Dhaka. Waar zal ik beginnen? We merken dat de trein Dhaka nadert doordat Jeremy alvast een astma-aanval krijgt van de aankomende vervuiling. Het is zeker al in honderden artikels en reisgidsen beschreven, maar je kan het niet geloven tot je het zelf gezien hebt. De stad is een wirwar aan straten waarin, zoals mijn vader zou zeggen, "een kat haar jongen niet meer terugvindt". Er is geen enkele mate van organisatie, structuur of reglementering. Van verkeerslichten is nog nooit gehoord, van baanvakken nog veel minder. Een ongeziene massa toeterende riksja's, CNG's en bussen wringt zich tegen elkaar, allen in een poging als eerste een paar centimeter vooruit te geraken. Zo ook wij, richting hotel. Het is al laat in de avond, dus we zijn blij eindelijk aan te komen. Ons hotel, genaamd Al Razzaque, hebben we mits enige weerspannigheid van onze gids toch uitgekozen omdat het in onze reisgids als een goede budgetvriendelijke optie aangeprezen wordt. Het bevindt zich midden in Oud-Dhaka en de receptie is op het derde verdiep. Een zeer ernstig uitziende man ontvangt ons daar. Paspoorten worden bovengehaald en de receptionist tovert een reusachtig gelig logboek vanachter de balie. Met zijn vinger gaat hij nauwgezet elke rubriek af die we moeten invullen. Dat gaat van naam en adres tot familie, reden van verblijf en zelfs lengte. Na een halve stamboom uitgetekend te hebben en alle gewenste maten doorgegeven te hebben denken we eindelijk naar de kamer te kunnen, maar dat is buiten de ijverige receptionist gerekend. Die haalt een camera boven en vraagt ons naast elkaar plaats te nemen en in de lens te kijken. Ik kijk Jahid aan met een blik die vraagt: "Meent hij dit nu echt?", maar geef toe en draai mij richting lens. Als de man tenslotte nog een metaaldetector bovenhaalt verwacht ik dat er alle momenten iemand met een brede glimlach om de hoek gaat komen en "Candid camera!" roepen. Uiteindelijk kunnen we ons dan toch naar onze kamer begeven. Nog twee verdiepen naar omhoog. Ik waan mij in een gewezen DDR-gevangenis. Nergens zijn ramen te bespeuren, alleen de muren die grenzen aan de gang zijn bovenaan afgelijnd met kleine raampjes. De kamer zelf ruikt muf en vochtig. Naast de deur is een vergeeld paneel met schakelaars, waarvan een een bel blijkt te zijn die in de gang rinkelt. Werkzame stopcontacten zijn er niet, handdoeken al evenmin. Jahid kijkt ons smalend aan en zegt: "Morgen toch maar een ander hotel proberen?". Zo gezegd, zo gedaan. De volgende ochtend checken we in in een iets duurder maar beduidend aangenamer hotel. De overige tijd besteden we aan het bezoeken van het Pink Palace (u raadt het, een roze geverfd paleis) en een boottochtje op de Buriganga. 's Avonds weet Jahid ons te vertellen waar we een paar biertjes kunnen vinden en installeren we ons daarmee op de kamer. We spreken af de volgende dag naar Sonargaon te gaan, een dik uur rijden buiten de stad. Wanneer we wakker worden en uit het raam kijken lijkt de zondvloed echter gepasseerd te zijn. De straten zijn veranderd in rivieren waar mensen tot de knieën in het water en riksja's hun een weg doorheen proberen te banen. Daar gaat ons plan. We besluiten dan maar in de mate van het mogelijke Oud-Dhaka te gaan verkennen. We bezoeken de Star Mosque en een Hindu tempel (Dhakeswari) en bedenken dan wat we verder nog kunnen doen. Opeens schiet mij te binnen dat Tom Waes in Reizen Waes langs een treinspoormarkt passeert, waar mensen vlak naast de sporen in minuscule huisjes wonen. Jahid weet eerst niet direct wat ik bedoel, overal zijn namelijk kraampjes naast de sporen en lopen mensen op de sporen, maar na wat zoeken op internet hebben we het gevonden: Tajgong Railway Station Market. Het blijkt de armste buurt van Dhaka te zijn, gelegen aan het station. We springen op een riksja en gaan een kijkje nemen. Ik herken het beeld van op tv: de treinsporen met daartussen modder en afval, aan weerszijden afgelijnd met kleine, kramikkelige hutjes. Voorzichtig wandelen we verder tussen de sporen. Ik probeer naast afval en plassen te stappen, op zoek naar stukjes vaste grond. Na enkele meters denk ik verkeerderlijk een modderig stukje grond te betreden en stap tot halverwege mijn onderbeen in wat de lokale beerput moet zijn. Een mengeling van modder, beer en teer (zo voelt het toch aan) zuigt zich vast rond mijn voet. Ik verstijf, terwijl de intussen 20 paar starende ogen rondom mij in lachen uitbarsten en ook Jahid zich met een rood hoofd nauwelijks kan bedwingen. Hij komt mij echter snel te hulp en weet een emmertje water aan de kant te vinden waarmee hij mijn been en voet afspoelt. Hij overweegt zelfs nog even met een tak op zoek te gaan naar mijn slipper die in de drek achtergebleven is, maar de overweldigende stank die hem tegemoet komt brengt hem al snel op andere gedachten. "Goed jongens, ik denk dat we het hier wel gezien hebben", besluit hij en op een blote voet en een slipper drentel ik achter hem aan naar de dichtsbijzijnde CNG. We kopen een flesje Dettol en water en kappen de hele inhoud op straat over mijn voet, daarbij nog vreemder dan gewoonlijk aangestaard door de voorbijgangers. Daarna gaan we naar het hotel voor een douche. Onderweg weet Jahid ons te zeggen dat hij ons beter niet meegenomen had naar die buurt, want dat het er wemelt van de verslaafden en de prostitutie. Ik ben toch blij dat ik het met eigen ogen gezien heb. #authentic experience wordt de catchphrase van de dag. Die avond gaan we nog trainen in de lokale kyokushin club, eveneens geregeld door onze vriend Jahid. Morgen zetten we zeil naar Chittagong.
Ik wil hierbij ook even de contactgegevens van onze gids vermelden voor de geïnteresseerden. Ik kan hem zeker aanraden ;-) :
Sreemangal Tours - Jahid Hasan - @jahidtourguide
|