). Dit hadden ze geleerd van de Duitse bundesbank.
Verder hadden ze uitgerekend dat een maximale geldgroei van 4,5% goed is om de inflatie onder de 2% te houden.
Je
mag je al de vraag stellen of dit klopt? Kan het niet zijn dat er een
evenredig verband is tussen de geldgroei en de inflatie? Laten we eerst
de cijfers van de laatste jaren bekijken:
De geldhoeveelheid op 31/12/2008: (de drie opeenvolgende cijfers zijn de veranderingen in 2006,2007 en 2008)
chartaal geld= 711 miljard euro (+11%,+8,1%,+13,4%): oktober 2008 alleen was goed voor een stijging van 5%.
M3=9372 miljard euro (+10%,+11,5%,+7,3%)
Conclusies van deze cijfers:
Chartaal geld (munten en biljetten) maakt minder dan 10% uit van de totale liquiditeitenmassa (M3).
De stijging van de M3 is veel forser dan de gepubliceerde inflatie (zijn deze juist?)
Je
mag meteen concluderen dat de ECB zich niet aan de afspraak van
maximale groei van 4,5% gehouden heeft (de eerste jaren zaten ze
gemiddeld aan 7%). Terwijl dit voor de Duitse bundesbank pijler nr.1
was, heeft de ECB blijkbaar (en zeker de laatste jaren) de andere kant
opgekeken. De ECB heeft zich vooral gefocust op de consumenteninflatie,
die laag is door vooral de goedkope import uit Azië. Je mag er echter
vanuit gaan dat de hoge groei van de geldhoeveelheid zich ooit zal
vertalen in inflatie. Het is nu éénmaal bewezen dat geldgroei leidt tot
kredietgroei en inflatie.
De dollar:
Bovenstaande
grafiek toont de groei van de geldhoeveelheid gepubliceerd van dollars.
U ziet dat het blauw gebied eindigt in 2006. Dit betekent enkel dat de Fed gestopt is met het publiceren van de M3,
wegens niet meer relevant. Zo los je natuurlijk ook een probleem op
(geleerd van de struisvogels). Het is duidelijk dat het probleem in
Amerika vele malen groter is dan in Europa. Het is juist de M3 die
aantoont hoeveel krediet er verleend is en is dat nu niet het grote
probleem in Amerika? Van zodra ook de ECB stopt met publicatie weet je
hoe laat het is. (grafiek van de euro vindt u terug in deel 1)
01-05-2009
hoeveel geld is er in omloop (deel 2)
In deel 1 werden 2 groepen voorgesteld: het publiek en de groep van de scheppers,
deze laatste zijn best eens nader te onderzoeken. Zij bepalen immers
hoeveel geld er in omloop is. Vooral omdat ze geld uit het niets kunnen
scheppen, maakt hen verantwoordelijk voor de m3 (totale liquiditeitenmassa) of de hoeveelheid geld.
ECB Tower in Frankfurt
In het eerste deel kon u lezen dat men spreekt over primaire en secundaire banken.
De secundaire banken (veel spaar- en hypotheekbanken) kunnen nooit meer geld uitlenen dan dat zij zelf hebben gekregen van ander publiek via ingelegd spaargeld (spaarbanken) of via verkochte pandbrieven* (hypotheekbanken). Deze banken doen enkel aan kredietbemiddeling.
De primaire banken (b.v. KBC, DEXIA, ABN/AMRO, RABO, ING, SNS) zijn de geldscheppende banken, dat wil zeggen dat zij met een zekere kas een grotere girale geldhoeveelheid dan deze kas kunnen maken, via girale kredietverlening. Zij weten namelijk uit ervaring dat de rekeninghouders slechts een klein deel van hun geld in chartale
(biljetten of munten) vorm komen opeisen en hebben dus geld over,
waarmee ze een girale zeepbel kunnen opblazen, die echter ook niet te
groot mag worden in verband met de vereiste liquiditeit ( een bank kan failliet gaan omdat zij niet aan de opvragingen van het publiek kan voldoen).
De primaire banken willen natuurlijk zoveel mogelijk giraal krediet verlenen om zoveel mogelijk rentewinst
te maken. De Centrale Banken houden hen wel in de gaten (blijkbaar
zitten er wel veel gaten in die gaten) dat ze niet teveel geld
scheppen, in verband met inflatiegevaar. Dit systeem
leidt tot fractioneel bankieren: door keer op keer verder uit te lenen
op nieuw gecreëerd geld, kan men tot 9X meer geld scheppen dan er
oorspronkelijk bestond. Dit geeft te denken hoe de m3 kan aangroeien en
hoe onstabiel dit systeem is.
Een tweede schepper zijn de overheden. In de euro landen is overeengekomen dat elk land zelf zijn munten
mag slaan (niet de centrale banken!). De hoeveelheid hangt af van de
grootte van het land. Men mag dan ook verwachten dat in België en
Nederland na verloop van tijd meer franse en duitse munten te vinden
zullen zijn, gewoonweg omdat er van die laatste landen veel meer munten
zijn. De totale waarde van deze munten schommelt rond de 20 miljard euro (2008). Munten maken slechts een heel klein gedeelte uit van de M3 en zijn te verwaarlozen.
De derde schepper zijn dan de centrale banken.
De centrale banken drukken de bankbiljetten. De centrale banken
beschikken ook over een strategische voorraad van biljetten die nog
niet in omloop zijn, maar gebruikt kunnen worden in tijden van nood.
Eind 2008 is er ongeveer 763 miljard euro aan biljetten in omloop. Dit lijkt veel maar is slechts een fractie van de M3.
Eigenlijk moeten we hier spreken over het Euro systeem. Die bestaat uit de ECB en alle centrale banken van de landen die de euro voeren.
Die nationale centrale banken zijn niet onbelangrijk. Het zijn deze
banken (en niet de ECB) die de bankbiljetten drukken, het geld
transporteren, de voorraden beheren en de banken van hun land
controleren. Zo is de de NBB (nationale bank van België)
verantwoordelijk voor de belgische banken Dexia en Fortis. De NBB heeft
Fortis van het faillissement gered door meer dan 100 miljard aan Fortis
te lenen, toen in oktober 2008 alle andere banken hun geld uit Fortis
terugtrokken. De DNB (de Nederlandse Bank) heeft
dezelfde functie voor alle Nederlandse banken. De ECB geeft wel de
richtlijnen voor de centrale banken en neemt de eindbeslissing bij de
uitgifte van de biljetten. De voornaamste taak van het Euro Systeem is
prijsstabiliteit.
Om u al een idee te geven van de hoeveelheid geld (M3) in de eurozone: het benadert de 10.000 miljard euro. Dat deze stijgend is, is een open deur intrappen. Wat dat voor gevolgen heeft ziet u in deel 3.
*Een pandbrief
is een obligatie die door een hypotheekbank is uitgegeven. De door de
hypotheekbank verstrekte hypotheken vormen het on derpandvan de
obligatie. En die hypotheken zijn weer gedekt door hypothecair
onderpand; vandaar de naam pandbrief.
13-04-2009
hoeveel geld is er in omloop deel 1
Dit is niet zo eenvoudig te beschrijven. Eerst en vooral moeten we
onderscheid maken in de soorten geld die er bestaan. Tevens komen er
een aantal begrippen bij kijken om alles te verklaren. Voor de euro
worden drie termen gebruikt:M1,M2 en M3.
Vooraf moeten we een verschil maken tussen de groep die enkel geld kan verhandelen (gebruikers) en de groep die geld kan scheppen.
De tweede groep bestaat uit: centrale bankiers: deze kunnen
bankbiljetten drukken (de beruchte geldpersen van de Fed en de ECB), de
overheden (deze kunnen munten maken) en de primaire banken (deze kunnen
giraal geld bijmaken).
De eerste groep bestaat uit al de rest: u en ik, bedrijven en zelfs
secundaire banken zoals pure spaarbanken. Laten we de eerste groep het publiek (public) noemen (slachtoffers [ ] kan ook) en de tweede groep de scheppers (fraudeurs [ ] zou ook gaan ).
M1 van de euro is dan al het giraal en chartaal euro geld die bij het publiek zit.
chartaal geld= alle euro bankbiljetten en euro munten.
giraal geld= het direct opeisbaar geld die op rekeningen bij banken staat en eigendom van het publiekis (dit zijn de lopende rekeningen waarover je beschikt=overnight deposits).
Als je de M1 van de EU wilt kennen moet je daar ook de vreemde
valuta bijrekenen zoals dollar, CH frank, .... die bij banken
gedeponeerd zijn en eigendom zijn van het publiek (cash vreemde valuta
hoort daar niet bij, omdat dit niet gekend is).
Een tweede soort noemen we secundaire liquiditeiten, ook wel bijna-geld of schiergeld
genoemd. Bijna-geld omdat je het zonder al te veel verlies kunt
omzetten in geld zonder dat banken dit kunnen voorkomen. Hiertoe
behoren:
deposito's met een opzegtermijn tot 3 maanden en korte termijn
deposito's met vaste looptijd tot en met 2 jaar in het bezit van het
publiek. M2 is deze laatste samengeteld bij M1.
M3 bestaat dan uit M2 met inbegrip van de overige secundaire
liquiditeiten (MMF(Money market Fund) aandelen; schuldtitels tot 2
jaar; retrocessie-overeenkomsten). Deze M3 vormt dan de totale liquiditeitenmassa van het publiek.
Even belangrijk is: wat behoort er niet tot de euro M3?
Cash vreemde valuta bij het publiek
aandelen
obligaties en andere pandbrieven
vreemde valuta eigendom van de banken (scheppers)
lange termijn spaargeld (meer dan 2 jaar)
kasgeld bij een primaire bank (scheppers)
Bijkomende opmerkingen:
Sommige valuta kennen ook nog andere begrippen. Zo bestaat er ook
M0 (dollar)=Het totaal van alle fysieke munt, plus rekeningen bij de
centrale bank die kan worden uitgewisseld voor fysieke munt. M4
(India)=M3+Alle deposito's bij postkantoor spaarbanken (met
uitzondering van Nationaal Spaarfonds Certificaten).
M1,M2 en M3 worden niet bij alle valuta hetzelfde gedefinieerd.
Dit maakt vergelijking tussen verschillende valuta niet gemakkelijk.
Toch is dit minder belangrijk: het is vooral de verandering van de
hoeveelheid binnen 1 valuta die van belang is (inflatie).
retrocessieovereenkomst(ook bekend als een repo): een kredietnemer
kan gebruik maken van een financiële zekerheid als onderpand voor een
lening in contanten tegen een vaste rentevoet.
MMF: Dit is een type beleggingsfonds dat wettelijk verplicht is om
te investeren in laag-risico effecten. In vergelijking met andere
beleggingsfondsen is het risico dus laag en is het dividend dat betaald
wordt min of meer gelijk aan de korte termijn rente.
In een tweede deel bekijken we wat de gevolgen zijn van veranderingen in de M3 (totale liquiditeitenmassa).
27-03-2009
De kredietcrisis
De Kredietcrisis: Een verhaal over sub-prime hypoteken, cdo's (
schuldobligaties met een rangorde), bevroren kredietmarkten en credit
default swaps (overeenkomsten tussen 2 partijen waarbij het
kredietrisico van een derde partij wordt overgedragen).
Vele jaren geleden zaten investeerders (pensioenfondsen,
verzekeringsmaatschappijen,...) op een grote hoop geld die ze wilden
investeren om de hoop nog groter te maken. Tot aan de internetbubble
kochten ze vooral T-bonds omdat deze een stabiele en zekere inkomst
gaven. Toen Greenspan met het lumineus idee kwam om de rente te laten
zakken tot 1%, trokken de investeerders hiervoor hun neus op. Dit was
wel zeer weinig "return on investment".
Bankiers daarentegen sprongen een gat in de lucht. Ze leenden dan
ook gigantische bedragen tegen 1%. Door de hefboomwerking konden ze
enorme winsten maken. Wie een deal maakt van 10 000 met een marge erop
van 10%, wint 1000.
Wie 10 000 heeft en 990 000 daarbovenop leent à 1% en hierop een
marge heeft van 10%, wint 90 000 (na aftrek van zijn rentelast). Geef
toe, een winst van 90 000 op een investering van 10 000, wie zou dat
laten liggen. Op deze manier maakten de banken enorme winsten. De
investeerders echter zaten daar met hun vele geld en konden er niets
mee doen. Dit bracht de banken op een idee. Ze zouden de investeerders
in contact brengen met de kopers van huizen via de hypotheekleningen.
Er was een grote vraag naar huizen. Via makelaars werd veel geld
geleend door hypotheekbanken aan huiseigenaren met hypotheekleningen.
Makelaars verdienden veel geld door de verkoop en huiseigenaars zagen
de waarde van hun huis continue stijgen. Iedereen blij. Bijna iedereen,
want de investeerders konden nog steeds weinig geld verdienen. Maar nu
kwam er een fantastisch product op de markt: CDO of collateralized debt
obligation. Het geniale was dat een CDO bestond uit een heleboel
hypotheekleningen die in drie klassen werd verdeeld. Een superveilig,
een gewoon en een riskant gedeelte. Toevallig bestond voor elk deel een
markt:
Het superveilige werd gekocht door de investeerders (rendement 4%,
is meer dan de 1% van de Fed), de gewone aan banken en bedrijven (7%)
en de riskante aan vooral hedgefunds en speculanten (10% rendement).
Daar er niets mis was met deze hypotheken en daar huizen alsmaar in
waarde stegen, was er geen vuiltje aan de lucht. Zo kregen de
superveilige een AAA rating, de gewone een BBB rating en enkel met de
riskante kon het fout gaan, maar de hoge rente maakte veel goed. Door
de goede ratings konden deze CDO's gemakkelijk worden doorverkocht
zodat steeds meer banken en investeerders winsten erop maakten.
Maar zoals het altijd gaat is veel nooit genoeg. De investeerders
hadden nog altijd geld op overschot en vonden de CDO's zo aantrekkelijk
dat er een enorme vraag naar was. Om aan die vraag te voldoen, moesten
er meer hypotheekleningen worden afgesloten. Maar zowel de
hypotheekbanken als de makelaars vonden nog nauwelijks waardige kopers.
De enige oplossing was het versoepelen van de voorwaarden: de nieuwe
eigenaars moesten niet langer kredietwaardig zijn. De makelaars bleven
hun winsten opstrijken en de hypotheekbanken konden zonder veel
problemen hun minderwaardige leningen doorverkopen aan banken en
investeerders.
Zo werden de subprime leningen geboren. Iedereen winst: de nieuwe
eigenaars die het zelf niet konden geloven dat ze zomaar geld kregen
voor een huis. De makelaars die gouden zaken deden. De hypotheekbanken
die massa's leningen konden geven en deze konden doorverkopen aan
investeerders, die ze op hun beurt met winst verder verkochten. Zo werd
de hete aardappel van de ene naar de andere doorgegeven. Pas op,
tijdens de eerste jaren waren er ook wel eigenaars die hun hypotheek
niet konden terugbetalen, dit zonder erg. Het huis ging terug naar de
bank, die kon het met winst opnieuw verkopen daar de huizenprijzen
bleven stijgen.
Uiteindelijk gebeurde het onvermijdelijke. Meer en meer
huiseigenaren konden de afbetaling niet meer aan. Ze gaven hun huis
terug aan de bank waardoor er teveel huizen op de markt beschikbaar
kwamen. Dit deed niet alleen de "te koop" staande huizen in prijs
zakken, maar ook de huizen van de eigenaars die niet te koop stonden
(eerst 1 huis, dan de ganse straat, wijk en tenslotte gans Amerika).
Want waarom zou je nog bvb. 250 000$ afbetalen voor een huis die
slechts de helft ervan waard is en zo kwamen er teveel huizen te koop
te staan.
Het uiteindelijke resultaat is dat de CDO's niet meer de
winstgevende toverdoos was, maar een bom met waardeloze hypotheken. De
markt van CDO's droogde volledig op want niemand hoefde ze nog. Nu is
het grote probleem dat deze slechte CDO's overal zitten en door velen
gekocht werden met geleend geld. Nog erger is het feit dat deze CDO's
volledig in waarde dalen. Niet alleen het riskant gedeelte maar ook het
BBB gedeelte en zelfde het superveilige AAA gedeelte blijkt nu riskant
te zijn. Maar ook de hypotheekbanken konden hun slechte leningen niet
meer kwijt. Het hele financiële systeem kwam vast te zitten en het
licht ging uit.
Het resultaat is: De huiseigenaren zijn hun huis kwijt, banken en
investeerders gaan failliet en het geld van de investeerders is weg.
Jammer want dat geld van de investeerders zou wel eens ...uw pensioen
of uw levensverzekering kunnen zijn.