'Hen, pas toch op!' 'Ja, Pop.' 'Niet zo voorover buigen !' 'Nee, maak je niet ongerust.' Ze hield hem toch maar stevig vast bij zijn bre- tels, terwijl ze angstig achterover leunde. Eindelijk was 't er. 'Was dat 't laatste ?' riep Hen tot de kruier, die nog aan 't zoeken was in de wagen. 'Ja, meneer. 'Kom nou van 't raam weg, Hen!'' 'Ja kindje.' In zijn hemdsmouwen droeg hij de mand naar achter. Nu kwam de kruier binnen, die het raam weer in orde bracht. Pop was niet eerder gerust voor het ijzeren gewicht aan het koord hing. 'Zo'n raam er uit, vind ik het verschrikkelijkst van een verhuizerij.' 'Je bent een zottinnetje.' ''k Heb geen gerust ogenblik gehad toen jij er bij stond.' De kamer was vol met stoelen, pakken, kisten, schilderijen en rommel,
p.2 . Pop zat op een kist, wind aanblazend met haar voorschoot. Hen lag moe met een paar vuile vegen op z'n gezicht in den enige vrije leunstoel. 'Goddank, we zijn over.' 'Goddank." 'Als 't een beetje had tegengelopen, hadden we op straat gestaan.' 'Jouw schuld.' 'Maar Hen!' 'Jouw schuld. Als je zwart op wit genomen had.' 'Nee, begin nou niet nog eens !' Ze waren elkander al aan 't afzoenen. 'Laat me nou los, anders kunnen we vannacht op de grond slapen !' 'Binnen !' Het was de bewoner van het benedenhuis. 'Ben u helemaal klaar, meneer ?' 'Ja, 't laatste stuk dat gehesen moest worden is binnen.' 'Dan zal ik mijn spion weer uitsteken.' 'Doe u 't gerust. U wordt vriendelijk bedankt.' 'Slaapt u hier vannacht ?' 'Mij n vrouw hoopt met de alkoof klaar te zijn tegen de avond.' 'Zo, zo ! Anders in lang niet bewoond geweest.' 'Da's treurig,' zei Hen, met een opkomen van z'n oude spot tegenover het babbelziek manneke. Pop kneep hem zenuwachtig in z'n arm. Als Hen zo begon, wist ze dat ze zou gaan proesten, met van die benauwde piepgilletjes. 'U is zeker niet bang uitgevallen ?' 'Bang?' Pop kneep hem in z'n arm. 'Bijgelovig bedoel ik. Niemand wou deze etazie betrekken.'
p.3
'Och kom ! Spoken?' 'Nee 'n moord !' 'God, Hen, hoor je dat ?' 'Als je nu denkt, meneer, mij een plezier te doen door mijn vrouw bang te maken met malle praatjes.' 'Malle praatjes, meneer ? Malle praatjes ? Zie je me voor een praatjesmaker aan ? Kijk dan maar eens op de vloer van de alkoof , daar moet je het bloed nog .. .' 'Meneer ik verzoek je heen te gaan of je mond te houden !' 'Bonjour meneer !' zei de buurman, nijdig. Pop zat bleek op de kist. 'Geloof die onzin toch niet, Pop!' 'Hij heeft me zo zenuwachtig gemaakt.' 'Malligheid! Kom, ga aan het werk, kindje!' 'Kijk dan eerst in de alkoof.' 'Daar dan.' Hij trok de alkoofdeuren open. Er was niets te zien in het donker. Een voor een lichtte hij de stoffige planken op, waarop het springveren matras zou komen te rusten. 'O God .. Hen!' ,'Wat zegt dat nou, een vlek ?' 'Je kunt zien dat het bloed geweest is!' 'Kan de verver niet een pot verf hebben laten vallen ?' 'Nee Hen, nee!... 't Is bloed ! 0 God, Hen, ik ga nooit slapen in die alkoof !' 'Wees toch verstandig ! Hoe kun je zo kinder- achtig zijn ! Probeer eerst of het er niet uit to boe- nen is.' 'Dat durf ik niet.' 'Geef mij dan een emmer met water.' Ze ging naar de keuken, kwam terug met water, soda, zeep en een borstel.
p.4
Hen begon geweldig in de alkoof te schrobben. 'Hier heb je nog wat. 'Mosterd?' 'O, Hen, da's prachtig tegen vlekken.' 'Onzin !' 'Gebruik het nou ! Toe!' Een kwartier lang boende hij met soda, zeep en mosterd. Hij zweette ervan. 'Nou ?' 'Ja 't is weg.' 'Zie je nou wel dat 't geen bloed is, dat 't bang- makerij was ?' 'Maar als er nou toch 'n moord .. 0, wat wind ik 't hier eng.' 'Help nou maar uitpakken.' 'Zul je heus de eerste week 's avonds niet uitgaan ?' 'Nee, heus niet.' Ze boende de stoffige alkoofplanken, die Hen een voor een er weer in lei. De beschotten zeemde en zeepte ze af. Hen sjouwde met het grote spring- veren matras, dat precies moest passen, omdat hij de maat had genomen met een touwtje, toen hij de woning gezien had. Het bed zakte nauwkeurig in de opening. Pop maakte het op, terwijl Hen z'n handen waste in de keuken. 'Pop ben je klaar ?' 'Ja !' 'Vooruit dan ! Ik heb honger.' Ze deed haar mantel om. Ze zouden voor een of twee dagen in een restaurant eten tot de boel klaar was. ''k Ben blij dat we zover op orde zijn.' 'Ik ook.' 'Als jij nou het zeil spijkert en de gordijnen
p.5
ophangt, als we thuiskomen, staan we morgen niet in zo'n rommel op.' 'Goed, Pop.' Tegen acht uur kwamen ze terug, vrolijk en lachend. Het was zo mal geweest om een fles wijn te bestellen. 't Was een vreselijke uitgaaf, maar ze vond het dolgezellig, net een diner bij rijkelui. De lamp brandde. Hen lag als een behanger op den grond om het zeil te spijkeren. 'Gooi mijn papieren vooral niet door de war.' 'Wat zeg je?' 'Gooi mijn .. .' 'Maar Hen ben je nou gek ! Neem die spijkers uit je mond, als je er een inslikt is het te laat.' 'De behangers doen het ook.' 'Praat nou niet ! Praat nou niet ! Toe doe ze er uit !' Hij legde het natte hoopje spijkers naast zich en gilde van het lachen toen ze met haar stoffige wijs- vinger in z'n mond voelde om to zien of hij ze er allemaal uit gedaan had. Zingend, opgewekt hing ze een paar portretten op, pakte de kist met boeken uit, speldde prenten tegen het behangsel en hing een snoezige baby van vloeipapier aan de lamp. 't Begon er gezellig uit te zien. Toen ze geen kleinigheden meer uit te pakken vond, ging ze naast hem op de grond zitten om hem de spijker- tjes aan te geven. 'Klop toch zo hard niet, Hen. Je slaat al de koppen door het zeil heen.' 'Dat doe ik met opzet. 'Waarom ?' 'Dan valt de kalk van het plafond, beneden.' 'He, jazzus, nou doe je me weer aan die moord denken !'
p.6
'Zo snuitje !' 'Nee, schei uit met dat zoenen, akeligheid !' Het zeil was klaar. Nu stond hij op een keu- kenstoel en hing de gordijnen op. 'Ze zijn te kort, Hen. 'Da's niks. Dat kun je van buiten niet zien. 'Wat een gezellige kamer, als-ie aangekleed is, he?' 'Zo, nou doe ik niks meer.' Ze zaten samen bij de tafel. Pop had koffie gezet. Hen las de krant, die hij aan een kiosk gekocht had. Doodmoe leunde ze tegen hem aan. Van 's mor- gens zes uur waren ze in de weer geweest. Maar ze wou hem niet storen. De hele krant las hij uit. Soms las hij iets voor en luisterde ze slaperig. 'Hen !' 'Ja.' 'Hen!' 'Ja, kind.' ,Ik val om.' 'Ja, snoetje.' Hij wond z'n horloge op. Dat was het signaal. ' 'Heb je de deur goed gesloten, Hen?' 'Ja.' 'Op bet nachtslot?' 'Nee. Bij ons breken ze niet in.' 'Toe, doe het, Hen. 't Is hier nog zo vreemd." Hij ging. Ze hoorde hem beneden. Zou ze nou ? Eventjes? Eventjes maar? Nee, Hen zou kwaad worden. Nou, maar eventjes. Ze trok de alkoofdeuren open, streek zenuwach- tig-snel 'n lucifer af, lichtte onder bet bed. De lucifer ging uit. Nog een, gauw. '0 God!' 'Wat kijk je daar ? Pop, je bent werkelijk kinderachtig.'
p.7
'Ze is weer opgekomen ! Ze is d'r weer ! 't Is bloed, bloed !' 'Kom, wees nou kalm.' 'Nee, nee, nee! Voor geen goud slaap ik daar.' 'Ik ben toch bij je!' 'Voor geen goud ! ' ''k Zal zelf is kijken.' Hij bukte, keek met de lamp onder het bed. 'Je hebt gelijk.' En zij keken elkander aan, zonder spreken, met 't gevoel dat ze niet meer alleen in de kamer waren.