Den scoonheid der utgestrekte polders
De schorren zijn een streling voor het oog als de gewassen net voor de oogst de velden sieren. Met een zonovergoten dag en een licht broesje heb je genoeg om al die geuren en kleuren die loskomen uit de wiegende vlakten op te nemen, en je doen wegzakken in een overweldigende zwoele roes . Alle zintuigen staan dan op scherp, je hoort het koren ruisen, en tussenin , hoog in de azuurblauwe lucht kan je in de verte nog een der laatste, stilhangend en klapperende veldleeuwerik horen zijn lied verheffen ten hemel.
Links van mij merk ik het aarzelende gekwaak op van een kikker in de beekje tussen de velden, terwijl een salamander, onhoorbaar snel de boerenweg in korte stukjes, oversteekt, op een afstand gevolgd door een tweede. Een zestal flink uit de kluiten gewassen bosduiven doen zich tegoed aan de door de zon gerijpte zaden op de zwangere velden met hun wisselende tonen van bruin en groen. En daar sta ik dan, er middenin, genietend, enkel het geluid en de geuren van de natuur, met als metgezel enkele fietsers, senioren blijkbaar, die erg traag mijn richting komen uitgereden. Fietsers, die ook al het simpele schone van de boerebuiten weten te waarderen, af en toe weerklinkt er een lach uit de groep, en bij het langsrijden krijg ik enkele vrolijke begroetingen, met de standaardtekst " meneire, 'tis wel schoon weere éé " of, jet gie gemakkelik hé, je moe gie nie duwn me je karretje, grappen zij.
De vredige stilte wordt meer en meer verbroken door een aanwassend geluid van een snel naderens voertuig, ik hoor vanuit de groep een waarschuwing roepen, zodat ze allen netjes achter elkaar, zoals een moedereend met kroost , achter elkaar gaan rijden. Een lange kolkende grijze stofwolk achter zich aanslepend, nauwelijks vertragens, begeleid met een luid rauw gebrom, scheert de pokdalige kerel, getooid met een langkleppig petje achter het stuur, mij, en de rij fietsers voorbij, door de luchtverplaatsing rukt mijn jasje opstandig aan mijn lijf, alsof hij meewil met de rallyman. Stilaan neemt het geraas, de stinkende walm en de mistige wolk af, en hoor ik nog een paar van de fietsers afkeurend hun mening geven over deze onverlaat.
Een doodrijder, een "slachtofferstreepjestrekker "op zijn deur, die met de nabijheid van het jonge stadsrandbos, de toekomstige ideale habitat van vele kleinere dieren, nog veel slachtoffers zal maken onder deze bewonertjes,.. als dit zijn dagelijkse af te leggen natuurweg is op zijn onnatuurlijke wijze.
|