Reeds 350 jaar Mariadevotie in Meise. De boskapel valt onder de parochie Wolvertem. Maar geografisch ligt ze dichter bij Imde.
Parochiegrenzen zijn grillig en volgen niet steeds de demografische
ontwikkeling van een streek.
Maria wordt er vereerd als Behoudenis der Kranken en is dus een toevlucht
voor zieken en allerlei mensen in nood.
Rond 1658 hebben vrome mensen een Lievevrouwbeeldje opgehangen aan een oude eik
in het bos, dat toebehoorde aan de baron van Imde. Steeds talrijker en
talrijker kwamen daar mensen bidden.
Deze uiting van Mariadevotie kaderde toen in de benarde tijd die ons
land doormaakte : een tijd van oorlogen en van besmettelijke ziekten. Het voorbeeld van deze mensen heeft tot
vandaag navolging genoten.
In 1695 liet de prinses van Chimay er een kapel bouwen, die later werd verbouwd
door de heren van Turn&Tassis.
In de kapel zien wij zeven schilderijtjes in de abcis van de kapel : de 7
smarten van Maria.
Voor de 21 km en de 6 urenloop van Meise op 13.10.1985 in het Neromhof werd een
bronzen medaille van 5 cm doorsnede uitgereikt.
De matrijs is in ons bezit, maar de medailles zijn uitgeput.
In de Geschiedenis van Wolvertem van J.Lefèvre e.a. staat vanaf pag. 310 tot
334 een uitgebreide tekst over de boskapel met een Liedeken van de stigting
der Capelle tot Impde.
We bezitten ook 2 kleine gedrukte boekjes over de boskapel. De eerste uitgave dateert van 1905 en is
gehandtekend door Jacques t Kint en gedrukt door Julien Jamaer Pulinx. Het tweede is van 1958 met een afbeelding van
het originele beeld op de gekleurde kaft en gedrukt door Troost.
In Imde van A.Bettesone vinden wij :
1625 In de boskapel bevond zich een zilveren kelk van 1625, een gift van
pastoor F.M.De Bossio.
1658 Aan een eikenboom aan de ingang van het bos, Hoogensel genoemd, werd een
beeldje opgehangen van O.L.V. van ongeveer 17 cm hoog. Dit was de oorsprong van de boskapel. Het bos was eigendom van Karel Verreycken,
baron van Imde en lag op de grens van
de parochies Meuzegem Imde en Wolvertem
Rossem. Pas hing dit beeldje op of
er zouden wondere tekens rond gebeuren.
Spoedig kwamen er bedevaarders om het beeldje te vereren. De kerk heeft hier evenwel nooit miraculeuze
genezingen erkend. Vooral in de periode
van de pest en oorlog kwamen er vele bedevaarders, soms werden er tot 8000
pelgrims geteld!
Afbeelding van het beeldje en tekst met verwijzing naar Oude druksels
betreffende de begankenis tot het O.L.V.-beeld te Imde in Eigen Schoon en de Brabander 1936 XIX blz. 353 tot 355.
1694 Pastoor De Munck Frans Herman, pastoor van Wolvertem en van de boskapel te Imde
tot eind december 1697 liet het O.L.V.-beeldje wegnemen uit de eik en bracht
het onder in een uit planken opgetrokken kapelletje. Nadien werd er nog een groter kapelletje uit
hout opgetrokken doch beide gebouwtjes werden afgebroken bij het tot stand
komen van een kapelletje uit baksteen in 1695.
De grote menigte pelgrims zou grotendeels zorgen voor de nodige
materialen.
1694 1697 Op 2 juli 1694werd De Munck Frans Herman pastoor van Wolvertem en van de boskapel van Imde tot eind december 1697 toen hij
geroepen werd om abt te worden van de abdij van Grimbergen. Hij schreef ondertussen de kroniek van de
voornaamste gebeurtenissen rond de boskapel, welke de voornaamste bron werd van
de geschiedenis over het ontstaan van deze kapel, waaraan hij trouwens met hart
en ziel heeft mee gewerkt. Hij schreef
o.a. dat er door kerkmeester Jacques De smet de som van 9 gulden werd omgehaald
en dat voorts de offerblok 94 gulden had opgebracht.
1695 In de maand mei zond Prins Humbertus a Precipiano, toen aartsbisschop van
Mechelen, deken Herman Bertrant van Meise ter plaatse, om er een onderzoek in
te stellen. Daarop gaf hij de toelating
om in bouwsteen, de boskapel te bouwen en plaatste hij de kapel onder de
aanroeping van O.L.V. Behoudenis der kranken (Salus Infirmorum). Toen werd ook Marten Verstappen als
kerkmeester vernoemd.
Op 18 juni zag pastoor De Munck eindelijk zijn wens in vervulling gaan. Toen legde prinses Anna Verreycken, edele
vrouwe van het kasteel van Imde,
weduwe van Philippe de Hennin, graaf van Boussu en prins van Chimay, de eerste
steen van het boskapelletje te Imde. Hierbij waren aanwezig :
- prinses de Vaudemont, kasteeldame van Dilbeek; zij schonk een prachtig
kleedje om het beeld te versieren.
- prelaat Joost Basserij van de abdij van Grimbergen die overleed op 8 mei 1698
op 65jarige leeftijd.
- meier Ernestus de Larue (+1701) van het prinsdom Grimbergen
- de kinderen van de prinses van Chimay o.a. Thomas Philippus die later de 9de
aartsbisschop van Mechelen en kardinaal zou worden (1716 1759)
- vele vooraanstaanden
Op 2 juli 1695 was de kapel 10 tot 12 voet hoog afgewerkt en werd het O.L.V.
beeldje vanuit de kerk van Wolvertem processiegewijs naar de boskapel gebracht
door pastoor De Munck, doch wegens de optocht van het Franse leger naar
Brussel, werd het terug verstopt in de kerk van Wolvertem na één dag en nacht te hebben verbleven in het bouwwerk.
Van 13 tot 15 augustus werd Brussel gebombardeerd.
Op 8 september 1695 (feest van O.L.V.-geboorte) was het koor overdekt en werd
het beeldje opnieuw naar de kapel gebracht, doch in alle stilte omdat de
bevolking op de vlucht sloeg voor het geweld van de Franse soldaten die de
velden verwoestten. Toch werd er toen een
mis gelezen maar zonder veel volk. Het
beeldje droeg een versiering van de hand van Gertrudis De Hertogh. Het kapelletje zou nog datzelfde ,jaar zijn
afgewerkt.
1696 De offeranden van de boskapel brachten 684 gulden op. Over deze belangrijke som geld wou de prinses
van Chimay zelf beschikken.
Op 12 maart benoemde de prinses van Chimay, barones van Imde, als drossaard, de genaamde Jan Wouters.
Op 26 oktober werd er een klok in het torentje van de boskapel gehangen.
1698 De prinses van Chimay schreef een verzoekschrift aan de aartsbisschop van
Mechelen om het bekomen van haar rechten op de boskapel. Daarin vermeldde zij dat er meer dan 80000
pelgrims geteld werden en dat vele menschen er van diversche kwalen en ziekten
geholpen werden. Hierbij gewaagde zij
ook van de gebeurtenissen van 1658.
Op 28 februari werd er bij akte te Brussel opgesteld een standpunt ingenomen
i.v.m. de eisen van de prinses van Chimay, barones van Imde (Anna Ludovika Verreycken).
Het bestuur van de boskapel werd overgelaten aan pastoor De Munck van Wolvertem zolang dit haar beviel. Mocht hij weggaan dan moest men een andere
predikant met naam ter vervanging aanbrengen,
waarover zij zich de keuze toeëigende.
Zij besliste tevens dat haar drossaard Jan Wouters in overleg met de
pastoor twee kapelmeesters zou benoemen.
Ook zouden er na de voleindiging van het gebouw van de boskapel, iedere
zaterdag en op alle feestdagen van de Heilige Maagd mis gelezen worden (dit
werd betwist door de prelaat van Dielegem en de Raad van Brabant die
hierover tussenbeide kwam,
nam zijn besluit op 12 maart 1700 (1699?).
Op 2 mei legden 14 pastoors uit de omgeving samen met pastoor Geldens van Meuzegem Imde een gezamenlijke klacht
neer bij de aartsbisschop van Mechelen, tegen de prinses van Chimay. Hun beklag was dat er in de boskapel missen
werden opgedragen op zon- en feestdagen door de kapelaan van het kasteel van Imde, waardoor de parochianen zich
onttrokken aan hun ware herder die hun offerandegeld van de parochiekerk moest
missen.
Op 1 juli gaf de aartsbisschop van Mechelen de opdracht aan E.H. Van Cutsem om
de giften en offeranden van de boskapel te ontvangen en in bewaring te
nemen. Dit om te verhinderen dat de
prinses van Chimay er de hand zou op leggen.
Op 2 of 24 juli werd Herman De Munck verkozen als nieuwe abt van
Grimbergen. Hierbij traden op als
commissaris Pierre Bouchout van Meise en Henricus Huys, abt van Dielegem.
Op 21 augustus werd hij plechtig geïnstalleerd door abt Chrysostomus Teniers
van de Sint Michielsabdij van Antwerpen.
Te Wolvertem werd in de plaats van
Herman De Munck Jacobus Van Santvoort tot pastoor benoemd. Hij was een Norbertijn van de abdij van
Dielegem. Hij droeg bij tot de
vergroting van de boskapel (1707) en overleed in 1717.
Op 26 juli kreeg de prinses van Chimay een brief uit Rome waar haar tweede zoon
(de latere kardinaal d Alsace) zijn studies voleindigde, die antwoordde op
haar verzoek om goedkeuring van het reglement dat zij wenste i.v.m. de
boskapel. Hij schreef dat zij zich
daarvoor moest wenden tot de aartsbisschop van Mechelen (die echter reeds
voordien negatief had gereageerd na een onderzoek van pastoor Hennen).
Op 20 november liet de prinses drie akten verlijden voor notaris Van Kerkhoven
te Brussel :
1. Hierbij werd definitief afstand genomen van de grond waarop de boskapel werd
gebouwd (door de gelovigen van de Boskant) maar waarin zij voor eeuwig ennin, graaf van Boussu en prins van Chimay,
de eerste steen van het boskapelletje te Imde. zelf de beschermheerschap behield voor haar
en haar opvolgers.
2. Hierbij werd de schenking bevestigd van de misgewaden, het tabernakel, de
kelk en de ciborie en een rente van 50 gulden.
3. Waarbij zij een kapelanie stichtte met een rente van 300 gulden mits 5
wekelijkse missen te lezen tot haar intentie maar met behoud van het
beschermheerschap over de rente. De
kapelaan moest ook instaan voor de predikatie en het toedienen van de
sacramenten en s zondags moest hij de mis opdragen om 11 uur of om 11.30 u.,
in ieder geval na de hoogmis in de parochiekerk. Hij moest en slotte waken over de
offerandegelden en rekenschap afleggen aan de vertegenwoordiger van de prinses
en aan de commissaris die de aartsbisschop zou aanstellen.
Omwille van de hierboven in de drie akten vermelde giften had de prinses op 29
november van prins Humbertus a Precipiano, aartsbisschop van Mechelen, recht
van patronaat gekregen over de kapel (notariële akte van 20.XI.1698 verleden
door notaris Dulieu in Brussel). Zij
dacht daardoor het volle bestuur van de boskapel in handen te hebben en meende
zelfs zelf de goddelijke diensten te mogen regelen. Dit recht kwam echter uitsluitend toe aan de
pastoor van Wolvertem en de heer
Kerremans, prelaat van Dielegem die het patronaat voerde over de parochie Wolvertem, trok het betwiste recht door
de aartsbisschop van Mechelen toegestaan op 1 december 1698 voor de Soevereine
Raad van Brabant (zie beslissing 2 maart 1700).
Op 24 november keurt de aartsbisschop a Pecipiano haar smeekbrief tot hem
gericht goed in gevolge de schenkingen die de 3 akten verleden waren. Dit zonder tegenkantingen behalve dat de
priesters die werden aangeduid moesten erkend worden door de bisschoppelijke
overheid. Eigenlijk was het
beschermheerschap over de kapel uitsluitend toegestaan aan de abdij van
Dielegem in de XIIde eeuw door de bisschop van Kamerijk en in 1673 was dit
voorrecht erkend als toebehorende tot de abt van Dielegem door Karel
Verreycken, baron van Imde, vader van
prinses Anna Ludovica Verreycken.
1699 Op 25 maart (O.L.V. Boodschap) werden er 10000 pelgrims geteld aan het
boskapelletje dat, gezien de grote volkstoeloop, veel te klein werd. Weinig later zal het dan ook vergroot worden.
(waarover later)
1700
op 12 maart kwam het verdict over de betwistingen rond de boskapel van de Raad
van Brabant ingevolge een klacht van de
abt van Dielegem over het beschermheerschap van de prinses van Chimay Anna
Ludovika Verreycken, dochter van Karel Verreycken. Het verdict luidde als volgt :
- De prinses van Chimay behoudt het recht een kapelaan en een kerkmeester te
benoemen. De tweede kapelmeester werd
benoemd door de pastoor.
- Het komt de parochiegeestelijken toe alle goddelijke diensten te regelen, de
pastoor ontvangt het offergeld aan de communiebank gebracht, de andere gelden
die dienden tot het dekken van de kosten van de erediensten moesten in een
koffer met drie sleutels worden geplaatst : een voor de pastoor, een voor de
kerkmeester en een voor de schepenen.
- Geen enkel gebouw mag worden opgericht tenzij met de toelating van de
prinses.
-De bedevaartvaantjes en de medailles moeten aan de ene zijde de beeltenis van
O.L.Vrouw en aan de andere zijde deze van St.-Norbertus. (Blijkbaar werd
hieraan geen gevolg gegeven omdat er geen enkel voorbeeld van werd terug
gevonden).
Liever dan de prestigestrijd te verliezen had de prinses van Chimay de baronie
van Imde verkocht.
1702 Op 7 januari emancipeerde Eugene Alexander, prins van Tou en Taxis, zijn
dochters die hij bekomen had uit zijn huwelijk et Anna Adelaïde nl. Anne
Françoise, Eléonore-Ferdinande, Anna-Thérèse en Marie-Godfride. Voor hun onderhoud schonk hij hun o.a. de
baronie van Imde.
1704 Pastoor Van Santvoort van Wolvertem
vat het plan op om de boskapel te vergroten voor de ingang van het bestaande
boskapelletje.De pastoor van Meuzegem-Imde
doet op 28 mei zijn beklag bij de deken ter gelegenheid van het kerkbezoek.,
dit i.v.m. het vonnis van 12 maart 1700 van de Raad van Brabant.
1705 Om het plan van pastoor Van Santvoort te kunnen verwezenlijken bakte de
bevolking 90000 stenen van 24 cm lengte.
1707 Voor de ingang van het toen bestaand boskapelletje (thans sacristie) werd
toen een grote kapel opgetrokken, dank zij de toenmalige drossaard van de prins
van Tour en Taxis de heer Wouters en van de ijver van pastoor Van Santvoort van
Wolvertem.
De voorgevel is in barokstijl met
witte natuurstenen en Spaanse baksteen.
Vier dorische pilasters schragen het fronton met een groot rond venster.
Boven de barokke ingang een nis met een houten beeld van O.L.V. en het
gekleurde wapen van de prinsen van Tour en Taxis (zie afbeelding pag. 26).
De voorgevel is enerzijds bekroond met een zon en anderzijds met een maan. Tussen de twee is er een klokkenkamer. De kapel is 25 m lang en 9.30 breed.
Boven het wapen van de familie staat de
volgende tekst :
ce vertueux prince, notre illustre patron amplifie cette peuse (pieuse) et
saincte fondation.
Dit wil zeggen : deze eerbare prins, onze doorluchtige patroon, vergroot deze
vrome en heilige stichting.
Bij het bezoek van de landdeken aan de Boskapel in 1707 derukte hij zijn
bewondering uit over het mooie gebouw.
Hij bevestigde toen ook dat de dakgebinten ook reeds ter plaatse waren.
1712 Op 8 december stierf abt Herman De Munck van Grimbergen in de ouderdom van
69 jaar. Hij kreeg o.a. door de
stichting van de Boskapel de bijnaam Mariaprelaat; Zijn wapenschild werd geplaatst boven de
ingang van de St.-Annakapel gebouwd (herbouwd) in het jaar 1700 te Oppem (Veilst).
1714 Het dak van de Boskapel was gedeeltelijk uit stro en er was toen nog
geen stenen vloer. De muurbepleistering
ontbrak ook nog evenals het gewelf. Ook
was de kapel toen nog niet bemeubeld.
1715 Op 3 april deed de pastoor van Wolvertem
zijn beklag bij de officiaalrechter van de aartsbisschop van Mechelen i.v.m.
het opdragen van zondagsmissen door de kapelaan van het kasteel van Imde in de Boskapel.
1717 Kardinaal d Alsace schonk rond die tijd een kerkraam waarin ook zijn
wapenschild was opgenomen aan de Boskapel.
Op een van de exvotos op doek geschilderd stond het jaartal 1717.
1722 Ingaand op het verzoek van de pastoor van Wolvertem en van Meuzegem-Imde
begon kardinaal d Alsace op 14 februari met het schorsen van missen op zon- en
feestdagen in de Boskapel,
doch enkele dagen later werd deze beslissing alweer herroepen na een brief van
de heer Delsinne, voorlopig aangesteld als kapelaan die weerlegd had dat de mis
wel mocht, doch om 11 uur. Hierbij werd
beslist dat de zondagsmissen moesten gebeuren na de zondagsmissen van Wolvertem en Meuzegem-Imde rond 11 u. of
11.30 u. Met kapelaan Delsinne van het kasteel van Imde heeft pastoor De Cock heel wat last gehad evenals met diens
opvolger La Haye het jaar nadien (1723).
Deze laatste was ook nog kapelaan geweest van de kapel in het kasteel
van Imde in 1714.
1723 In dat jaar deden 14 pastoors uit het omliggende hun beklag bij de
aartsbisschop van Mechelen i.v.m. het opdragen van zondagsmissen in in de
Boskapel door de kapelaan van het kasteel.
Hierbij waren pastoor Caessens van Meise,
Norbertijn van Grimbergen en pastoor Provoost, Norbertijn van Dielegem. Niet alleen de geestelijken bemoeiden zich
met de erediensten in de Boskapel, ook de wereldlijke drossaard Wouters, die
bekend was als een anti-clericaal kwam tussenbeide en benoemde toen een
bediende voor de Boskapel. Zijn keuze
viel op Corneel Belde, de koster die de prins ook in Rossem benoemde. De pastoor verzette zich hiertegen maar
Wouters liet zich vergezellen van drie schepenen en van de preter of gerechtsdienaar
gewapend met een geweer, tot aan de communiebank van de Boskapel. Daar werd de benoemingsakte overhandigd. Toen ontbood men de kapelaan om de hoogmis op
te dragen terwijl de pastoor en twee kannuniken van Dielegem zich in de
sacristij bevonden. Dit gebeurde op het
feest van O.L.V. Geboorte op 8 september.
Hierop volgde een twist die maanden lag bleef aanslepen. Kapelmeester was toen Jacobs. Naar men beweerde waren de kapelanen La Haye
(Delhaye) en Nicolas de la Ruelle geen goed voorbeeld. Zij waren verslaafd aan de drank, predikten
niet en gaven geen catechismusles.
1724 De prins van Tour en Taxis deed het voorstel aan kardinaal d Alsace om de
stichting van de boskapel te versmelten met deze van de kasteelkapel van Imde,
om een grotere stichting te bekomen (ongeveer 600 gulden), met een
dagelijkse mis. Hij wou hiermee het volledige beschermheerschap bekomen en ook de benoemingen voor zichzelf
behouden., samen met de inkomsten en zo de abt en de pastoor uit te
sluiten. Dit werd echter afgewezen door
de kardinaal. Het verdict van t jaar
1700 bleef dus van kracht.
1725 De wijk Boskant was vooral gehecht aan de Boskapel
1741 Er werd een nieuwe klok opgehangen in de Boskapel waarin het eerste klokje
van de Boskapel dat gebarsten was en van 1696 dateerde werd ingesmolten. Zij droeg ook een kleine medaillon waarin het
wapenschild van Tour en Taxis was aangebracht.
Op 30 augustus 1741 werd deze nieuwe klok ingewijd door landdeken
Schellinck. Deze klok droeg het
opschrift : Jacque Bertout me fecit anno 1741.
1745 Dat jaar kwam er rust rond de Boskapel door een pact dat werd afgesloten
tussen de en de abt van Dielegem en de
kasteelheer van Imde.
1771 Op 14 februari werd Clemens Stoefs (°1713), Norbertijn van Dielegem,
pastoor benoemd in Wolvertem. Na veel
moeilijkheden verkreeg hij in 1782 dat de Boskapel zou bediend worden
door de kloosterlingen van de abdij van Dielegem en dat de bedienaar zou
beschouwd worden als onderpastoor van Wolvertem.
1774 1775 Met het bewind van Maria Theresia van Oostenrijk kwam vanf 1775 het
volkswelzijn, dat vroeger weinig of niet in aanmerking kwam, meer op het
voorplan. Hierdoor herbegonnen ook de
schermutselingen rond de Boskapel, wat een nieuwe uitspraak van een gans andere
strekking dan vroeger bij de Raad van Brabant uitlokte. Aartsbisschop Joannes Henricus de Frankenberg
zou in 1774 zijn aartspriester sturen om het geschil over de Boskapel een
definitieve oplossing te geven. Deze
vaardigde een decreet uit waardoor er geen zondagsmissen meer mochten
opgedragen worden, maar wel missen op de feestdagen van O.L.V. en gedurende hun
octaaf. Indien er toch zondagsmissen
zouden gebeuren dan hadden de gelovigen daarmee niet voldaan aan hun
zondagplicht!
1782 Op 27 februari besloot de Soevereine Raad van Brabant i.v.m. de klacht van
1777 van de inwoners van de drie gehuchten Boskant,
Westrode en Nerom, ingebracht tegen het decreet van de aartsbisschop, dat
er in de Boskapel terug zondagsmissen mochten opgedragen worden,, maar niet
door de kapelaan, maar wel door een kloosterling van de abdij van Dielegem, die
dan bes chouwd werd als onderpastoor van de parochie Wolvertem. Hierop stelde de
prelaat van DielegemAntonius Leeken (°1725) aan om de boskapel te
bedienen. Aangezien de pastorijen van Wolvertem en van Meuzegem te klein waren, nam hij zijn intrek in de pastorij van Rossem die pas gebouwd was (in Imde bestond toen nog geen
pastorij); daar zou jij verblijven tot
1788. Na de dood van pastoor Stoefs van Wolvertem ging hij in de pastorij van Wolvertem wonen waar hij overleed op 22 september 1793.
De Raad van Brabant besliste ook dat er redenen genoeg waren om Imde een eigen parochiekerk te geven
voor de drie gehuchten. De kardinaal was
hier, op eigen verzoek, buiten het geding gebleven.
1790 Op 22 oktober werd Tobias Van der Veken (°1728), Norbertijn van Dielegem,
benoemd tot pastoor van Wolvertem. Na het overlijden van onderpastoor Leeken
(1793) nam hij samen met zijn onderpastoor weer de diensten van de Boskapel
over tot bij de inbeslagname van de Boskapel door de Fransen samen met de
andere goederen van Tour en Taxis.
1797 Om de Boskapel te redden van verkoop als zwart goed werden eerst de renten
van de kapel verwisseld tegen gronden die dan versmolten met de eigendommen van
de prins. De goederen van de prins
werden echter ook in beslag genomen.
Gelukkig bleef alles beperkt tot de verkoop van meubelen van de
prins. De klok van de Boskapel werd
verstopt door de drossaard van Cauwelaert.
1807 In dit jaar verklaarde het provinciaal bestuur (préfecture) dat de
Boskapel toebehoorde aan het territoire van Imde
met scheidingslijn op de Brasbeek. Doch,
gezien de ziekelijke toestand van de pastoor van Imde bleef de geestelijkheid
van Wolvertem de diensten van d e
Boskapel verzekeren tot 31 december 1818.
Toen droeg de oud geworden pastoor van Wolvertem, wiens onderpastoor ook
een zwakke gezondheid had, de diensten van de Boskapel over aan de
nieuwe herder van Imde.
1807 Samensmelting van de gemeente Wolvertem
met de gemeenten Meuzegem en Rossem Imde.
1810 Splitsing tot het keizerlijk decreet van 1810.
1811 De klok van de Boskapel, die tijdens de franse omwenteling werd verstopt,
werd aan de pastoor van Wolvertem
terug bezorgd door de erfgenamen van drossaard Van Cauwelaert.
Men weet dat na de Franse omwenteling de prinsen van Tour en Taxis de rente van
de Boskapel verhoogden van 350 naar 400 gulden.
Daarom werd verondersteld dat de kapel toen werd vernieuwd en dat men twee zijaltaren liet plaatsen en
ook nog een uurwerk en een orgel.
1835 De familie Tour en Taxis verkoopt al haar goederen aan Prins Maximiliaan
Karel, met uitzondering van de Boskapel.
Hiervoor werden er speciale maatregelen genomen om die over te laten aan
het aartsbisdom Mechelen.
1855 Het eiken beschot onder het doksaal in de Boskapel werd geplaatst door
Vandenbroecke.
1858 Op 5 mei werd door notaris Schelfhout te Wemmel de akte verleden waarin de
prins van Tour en Taxis zich akkoord verklaarde om de Boskapel af te staan aan
de kerkfabriek van Wolvertem. Ook het recht om 20000 fr. Van Jonk heer
Pangaert en de interesten ervan te ontvangen.
1860 Bij K.B. van 10 juni werd de overdracht van de Boskapel aan de kerkfabriek
van Wolvertem bekrachtigd (na
notariële akte van 1858). De prins had
dan ook niet langer het beschermheerschap van de Boskapel. Hij liet dit over aan de aartsbisschop van
Mechelen.
1861 Toen werden er 15000 prentjes gedrukt waarop het hoofdaltaar van de
Boskapel werd afgedrukt (pag. 50)
1863 Jonkheer Pangaert betaalde toen pas het volle kapitaal van de Boskapel
terug aan de kerkfabriek. Toen werden er
wekelijks 5 missen gelezen. De twee
grote bewerkers voor de overdracht waren pastoor deken Mangelschots en
rentmeester Thienpont van de rins van Tour en Taxis, verblijvende te
Halle. In 1863 werden er ook
herstellingwerken uitgevoerd aan de Boskapel.
Verder werd er nog een figuratieve kaart van de goederen gelegen te Wolvertem en Meise, toebehorende aan het
kasteel van Imde, opgemaakt door
landmeter Van Keerbergen.
1888 Op 27 augustus kreeg Wolvertem
een nieuwe pastoor Jacobus J.J. Smits (°1844-+1926), priester van Wolvertem.van
het aartsbisdom Mechelen. In 1905
publiceerde hij een boekje met de geschiedenis van de Boskapel.
1903 pastoor Smits van Wolvertem liet
de Boskapel grondig herstellen.
1905 Over de geschiedenis van de Boskapel publiceerde pastoor Smits een boekje
op 5000 exemplaren
1908 Pastoor van Wolvertem Henricus
J, Finoult (°1861-+26.11.1924) liet onder zijn beheer stilaan de kraampjes die
bij elke plechtigheid rond de Boskapel waren opgesteld verdwijnen.
1923 Op 25 maart, feestdag van O.L.V. Boodschap, was er opnieuw een begankenis
tot het beeld van O.L.V.Behoudenis der kranken te Imde. Men noemde deze
begankenissen ook nog de Veerskensmarkt.
Toen bonden de jonge kerels stro wiskens aan het haar van de jonge
meisjes en ook aan de snoeren van de voorschoten. Er bestaat een liedje van de stichting van de
Boskapel dat tijdens de plechtigheden werd gezongen (tekst op pag.55).
In De Brabander verscheen in 1923 p.93-94 een artikel van M. Sacré, Begankenis
tot het beeld van Onze Lieve Vrouw Behoudenis der kranken te Imde.
1927 Jan F. Colruy (°1873 - +1952), priester van het aartsbisdom Mechelen werd
pastoor van Wolvertem op 8 januari
1925. Hij liet onder leiding van
architect Veldeman uit Meise herstellingen uitvoeren aan de Boskapel.
1948 Op 27 juli werd Josephus Vanderhasselt pastoor van Wolvertem. Hij was stichter
van de Broederschap vanO.L.V. Behoudenis der kranken.
1952 Bij K.B. van 29 januari werd de Boskapel gerangschikt als monument.
1954 Mariaal jaar, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de dogmaverklaring van
de Onbevlekte Ontvangenis van O.L.V. Op
4 juli werd een grote bedevaart gehouden naar de Boskapel ter ere van O.L.V. en
haar druk bezocht heiligdom. 19
parochies kwamen er toen samen en 4000 mensen namen er deel. Deken De Smedt was de eregast hierbij.
Tekst Beevaartlied van J. Feyen op pag. 57
1983 Op 15 augustus Mariahoogdag, nodigde de Landelijke Raad van Wolvertem alle Landelijke Gilden en
K.V.L.V.-gilden van Wolvertem, Imde,
Meuzegem, Rossem, Westrode, Oppem, St.-Brixius Rode en Meise vriendelijk
uit op de 7de Mariale Hoogdagbedevaart om 15 u. bij de
jubilerende Boskapel jaarprogramma
God zag dat het goed was vierde men rond Maria, de beste. Z.E.H. DE Bergh, nationale proost van de
Boerenbond hield de homelie. Met alle zangkoren van de parochies zongen zij de
latijnse zangen : Kyrie, Gloria, Sanctus, Agnus Dei.
Vier graag mee! Nodig alle vrienden uit, zo nodig, zorg zelf voor een zitje,
zo luidde de uitnodiging van het bestuur van de Landelijke Raad.
Op pag. 61 staat nog een beschrijving III gebouw en inboedel van de Boskapel
A.Bettesone maakte ook de tekening van de Boskapel, die als basis diende voor
een gelegenheidmedaille van 5 cm doormeter in brons, gesponsord door Wagner
voor de 21 km en 6-urenloop op 13.10.1985 in het Neromhof voor de Beker van
Vlaanderen.
Restauratie
Deze eenbeukige barokkapel, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-Behoudenis-der-Kranken,
prijkt sinds 1952 op de lijst van beschermde monumenten. De huidige Boskapel is
opgericht in 1707 ter vergroting van een bestaand bedevaartskapelletje dat
dateert uit 1695. Die eerste constructie is in de huidige kapel geïntegreerd en
doet nu dienst als sacristie.
'Deze restauratiefase spitst zich voornamelijk toe op de buitenkant,' aldus
minister Bourgeois. 'De daken, gevels en glas-in-loodramen worden het eerst
aangepakt, daarna zal de bepleistering in het interieur aan de beurt zijn. Het
meubilair en het orgel zullen in een volgende fase gerestaureerd worden.
|