Nooit weet ik wat ik aan je heb. Als je iets zegt, weet ik nooit of je dat nu meent of niet. Als je lacht, weet ik nooit of je echt lacht, of maar doet alsof. Je pest zo graag, maar je kan er niet tegen al je zelf gepest wordt. Je kan mensen zo (onredelijk) afkraken, terwijl je later doet alsof je ze mag. Soms lijkt het alsof je heel veel van me houdt, dan weer denk ik dat je een hekel aan me hebt. Ik vind dit intrigerend, maar tegelijkertijd verwarrend. Toch hou ik van je. Heel veel. Misschien wel daarom.-"
Tegelijk ben ik
bang, tegelijk opgewonden. Enerzijds ben ik eenzaam en diep vanbinnen toch anders,
anderzijds voel ik dat het overtuigend gaat zijn. Niet anders, maar gewoon. Ik
spreek mezelf tegen. Ze zullen naar me lachen, alsof ze me begrijpen. Ze zullen
niks door hebben. Ik heb me perfect aangepast. Vanbuiten af toch. Ik ben een
genie. Misschien moet ik de stap toch wagen. Ik doe het sowieso, de vraag
blijft alleen hoelang ik er nog mee wacht. Deze keuze heb ik al een tijdje
gemaakt, toen wist ik dat ik niet meer terug kon. Ik zal passen in de
werkelijkheid. De werkelijkheid zoals die hier ervaren wordt. Ik zal als een
grijze muis zijn, overeenstemmend met alles waaraan hier waarde wordt geacht.
Mijn voorkomen is noch kleurloos, noch extravagant. Mijn grondige doorlichting
van deze wezenlijkheid zal beloond worden. Toch overkomt mij steeds die angst.
Angst om te figureren in een wereld vol figuranten. Maar de zelfzekerheid van
op het begin, zal snel meester van me worden, wanneer ik de stap waag immers.
Ik mag niet meer wachten. Ik kan niet meer wachten. Het is een kwelling van de
identiteit.
Dus ga ik.
Gecamoufleerd als een menselijke. Een natuurlijk wezen.
Wanneer ik mijn
zogenaamde kast van een huis open, sta ik in de wereld. De wereld als in... de
aarde. Als in vreemdelingen. Niemand rondom mij. Een gevoel van veiligheid
vermengd met de angst voor eenzaamheid. Ik sluit ze. De kast. Mijn ogen. Ik
wacht. Voldoende. Onzekerder dan ooit. Ik spring erin. Ik beweeg ze. Mijn ogen.
Mijn voeten. Mijn benen. Mijn hart. Ik ga vooruit. De rechthoek uit, op naar de
plaats waar vier rechthoeken één vierkant vormen. Maar ik ben onderweg, en ik
sta met mijn beide voeten op de grond. Denken is verboden, doen telt. Nog
steeds alleen. Omringd door het niets. Maar dan weet ik dat ik dit kan. Dat het
mijn droom is, en ik ben hier geraakt, wie kan me nu nog laten vervreemden? Ik
ben zoals de anderen, altijd al geweest. Vanbuiten, maar zeker ook vanbinnen.
Het volstaat om te bewegen, die benen, en de twee mondhoeken geforceerd omhoog
te trekken. Het volstaat om alleen met mijn eigen bezig te zijn, om rechtdoor
te lopen en niet achterom te kijken. Nooit. Verboden. En ik kan dit, ik doe
het. Ik trotseer de vier rechthoeken en de centrale vierkant. Ik wandel. Ik
leef. Maar ik voel ze wel, die blikken van die soort. Branden op mijn rug. Het
ligt aan mij, ik beeld het me in. Het kan niet. Want ik ben de werkelijkheid.
In al haar vormen. Ik ben de wereld. Ik ben de Aarde. Ik volg de stroom. Ik doe
dit verdomd goed.
In life you will realize
that there is a purpose for everyone you meet. Some will test you, some will
use you and some will teach you. But most important are the ones that bring out
the best in you. Those are the ones worth keeping around.