Dat jongens altijd vanalles opmerken, hebben ze ook nu weer bewezen. Roel, Brecht, Zeno en Jorg hadden een grote ontdekking gedaan. Ze hadden een BEEST gevonden en wilden wel eens weten wat dat was. Het was ook nog een groot beest. Je ziet meteen al het verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes staan op de achtergrond te gillen en te joelen van: EEK, BWA, AAH. En de jongens komen stoer glimlachend met dat GROTE BEEST naar de meester, oh neen niet naar de juf want die gilt even hard mee. Allemaal laten ze dit beestje over hun hand lopen. Het kriebelt, het blijft plakken en zo heb je het over de weerhaken aan de pootjes. Hoeveel pootjes? Welke kleur? We zullen het diertje eens opzoeken op het internet, want daar kun je veel vinden. Het is een mestkever. Kijk wat die kan? Zo een groot balletje maken (mestpropje). Kun jij een sneeuwbal zo groot als jezelf vooruit duwen? Insecten zijn dus heel sterk. Kijk ook maar eens naar de mieren, die dragen ook prooien groter dan zichzelf. Wat moet de kever met dat propje? Daarin legt hij zijn eitjes, zodat de jonge beestjes lekker warm zitten. Slim zijn ze ook al die insecten. We vertelden dat verhaaltje van de mestkever en toen was ook voor de meisjes de grote angst voorbij.
Zeno, Yorg, Brecht, Roel Het kriebelt, het plakt! De mestkever rolt dikke proppen:Sterk, hé