Floorball is een zaalsport die origineel uit Zweden komt.
Een korte uitleg van het spel:
Floorball of anders genaamd, Unihockey. Word gespeeld in een zaal en wordt afgezet met een boarding, een omkadering van het terrein zodat de bal in het spel kan blijven van ongeveer 40 meter bij 20 meter (Foto 1). Er word gespeeld met een kunststof stick (Foto 2) en kleine witte plastieken holle bal met over de gehele oppervlakte kleine gaten (Foto 3). Bedoeling is om de bal binnen het terrein in het doel te schieten, een goal zoals bij het ijshockey van ongeveer 1,20 meter op 1,20 meter (Foto 4). Er zijn vijf spelers op het veld en daarbij ook nog een goalkeeper die het doel moet beschermen (Foto 5). Een match bij de volwassen word gespeeld in 3 keer 20 minuten tijd en tijdens de wedstrijd zijn er altijd 2 scheidsrechters op het veld en twee officials die de tijd bijhouden en straftijden noteren.
Een beknopt overzicht van de spelregels:
- Het doel van het spel is met behulp van de stick de bal in het doel van de tegenstander te schieten.
- Het spel begint met een face-off op de middenstip. Hierbij staan twee spelers, één van elk team, tegenover elkaar met hun stick naast de bal. Na het fluitsignaal van de scheidsrechter proberen beide spelers de bal naar hun speelhelft te spelen. Ook na elk doelpunt wordt het spel met een face-off hervat. In geval van een spelonderbreking waarbij geen sprake was van een uitbal of overtreding, wordt het spel met een face-off hervat op de dichtstbijzijnde face-offmarkering.
- De veldspelers hebben een stick waarmee ze de bal moeten spelen. De bal mag met beide kanten van het stickblad en met de schacht worden gespeeld. Het spelen van de bal met de stick is echter uitsluitend toegestaan onder de knie. De speler mag de bal opvangen en stoppen met zijn voeten, benen en romp, maar niet met zijn handen, armen of hoofd. Een voetpass naar een teamgenoot is niet toegestaan.
- De speler mag met zijn stick niet op de stick of het lichaam van de tegenstander slaan, of zijn stick tussen de benen van de tegenstander steken.
- De keeper heeft geen stick en zit meestal op zijn knieën. De keeper mag de bal met het gehele lichaam stoppen en mag de bal ook pakken of vangen. Direct voor het doel ligt het doelgebied waar alleen de keeper mag komen. Veldspelers mogen dit gebied niet met hun lichaam betreden, maar wel met hun stick. Daarbuiten ligt het keepergebied. Binnen dit gebied mag de keeper de bal met de handen pakken en naar een teamgenoot gooien of schoppen.
- Lichamelijk contact is toegestaan, maar uitsluitend in de vorm van een schouderduw. Het is niet toegestaan de tegenstander tegen of over de boarding te duwen.
- Een vrije slag of inslag moet altijd zo snel mogelijk worden genomen en is altijd direct. Normaal gesproken hoeft de speler niet te wachten op een signaal van de scheidsrechter. Zodra de bal op de juiste positie stilligt, mag de vrije slag genomen worden. De tegenstanders moeten daarbij altijd 3 meter afstand bewaren.
- De doelen staan in het veld. De spelers kunnen dus achter de doelen langsspelen. Scoren is alleen mogelijk vanaf de voorzijde van het doel. In het geval van een uitbal of overtreding achter de doellijn wordt het spel hervat met een vrije slag vanaf het face-offpunt op de doellijn.
- Lichte overtredingen worden bestraft met een vrije slag. Bij zwaardere overtredingen kan de scheidsrechter een strafbal (penalty) of een tijdstraf geven.
- In het geval van een tijdstraf moet de bestrafte speler 2 of 5 minuten op de strafbank plaatsnemen en moet zijn team het gedurende deze tijdstraf met een speler minder doen.
- Een strafbal bestaat uit een 1-op-1-duel tussen een veldspeler en de keeper. De veldspeler start met de bal vanaf de middellijn. Hij beweegt met de bal richting keeper en krijgt daarbij 1 schotpoging. De veldspeler moet ervoor waken dat de bal altijd voorwaarts blijft bewegen.

|