In mijn blog "Doping en Klimvermogen" heb ik uit de doeken gedaan hoe de evolutie was van de gemiddelde klimvermogens van de winnaars van de TDF in de laatste 28 jaar, en hoe we op basis van deze klimvermogens duidelijk de invloed van de verschillende dopingtechnieken en periodes kunnen aantonen. In de pre-EPO periode was een gemiddeld klimvermogen van ongeveer 5.45 Watt per kilogram voldoende om op het eindpodium in Parijs te staan, in de EPO-mutantenperiode ontwikkelden Indurain, Riis, Ulrich, Pantani maar liefst 16% meer vermogen en vlogen ze met 6.35 W/kg de grote cols op.
In de post-Armstrong periode 2006 tot 2011 volstond opnieuw een gemiddeld klimvermogen van 5.90 W/kg en in 2011 won Cadel Evans een sterk bevochten tour met klimvermogen van slechts 5.80 W/kg. In de loop van de laatste 27 jaar reden 11 winnaars met een klimvermogen minder dan 5.9 W/kg. Daarom stellen we dat een gemiddeld klimvermogen van 5.9 W/kg over aankomsten bergop de bovengrens is voor een dopingarme tour en willen we graag uitrekenen wat het gemiddeld klimvermogen van Wiggins, Froome en co. was in 2012. In het tijdperk waarin bijna iedere renner rijdt met een SRM of Powertap vermogensmeter zou dit een fluitje van een cent moeten zijn maar natuurlijk krijgen we dit soort gegevensbestanden niet te pakken en behelpen we ons met de goede oude en betrouwbare wetenschappelijke methode waarvoor we de live TV uitzendingen registreren en de beklimmingen nauwkeurig chronometreren. Het is echter niet eenvoudig de klimprestaties over verschillende jaren te vergelijken. Nemen we even de Tour van 2001, gewonnen door Armstrong. Deze tour had maar liefst 5 ritten met aankomst boven die in aanmerking komen voor onze analyse, namelijk de Alpe dHuez, Chamrouse, Ax-les-Thermes-Bonascre, Pla dAdet en Luz Ardiden, voor een Total van 60 eindklimkilometers . De tour 2012 had eigenlijk te weinig aankomsten bergop, deze eindklimmen waren bovendien te kort, en tenslotte hebben de toppers nooit met het blanke mes gestreden voor de overwinning. De overmacht van de complete Sky ploeg was zo groot dat Wiggins bijna nooit echt uit zijn pijp is moeten komen. Een goede vergelijking met de vorige edities is dus niet echt mogelijk.
Klimvermogen op de onbelangrijke cols.
Deze tour bevatte maar liefst 17 grote cols waarvan er minstens 13 eigenlijk helemaal niet toe deden omdat zij op een dergelijke plaats in het parcours lagen dat de toppers er relatief rustig en controlerend reden of wandelden. Zij waren dus het terrein waar de kandidaat bolletjestruien hun ding konden doen. Om de bolletjestrui te winnen moet een renner vooral drie dingen doen: er in de vlakke ritten voor zorgen dat hij een grote achterstand op de klassementrijders heeft, zich afzijdig houden wanneer de topklimmers het mooie weer maken en zijn slag slaan wanneer de toppers niet geïnteresseerd zijn in koersen. Op die manier heeft Virenque 7 keer de bolletjestrui gewonnen maar geen mens op de hele wereld zal Virenque als topklimmer beschouwen. De sluwe Thomas Voeckler en de vlinderlichte Kessiakoff hebben deze tactiek in 2012 meesterlijk toegepast. Hun onderlinge strijd was eigenlijk veel interessanter dan de zogenaamde strijd om de gele trui, die in feite reeds beslist was na de eerste tijdrit. In de volgende tabel zien we de klimvermogens in W/kg van Voeckler en Kessiakoff op deze onbelangrijke grote cols vergeleken met Wiggins
Beklimming
|
Voeckler / Kessiakoff
|
Wiggins |
Grand Colombier
|
5.64 |
5.68 |
Madeleine |
5.77 |
5.48
|
Glandon-Croix de Fer
|
5.32 |
5.29 |
Aubisque |
4.82 |
4.80 |
Tourmalet |
5.62 |
4.62 |
Peyresourde |
5.77 |
6.25 |
Menté (laatste 6 km)
|
6.46 |
6.35 |
Port de Balès
|
5.15 |
5.39 |
Gemiddeld |
5.49 |
5.32
|
Over deze 8 grote cols reed Voeckler dus gemiddeld met een hoger
klimvermogen dan Wiggins en bovendien liggen deze vermogens van 5.49
W/kg en 5.32 W/kg op het niveau van de pre-EPO periode. Geen enkele
reden dus om vraagtekens te plaatsen bij hun prestaties over deze cols.
Was dit een dopingarme ronde ?
Dit is dus een heel netelige vraag en het is niet onze taak het werk van dopingonderzoekers over te nemen. We kunnen alleen onderzoeken of de geleverde prestaties op een algemeen dopingvrij of dopingarm niveau gesitueerd kunnen worden. Zien we even de klimvermogens van Wiggins op de cols waar hij tot het uiterste moest gaan, namelijk op de belles Filles, Mur de Péguère, La Toussuire en de klim over de Peyresourde naar Peyragudes.
Beklimming
|
Tijd
|
Klimvermogen (W/kg)
|
Planche de Belles Filles
|
16:31 |
6.78
|
La Toussuire
|
41:11 |
5.77 |
Mur de Péguère |
28:11 |
5.87
|
Peyresourde-Peyragudes |
38:07 |
6.23
|
Gemiddeld
|
|
6.07 (5.95)
|
Op Peyragudes is Wiggins tot het uiterste gegaan: we zullen niet licht de beelden vergeten van een Froome die hem schaamteloos uit de wielen reed. De klim naar de Planche des Belles Filles is een duidelijke uitschieter met 6.78 W/kg, maar zoals we reeds opmerkten is deze klim eigenlijk te kort. Indien we de Belles Filles even buiten beschouwing laten komen we voor Wiggins op het volgende eindresultaat; 1) Op de klimmen waar hij en zijn ploeg controlerend reden draaide hij gemiddeld 5.32 W/kg hetgeen perfect overeenkomt met de vermogens van pre-EPO kampioenen zoals Hinault en Lemond. 2) Op de drie langere klimmen waar hij voluit ging draaide hij gemiddeld 5.95 W/kg. Dit komt overeen met de prestaties van Contador in 2010 en Armstrong in 2002. Wiggins reed gemiddeld volle 3% sterker dan Evans in 2011. Wiggins zit dus boven de grens die we hebben aangenomen voor een dopingarme prestatie. Daarmee vellen we helemaal geen definitief oordeel over zijn prestatie omdat alle berekeningen toch altijd een foutenmarge van ongeveer 2% toestaan en omdat andere belangrijke elementen zoals strategie, invloed van de wind en het klimmen in groep niet volledig in rekening kunnen worden gebracht. Laten we iedereen tot een eigen besluit komen.
|