Zonder zuurstof kunnen de meeste cellen van ons lichaam maar enkele minuten blijven leven. Uit de lucht in de longen wordt zuurstof opgenomen in het bloed en naar de lichaamscellen vervoerd. In de cellen wordt de zuurstof gebruikt om voedingsstoffen tot de kleinste moleculen af te breken. Bij dat proces ontstaan; energie, kooldioxide en water. Kooldioxide en waterdamp worden uitgeademd. Ademhaling is dus uitwisseling van gassen; zuurstof opnemen en kooldioxide afgeven.
De lucht komt door de neus en mond, luchtpijp en twee hoofdbronchiën (één naar elke long) in de longblaasjes die door fijne bloedvaatjes zijn omgeven. Hier vindt uitwisseling van de gassen plaats. De hemoglobine in de rode bloedlichaampjes houdt zuurstof vast tijdens het vervoer.
Bij het inademen worden de ribben omhooggetrokken door spieren: de middenrifspieren maken het middenrif platter. Hierdoor wordt de borstholte vergroot. De luchtdruk in de longen neemt af en er wordt lucht aangezogen. Door ontspannen van de spieren wordt de borstholte weer kleiner.
Onder de huid en de spieren bevindt zich het geraamte. Dit bestaat uit been en kraakbeen
Het geraamte geeft stevigheid aan het lichaam en beschermt kwetsbare inwendige delen. De stevige schedel beschermt bijv. de hersenen. Hart en longen worden door de borstkas beschermd.
Door deze botten, gewrichten en daarnaast natuurlijk ook spieren zijn allerlei bewegingen mogelijk. Het bot (of been) bestaat uit levende beencellen die in een harde tussencelstof liggen. Deze tussencelstof bestaat uit beenaarde en lijmgevende stof. Hierdoor is been stevig en elastisch. In been worden ook bloedcellen gevormd. Kraakbeen beschermd de gewrichten tegen slijtage.
Om maar met de deur in huis te vallen; de helft van je lichaam bestaat uit spieren. Het zijn de 'bewegers' van je lichaam. Alle bewegingen, van een knipoog tot het trekken van een sprintje, wordt in werking gezet door je spierstelsel (alle spieren bij elkaar).
3 soorten spieren.
Gladde spieren. Deze spieren zijn van de ingewanden en buikorganen (darmen, nieren, maag, luchtwegenenz). Er zitten geen streepjes op de spieren, vandaar 'gladde spieren'. Deze spieren werrken zonder dat we er iets voor hoeven te denken of doen.
Hartspier. Hier heb je er maar 1 van; deze vind je in je hart.
De skeletspieren. Deze noem je zo, omdat ze aan het skelet vastzitten en ervoor zorgen dat het skelet kan bewegen. De meeste skeletspieren gaan aan het einde over in pezen. Dit zijn onrekbare koorden die stevig vast zitten aan het skelet. Ze noemen deze spieren ook wel gestreepte spieren. Dit komt omdat je streepjes op de spieren ziet als je ze onder de microscoop bekijkt. Deze spieren moet je aanzetten tot werken; als je iets wilt, denk je dat en zo kun je de spieren bewegen.
Spieren in bijvoorbeeld je armen werken samen. Bekende spieren die samen werken zijn de biceps en de triceps. Deze zitten in je bovenarm. De biceps trekt zich samen, zodat je arm buigt. De triceps trekt daarna weer samen, zodat de arm weer recht gaat.
Het menselijk lichaam is bedekt met een elastisch omhulsel, dat huid wordt genoemd. De huid heeft belangrijke taken. De huid is een orgaan dat beschermt tegen schadelijke invloeden van buiten af, dit zijn o.a. uitdroging, afkoeling, overhitting en het binnendringen van bacteriën. De huid helpt de lichaamstemperatuur te regelen en werkt ook als gevoelsorgaan.
De dikte van de huid varieert. Op de meeste plaatsen van het lichaam is zij ongeveer 2 mm dik. De huid van de voetzolen is echter bijna 6 maal dikker dan de huid van de oogleden, die maar 0,5 mm dik is.
Voortdurend sterven oude huidcellen af (huidschilfers). Deze huidcellen worden minstens eens per maand door nieuwe vervangen.