el_geronimo
el_geronimo
Inhoud blog
  • Sprookje
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    20-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sprookje
    Voor nederlands moesten we een sprookje schrijven en dus is hier het mijne. Veel leesplezier .

    Roodlachje

     

    Heel lang geleden, in een ver land, leefde Roodlachje. Roodlachje had haar naam niet gestolen want telkens als ze lachte, werd ze zo rood dat ze eerder op een tomaat begon te lijken in plaats van een lief klein meisje. Roodlachje had echter een groot probleem. Ze werd uitgelachen omdat ze zo rood werd als ze lachte. Roodlachje was daardoor heel erg triestig en huilde op zo’n momenten veel.

    Op een dag zei haar stiefmoeder tegen haar dat ze het bos in moest, naar de zeven biggetjes waar ze een mand met lekker fruit naartoe moest brengen. Roodlachje deed dit met heel veel plezier, dan moest ze niet naar school en kon ze dus ook niet uitgelachen worden omdat ze zo rood werd.

    De volgende dag vertrok ze ’s morgens heel vroeg. Vrolijk huppelde ze in haar rode kleren met het mandje vol met fruit heen en weer wiegend. Ze huppelde en huppelde aan één stuk vrolijk door langs een smal weggetje dat recht door het bos liep. Wat ze niet wist, was dat ze in de gaten werd gehouden door de drie gemene wolfjes. De drie gemene wolfjes hadden wel zin in een lekker hapje zoals Roodlachje. Roodlachje kreeg het niet in de gaten dat ze gevolgd werd door de drie gemene wolfjes. Vrolijk bleef ze huppelen en huppelen, tot ze gedwongen werd om te stoppen. Het weggetje splitste in twee en Roodlachje wist niet welke kant ze moest nemen.

    De drie gemene wolfjes kwamen haar maar al te graag helpen. Zo konden ze haar in de val lokken om haar uiteindelijk op te eten. Roodlachje wist dat echter niet en was dus maar al te blij dat de drie gemene wolfjes haar wilden helpen.

    ‘Je moet links gaan, lief kind.’, zei het eerste gemene wolfje.

    ‘Inderdaad, links is de juiste weg.’, zei het tweede gemene wolfje.

    ‘Links is een veel kortere weg dan rechts.’, zei het derde gemene wolfje.

    ‘Oh dank jullie voor jullie grote hulp, nu zal ik veel sneller bij de zeven biggetjes zijn zodat ze lekker kunnen smullen van deze heerlijke mand met fruit.’, zei Roodlachje.

    Vrolijk huppelend, huppelde Roodlachje de linkse weg in met de drie gemene wolfjes achter haar aan. De drie gemene wolfjes waren in hun nopjes. Ze zouden Roodlachje opeten maar ze zouden ook de zeven biggetjes kunnen opeten en die heerlijke mand met fruit waar drie glimmende rode appels in zaten.

    ‘Lief kind, mag ik weten hoe je heet?’, vroeg het eerste gemene wolfje.

    ‘Roodlachje.’, antwoordde Roodlachje.

    ‘Roodlachje? Hoe ben je aan die naam geraakt?’, vroeg het tweede gemene wolfje verbaasd.

    ‘Als ik lach dan word ik rood van kleur, zo rood als een tomaat.’, zei Roodlachje triestig.

    ‘Als je lacht dan word je rood van kleur?’, vroeg het derde gemene wolfje verbaasd lachend.

    ‘Inderdaad, als ik lach dan word ik rood van kleur.’, zei Roodlachje met tranen in haar ogen.

    ‘Dat meen je toch niet, lief kind?’, lachte het eerste gemene wolfje.

    ‘Ik meen het echt, het is zo, als ik lach dan word ik rood van kleur.’, zei Roodlachje huilend.

    ‘Dat is echt grappig! Ik heb nog nooit iemand gekend die als ze lachte, rood werd van kleur!’, lachte het tweede gemene wolfje.

    Zo gingen de drie gemene wolfjes maar door met Roodlachje uit te lachen. Roodlachje was daar helemaal niet blij mee en liep weg van de drie gemene wolfjes. Toen de drie gemene wolfjes doorhadden dan Roodlachje was weggelopen, was Roodlachje al ver uit het zicht verdwenen. Roodlachje liep en liep, met tranen in haar ogen omdat ze weeral met haar hadden gelachen. Na lang gelopen te hebben, ziet ze in de verte het huisje van de zeven biggetjes. Roodlachje droogde haar tranen af en klopte op het deurtje.

    ‘Welkom in ons kleine nederige stulpje!’, zeiden de zeven biggetjes.

    Plots hoorde Roodlachje de drie gemene wolfjes roepen.

    ‘Daar is ze! Grijp ze!’, riep één van de drie gemene wolfjes.

    Voor de zeven biggetjes Roodlachje konden tegenhouden, was ze naar binnen gelopen om zich te verstoppen. Snel sloten de zeven biggetjes de deur van het kleine nederige stulpje zodat de drie gemene wolfjes niet naar binnen konden.

    ‘Vrees niet, lief kind. Hier ben je veilig.’, zeiden de zeven biggetjes in koor.

    ‘Dank jullie.’, zei Roodlachje.

    Ondertussen hadden de drie gemene wolfjes het kleine nederige stulpje bereikt. De drie gemene wolfjes haalden diep adem en bliezen zo hard tegen het deurtje van het kleine nederige stulpje als ze maar konden. Het deurtje van het kleine nederige stulpje bewoog helaas niet maar de drie gemene wolfjes gaven de moed niet op. Ze bliezen en bliezen aan één stuk door.

    Na een tijdje waren de drie gemene wolfjes doodmoe van al dat blazen.

    ‘Ik heb er honger van gekregen’, zei het eerste gemene wolfje.

    ‘Ik ook’, zei het tweede gemene wolfje.

    ‘En ik ook’, zei het derde gemene wolfje.

    Plots kreeg Roodlachje een idee. Ze liep naar haar mand om de drie rode giftige appels te pakken zodat ze die aan de drie gemene wolfjes kon geven.

    ‘Ben jij nu helemaal gek geworden? Je gaat de vijand helpen!’, riepen de zeven biggetjes in koor.

    ‘Helemaal niet, ik ga hen vergiftigen!’, zei Roodlachje.

    ‘Vergiftigen?’, zeiden de zeven biggetjes verbaasd.

    ‘Inderdaad ja, ik ga hen vergiftigen. Mijn stiefmoeder heeft me deze drie rode giftige appels gegeven zodat ik vijanden kon vergiftigen indien ik bedreigd werd.’.

    ‘Leve de stiefmoeder!’, riepen de zeven biggetjes in koor.

    Roodlachje gooide de drie rode giftige appels door het kleine raampje van het kleine nederige stulpje naar de drie gemene wolfjes die doodmoe op het gazonnetje lagen te rusten.

    ‘Hier, dan komen jullie op krachten!’, riep Roodlachje door het kleine raampje van het kleine nederige stulpje.

    ‘Dank u wel!’, riepen de drie gemene wolfjes terug.

    De drie gemene wolfjes beten in de drie rode giftige appels. Omdat de drie rode giftige appels zo lekker smaakten, aten ze de drie rode giftige appels helemaal op.

    ‘Dat smaakte.’, zeiden ze.

    Maar plots voelden ze zich niet lekker. Hun maag rammelde en protesteerde. Blijkbaar wou hun maag de drie rode giftige appels uit de drie gemene wolfjes hun lichaam krijgen. Met hun hand voor hun muil liepen de drie gemene wolfjes weg, doodziek en op zoek naar een goede dokter.

    ‘Drie hoeraatjes voor Roodlachje met haar geweldige stiefmoeder!’, riepen de zeven biggetjes.

    HIP HIP HOERA! HIP HIP HOERA! HIP HIP HOERA!

    De zeven biggetjes en Roodlachje vierden de goede afloop door de heerlijke mand vol met fruit leeg te eten.

    En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    20-02-2006, 20:25 geschreven door El_geronimo  
    Archief per week
  • 20/02-26/02 2006
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Startpagina !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs