Welkom!
Inhoud blog
  • Feminisme en het recht op een gezin (Art. 16,3 UVRM)
  • De transformatieve macht van de EU
  • Montesquieu, "L'esprit des lois"
  • Wat was, is en zal zijn; op een kantelmoment
  • Carrefour Brugge: sociale bescherming terug naar af
    Zoeken in blog

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    computerwindowsxp
    www.bloggen.be/compute
    Hoofdpunten blog pio
  • 165 miljoen euro...
  • Voetbal op een zondag ochtend
  • Verwelkoming
    Als Dimiren spreekt...
    dans nos différences nous sommes liés
    21-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feminisme en het recht op een gezin (Art. 16,3 UVRM)

    Het is al even uit de mode maar toch verdient het nog steeds geruime aandacht vanuit socialistisch, maatschappelijk en menselijk oogpunt. Ik heb het over seksediscriminatie. De feministische beweging heeft veel bereikt en de vrouw staat er vandaag de dag aanzienlijk beter voor dan pakweg 50 jaar geleden. Toch is de finish nog steeds niet bereikt. Er is nog veel te doen al is de animositeit voor verdere hervormingen bij velen klein. De illusie dat de strijd gestreden is, leeft bij een groot deel van de bevolking. Volledige gelijkwaardigheid hebben we echter nog steeds niet bereikt. Het aantal vrouwelijke bedrijfsleiders is nog steeds te beperkt, de doorstroming van vrouwen naar de hoogste beslissingsorganen van de maatschappij en de bedrijven draait nog niet op volle toeren en de gelijke verloning voor gelijk werk is in vele gevallen nog steeds een wens in plaats van een realiteit.

    De hedendaagse problematiek omtrent seksediscriminatie is een heel andere dan die van de suffragettes of van de “Dolle Mina’s”. De indruk dat alles peis en vree is op het vlak van seksegelijkheid verbergt de vele kleine ongelijkheden die opgeteld een nefaste invloed hebben op niet enkel het morele kapitaal van onze samenleving, maar eveneens het geldelijke kapitaal. Uit studies blijkt namelijk dat bedrijven waar een zekere verscheidenheid binnen de leiding waar te nemen valt, beter presteren dan gelijkaardige bedrijven met een meer homogene leiding. Naast de kleinere, minder duidelijke en meer impliciete oorzaken van de ongelijkheid tussen de man en de vrouw, zijn er nog meerdere problemen  die er voor zorgen dat die laatste kleine sprong naar gelijkwaardigheid moeilijker te maken is dan de eerste grotere sprongen: onder meer een verzwakte interesse in de ongelijkheid tengevolge van de eerder bereikte successen en de gedachte dat al de problemen verholpen zijn, een bepaalde terugslag van mannen die zich bedreigt voelen en een zwakke feministische beweging die zich niet weet te organiseren rond een kwestie, zijn mogelijke oorzaken van de huidige trage vooruitgang.

     

    Verdeelde feministen

    Vooral deze laatste is van cruciaal belang en dient verder verduidelijkt te worden. Binnen de hedendaagse feministische beweging is er een schisma tussen diegene die vanuit de ontwikkelingspsychologie stellen dat de vrouw fundamenteel verschilt van de man tengevolge van biologische processen en de culturele benadering die elke zweem van biologisch determinisme afzweren en stellen dat men niet als “vrouw” geboren wordt maar de maatschappij de vrouw creëert via allerlei processen van socialisatie. De waarheid ligt waarschijnlijk niet ergens tussen de twee maar boven de twee. Wanneer men vertrekt vanuit een van de twee benaderingen dan blijft men op een oppervlakkig niveau stationeren, wanneer we echter de twee combineren komen we terecht op een veel hoger niveau van begrijpen. Een niveau van waaruit men als een geheel kan verdergaan en kan focussen op de nodige veranderingen.

    De biologisch deterministische benadering stelt dat reeds voor de geboorte de verschillende geslachtsspecifieke hormonen inwerken op de vrouw en de man in wording. De hersenen worden op een verschillende manier gevormd en er worden andere antilichamen opgebouwd. Eens geboren blijven de hormonen en allerlei andere stoffen die bij bepaalde handelingen vrijkomen de keuzes van de vrouw en de man bepalen. Zo zou oxytocine dat ondermeer vrij komt bij de bevalling, de borstvoeding, een orgasme, intieme momenten zoals knuffels en verzorging, er voor zorgen dat men meer ontspannen wordt en meer vertrouwen en empathie krijgt. Bovenal zou het ervoor zorgen dat de moeder moedert en dat het hier bij ook nog eens een goed gevoel krijgt als beloning. Dit zou dan een verklaring kunnen zijn voor de vaststelling dat vrouwen meer kiezen voor de zachte beroepen waar ze meer contact hebben met andere mensen. Het zou ook een verklaring zijn voor de vele moeders die er voor kiezen thuis te blijven om zo voor de kinderen te zorgen, maar tegelijkertijd zo ook hun carrière op een laag pitje zetten.

    Deze benadering gaat er dus vanuit dat man en vrouw fundamenteel verschillen door de productie van bepaalde hormonen die een effect hebben op de psychologie en gevoelens van man en vrouw en bijgevolg ook op hun keuzes en prioriteiten. Zij klagen aan dat men de vrouw teveel wil doen lijken op de man en dat men daardoor de keuzevrijheid van de vrouw schaadt.

    De culturele benadering verwerpt de vorige omdat het de deur zou openzetten voor discriminatie en het status quo zou bevorderen. Gezien de vrouwen dan toch zo fundamenteel verschillend zijn, is het vervolgens toch ook niet abnormaal dat ze anders worden behandeld en is het goed mogelijk dat het gebrek aan vrouwelijke leidinggevenden gewoon een gevolg is van de biologische verschillen. Het feit dat er maar heel weinig vrouwen in de politiek zitten zou dan niet automatisch een probleem hoeven te vormen,  gezien vrouwen misschien door bepaalde hormonale processen niet echt geïnteresseerd zijn in politiek. Het is dan vervolgens niet echt noodzakelijk om in te grijpen, zolang de vrouwen maar vrij kunnen kiezen.

    Dit laatste is hetgeen waar feministen die de culturele benadering aanhangen het moeilijkste mee hebben. Zij stellen dat in werkelijkheid vrouwen geen vrije keuze maken. Reeds vanaf de geboorte worden ze namelijk gesocialiseerd om vrouwelijk te zijn. Ze worden aangemoedigd wanneer ze iets typisch vrouwelijks doen en ontmoedigt wanneer ze iets jongensachtigs doen. Zo wordt van jongens verwacht dat ze ravotten in de tuin en met vuile kleren thuiskomen, “boys will be boys”. Meisjes daarentegen horen zich op te maken en mooi en net te zijn. Als zij met vuile kleren tevoorschijn komen, worden ze daar op zijn minst vreemd voor aanbekeken.

    De onderliggende assumptie van deze benadering is dat vrouwen en mannen over het algemeen gelijk zijn en dat als er geen discriminatie zou bestaan, mannen en vrouwen overal gelijk vertegenwoordigt zouden zijn en hetzelfde zouden doen. De grote afwezigheid van vrouwelijke industriële ingenieurs is voor hun dan ook het grootste bewijs dat er zich nog steeds bewuste en onbewuste discriminatie voordoet. Zo zouden meisjes afgeraden worden om de industriële ingenieursopleiding te volgen vanwege het stereotype dat meisjes niet goed zouden zijn in wiskunde. Ook zouden de meisjes meer de raad krijgen om voor architectuur te gaan in plaats van voor industriële. Samen met kleinere impliciete behandelingen van meisjes op het vlak van het aan bod komen in de wiskundeles, het verschillend benaderen van de jongens en meisjes en het ontbreken van rolmodellen zouden allemaal een impact hebben op het lage aandeel vrouwelijke ingenieurs.

    In deze benadering zijn man en vrouw dus grotendeels gelijk, als in hetzelfde. (Hoewel vaak door deze feministen wordt aangehaald dat dit niet het geval is, toch blijkt dit meestal uit hun redeneringen) Het is de samenleving die dan vrouwen en mannen in een bepaalde richting stuurt en de vrouwen tot vrouw maakt. Ze worden gesocialiseerd waardoor ze de typische vrouwelijke kenmerken krijgen en de typisch vrouwelijke keuzes maken. De aanpak die deze feministen vaak voorstaan is gendermainstreaming: hierbij wordt doorheen het hele bedrijf aandacht besteed aan de ongelijkheid tussen man en vrouw en wordt er op toegezien dat beide op een zelfde manier worden behandelt. Via bewustmaking rond het bestaan van onbewuste en impliciete discriminatie en het ondersteunen van programma’s die vrouwen klaarmaken en aanmoedigen voor promotie.

    Het grootste verschil met de biologische feministen is de perceptie van succes. De programma’s die we in de vorige paragraaf besproken zijn vaak ook gericht op het aansporen van meisjes om bepaalde richtingen uit te gaan opdat zo het aandeel van vrouwen in bepaalde sectoren of posities kan stijgen. Met als doel een fifty-fifty verdeling te bekomen die volgens deze feministen de enige natuurlijke verdeling is, zonder tekenen van discriminatie. Voor de biologische feministen is een volledige gelijke verdeling niet meteen het doel. Man en vrouw zijn uiteindelijk verschillend en dus is het ook normaal dat ze verschillende interesses hebben. Een gelijkwaardige behandeling van het werk dat de vrouwen verrichten, is eerder een doel voor de biologische feministen.

     

    Voorbij het academische debat

    Het debat rond de twee verschillende benaderingen is academisch gezien een zeer interessante discussie, het is echter energieopslorpend en nutteloos wanneer we resultaten verwachten in het echte leven. Niettemin vanwege de vaststelling dat het enige juiste verhaal aangaande de juiste benadering er naar alle waarschijnlijkheid een is over de bekende gulden middenweg (of bovenweg): waarbij er inderdaad een verschil is vast te stellen louter ten gevolge van het geslacht, maar deze versterkt wordt via socialisatie en culturele patronen en gewoonten.

    Wanneer een sociale beweging (zoals het feminisme er een is) verzand in een academische discussie, heeft de maatschappelijke impact en relevantie van de beweging echter vaak een dieptepunt bereikt. Het is dikwijls ook een luxeprobleem dat opduikt wanneer reeds grote verwezenlijkingen zijn bereikt en de noodzaak tot verdere veranderingen niet altijd even duidelijk is. Dat er vandaag nog steeds vooruitgang kan gemaakt worden, werd reeds duidelijk gemaakt in de inleiding. Het is dan ook belangrijk dat de feministische beweging zich uit deze fase van stagnatie hijst en het gezamenlijke doel gaat benadrukken in plaats van de verschillen.

    Een van de grootste ongelijkheden heden ten dage, is die op het vlak van loon en op het vlak van doorstroming naar leidinggevende posities. Beide feministische benaderingen scharen zich achter de strijd tegen deze onrechtvaardigheden. Zo kan men noch vanuit de biologische, noch vanuit de culturele visie een redenering ontwikkelen die ongelijk loon voor gelijk werk rechtvaardigt. Ook voor wat betreft de ongelijke aanwezigheid van vrouwen binnen de hoogstgeplaatste functies is het moeilijk om een sluitende verklaring te vinden vanuit een van de twee visies.

     

    Recht op een gezin (Art. 16,3 UVRM)

    Op het eerste zicht kan je stellen dat de biologische benadering dit verschijnsel verklaart door te stellen dat veel vrouwen bewust deze weg niet opgaan omdat ze liever meer tijd doorbrengen met de kinderen en dat de vrouwen door hun moederinstinct meer geneigd zijn om deze beslissing te nemen dan mannen waardoor er inderdaad minder vrouwen aan de top van bedrijven werken. De vraag die we ons dan echter moeten stellen is: of het hebben van een gezin en het opvoeden van de kinderen dan geen recht zou moeten zijn? Mij lijkt dit het geval te zijn, zeker gezien de voordelen voor de maatschappij (economisch gezien) en de samenleving (sociaal en cultureel gezien) die voortvloeien uit het hebben van een gezin en het met veel aandacht opvoeden van kinderen. Met deze redenering sta ik echter niet alleen, reeds in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) staat het recht op een gezin ingeschreven:

     

    Art.16, 3: Het gezin is de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.

     

    Dit artikel krijgt echter beduidend minder aandacht dan de meer bekende artikels als die over de vrijheid van meningsuiting (art. 19), de godsdienstvrijheid (art.18) of de gelijkwaardigheid van mensen (art. 1). In onze patriarchale samenleving is het recht op een gezin naar de achtergrond verdwenen. We zien dit ook in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), waar het recht op gezin uit de UVRM in een afgezwakte vorm voorkomt:

     

    Art. 12,1: Mannen en vrouwen van huwbare leeftijd hebben het recht te huwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.

     

    Het is dus belangrijk voor de feministische beweging dat ze het recht op een gezin zoals het in de UVRM staat op de voorgrond krijgt en het doet stijgen in belangrijkheid. Want wanneer men uitgaat van het ‘recht op een gezin’-principe (een principe waarin de twee benaderingen zich kunnen inschrijven), dan wordt ook voor de biologische benadering de gebrekkige doorstroming van vrouwen naar topfuncties veel problematischer. Gezien het dan een recht is om voor je kinderen te zorgen wanneer ze ziek zijn, om voldoende zwangerschapsverlof op te nemen en thuis te zijn wanneer de kinderen nog niet zijn gaan slapen, is het geheel niet toelaatbaar dat de uitbouw van een carrière in de weg staat van deze rechten.

    Het is een ware paradigmaverschuiving die via de benadrukking van dit recht wordt bewerkstelligd. In plaats van te stellen dat iedereen het recht heeft (vrouw of man) om de carrière uit te bouwen die men zelf wilt en daarbij niet mag gehinderd worden door seksegerelateerde hindernissen (cf. werk/gezinspanningen, bewuste en onbewuste seksediscriminatie, …), legt men nu de nadruk op het gezin en het recht op het behoud van een gezonde gezinssituatie ongeacht de carrièrekeuzes die men maakt.

    Een gevolg van deze paradigmaverschuiving is dat men nu niet meer het gezinsleven gaat aanpassen aan de werksituatie, maar de werksituatie aan het gezin. De werkomstandigheden moeten worden omgevormd zodat de carrièrekeuze van iemand (en die iemand is vaak een vrouw) minimaal beïnvloed wordt door de nefaste gevolgen op de gezinssituatie. Er worden geen inspanningen van het thuisfront gevraagd, maar van de bedrijven. Op deze manier zouden vrouwen minder geneigd zijn om hun ambities in de kast te steken ten voordele van de opvoeding, gezien de combinatie carrière/gezin beter werkbaar zou worden.

     

    Rol voor de politiek

    Om dit te bereiken is er echter nog veel werk nodig en moet de feministische beweging zoals reeds eerder gezegd zich beter organiseren. Het is eveneens het moment dat de sociale en de politieke feministische bewegingen samen moeten komen. Hoewel er ook over de rol van de politiek een debat heerst binnen de feministische beweging en dit voornamelijk rond het gebruik van quota, is er toch ook hier enige overeenkomst te vinden.

    De taak van de politiek bestaat er in om op de eerste plaats uiteraard er voor te zorgen dat seksediscriminatie wordt uitgebannen. Dit via wetgeving, maar ook via de handhaving van deze wetgeving. Ontslag omwille van een zwangerschap moet bijvoorbeeld effectief bestraft worden. Daarnaast moet de politiek de bedrijven aansporen om zo gezinsvriendelijk (met opzet niet vrouwvriendelijk!) mogelijke omstandigheden te creëren (zie hierboven Art.16,3 UVRM). Ook hier is wetgeving een raadzaam beleidsinstrument. Bijvoorbeeld via het wettelijk regelen van het zwangerschapsverlof en het ouderschapsverlof. Zoals reeds in enkele Scandinavische landen het geval is, zou er niet enkel voor de vrouwen een werkonderbreking moeten zijn bij de geboorte maar ook voor de mannen. Tot op zeker hoogten zou dit zelfs een verplichting moeten zijn. Op deze manier staan zowel de vrouwen als de mannen (die meer en meer ook hun rol van vader volwaardig willen opnemen) steviger in hun schoenen wanneer ze om enkele weken of maanden vragen om hun recht op een gezin uit te oefenen.

    Het verplicht objectiveren van promoties, openbaar maken van open vacatures en de limitering van de vergaderingen buiten de normale kantooruren, zijn maar enkele zaken die noodzakelijk zijn om een juiste (daarom niet een gelijke) vertegenwoordiging van vrouwen op het hoogste niveau binnen de zakenwereld te bekomen en dus een goede harmonisatie te bekomen tussen gezin en werk. Het is aan de overheid en de sociale partners om uit te maken welke maatregelen via regulering en welke via overeenkomsten op vrijwillige basis moeten worden doorgevoerd.

     

    Gezin: strijdpunt van hedendaagse feministen

    Het mag duidelijk zijn dat het speerpunt van de huidige generatie feministen het gezin moet zijn. Het recht op een gezin moet hierbij centraal staan, maar ook de verdere betrekking van de man bij de opvoeding van de kinderen is een belangrijk aandachtspunt. De taakverdeling binnen een gezin kan uiteraard eveneens een rem zijn op het verwezenlijken van de vrouw haar dromen. Ook in dit opzicht is de invoering van het al dan niet verplichte vaderschapsverlof een heilzaam brengende maatregel.

    Hiernaast is er extra aandacht nodig voor de nieuwsamengestelde gezinnen, zoals o.m. alleenstaande ouders. Vooral vrouwen zijn hier kwetsbaar gezien de oude rolmodellen waarin de man de kostwinnaar was en de carrièreplanning van de vrouw op de achtergrond bleef. Hierdoor werd de moeder niet in de mogelijkheid gesteld om anciënniteit en een carrière op te bouwen, waardoor ze in geldproblemen komt wanneer ze plots de enige kostwinnaar wordt binnen het gezin.

    Stellen dat de feministische strijd gestreden is, is op zijn minst zeer eufemistisch en zelfs volledig onjuist. Er is nog een grote progressiemarge op het vlak van gezinsbeleid. Ook als het over de emancipatie van de moslimvrouw gaat, komen we steevast terecht bij het gezin. De boodschap aan feministen van beide stromingen is dus dat men de verschillen opzij moet zetten en samen moet gaan voor een vrouwvriendelijkere perceptie en behandeling van het gezin met centraal het recht op een gezin (art. 16,3 UVRM).

    21-07-2009 om 13:37 geschreven door Renmans Dimitri  


    08-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De transformatieve macht van de EU
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Volgens Mark Leonard is de EU een belangrijke transformatieve macht in de wereld en daarom een grotere wereldmacht dan men zou denken. Volgens zijn theorie zou de EU via het aantrekkelijke vooruitzicht van een toetreding tot de EU en via de voorwaarden die daarvoor moeten behaald worden, voorheen ondemocratische landen omvormen tot volwaardige democratieën.[1] Jeffrey Checkel definieert deze conditionaliteit als volgt: “a basic strategy through which international institutions promote compliance by national governments” en “a mutual arrangement by which a government takes, or promises to take, certain policy actions”[2]. Op deze manier probeert de EU zich te doen gelden in de voormalige Sovjetrepublieken. We hebben  onderzocht in hoeverre de EU hierin slaagt en of dit beperkt is tot het invoeren van nieuwe wetten of dat ook de mentaliteit van de bevolking en de machtshebbers beïnvloed wordt door de druk die de EU uitoefent.

    Uit ons onderzoek leren we dat de Europese Unie zeer succesvol is in het aanzetten tot nieuwe wetgeving. Een heel pakket aan belangrijke wetten omtrent de bestrijding van corruptie werd op aangeven van de EU tijdens de toetredingsonderhandelingen door het Poolse parlement aangenomen. We kunnen dus stellen dat de ‘transformatieve macht’ van de EU op het legislatieve vlak werkt.

     Het is zeker aannemelijk te stellen dat deze wetgeving er zonder de EU grotendeels niet zou zijn gekomen. Het geval van de persvrijheid bewijst dit. Hier was de druk die de commissie uitoefende op Polen om veranderingen door te voeren veel minder. De wet op laster werd nauwelijks geproblematiseerd en verdween naar het einde toe zelfs uit de verslagen. Een aanpassing van de wet kwam er dan ook niet.

    Op het vlak van de mentaliteit is de invloed veel minder. We zagen dat het aantal schandalen zeker niet afnam en dat ook de neutrale waarnemers hun scores naar het einde toe verminderen. Een deel van deze stijging in rechtszaken en daling in quoteringen kunnen we zeker op het conto van de verbeterde wetgeving schrijven en de verhoogde gevoeligheid van justitie en politie. Toch blijkt uit de vaststelling dat sommige wetten en initiatieven, zoals de anti-corruptiestrategie, niet naar behoren werden uitgevoerd, dat een deel van de politieke klasse naar het einde van de onderhandelingen toe nog niet overtuigd waren van het nefaste van corruptie.

    Een conclusie die we ook uit het onderzoek naar de persvrijheid kunnen trekken. Zoals eerder vermeld, was de aandacht die de commissie aan de persvrijheid gaf miniem waardoor er niet veel veranderingen waren vast te stellen. Hieruit kunnen we afleiden dat de politici vooral wetten aanpasten uit verplichting en niet vanuit overtuiging. Als dit laatste het geval zou zijn dan zouden ze ook zonder de ruime aandacht van de EU overgaan tot democratische hervormingen.

    Ook de bevolking blijkt moeilijk te overtuigen via de ‘transformatieve macht’, zo blijkt uit onderzoek. Op het einde van de onderhandelingen aanzagen meer dan de helft van de bevolking corruptie nog steeds als een normale zaak in Polen. Al waren er ook positieve signalen op te merken van uit de hoek van de niet-gouvernementele organisaties. Enkele NGO’s startten coalities op om de bevolking te sensibiliseren en de overheid te controleren. Deze acties tot sensibilisatie kwamen echter vanuit het middenveld en niet vanuit de EU. We kunnen ons de vraag stellen of de EU op dit vlak niet actiever moest zijn. 

    Na het voltooien van dit onderzoek kan ik dus concluderen dat de ‘transformatieve macht’ van de EU wel degelijk werkt op vlak van de wetgeving, maar niet op vlak van de mentaliteit. Meer communicatie naar de mensen toe, had in Polen voor zulke mentaliteitsverandering wel kunnen zorgen. De EU kende in die tijd veel steun onder de bevolking en dus eveneens veel legitimiteit. Ze hadden deze kunnen gebruiken om de bevolking wakker te schudden en samen met de NGO’s te sensibiliseren. De overredingskracht van een geliefde EU is uiteraard veel groter dan die van enkele NGO’s.

    Dit was maar een beperkt onderzoek naar maar twee onderdelen van de democratie. Er zijn echter verscheidene bronnen die eveneens spreken over een verbetering van de democratie dankzij de Europese Unie. Balázs Vizi stelt: ”Hoewel de evolutie naar een democratischer bestel in de oude Sovjetrepublieken een sterk lokale aandrijfmotor had, toch kan men niet ontkennen dat de EU een sterke rol speelde”.[3] Ook het NIT-rapport van 2004 proclameert dat “the process of European Union (EU) integration has been a key driver of reform”.[4]

    Onderzoek leert ons echter dat men deze sterke rol niet zomaar mag overdrijven en men de beperkingen ervan moet inzien. Verder is het raadzaam dat de EU zich niet enkel concentreert op de wetgeving maar ook oog heeft voor campagnes ter sensibilisatie om de grootste problemen aan te pakken. Dit kan bijvoorbeeld via het ondersteunen van plaatselijke NGO’s. Anderzijds is het veranderen van een mentaliteit altijd een werk van lange adem en heeft men vaak eerst een generatiewissel nodig. Communicatie is dus het sleutelwoord ter bevordering van de transformatieve macht van de EU. In plaats van enkel met de kandidaat-lidstaten te onderhandelen zou de EU er beter aandoen om ook eens de dialoog aan te gaan met de bevolking!



    [1] M. LEONARD, Waarom Europa de 21e eeuw zal domineren, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2005, 17-24.

    [2] J. CHECKEL, Compliance and conditionality, Oslo, Arena, 2000.

    [3] B. VIZI, Hungarian minority policies and European Union membership : an interpretation of minority protection conditionality in EU enlargement., Leuven, Katholieke Universiteit Leuven, 2006 (Diss. Doc.), 6.

    [4] P. KEAT, Country report: Poland 2004, 18-4-2009.(18-4-2009, Freedom House, http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=47&nit=340&year=2004)

    08-05-2009 om 21:02 geschreven door Renmans Dimitri  


    30-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Montesquieu, "L'esprit des lois"
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De wortels van Putnams theorie

    Wat hebben baron Charles Montesquieu (1689-1755) en Robert Davis Putnam (1941) gemeen? Op het eerste zicht niet veel. De eerste is politiek filosoof terwijl de laatste een politieke wetenschapper is. Montesquieu is geboren in Frankrijk, Putnam is een Amerikaan. Ze leefden al zeker niet in het zelfde tijdperk, qua tijd noch qua politieke constellatie: er ligt meer dan 200 jaar tussen deze twee heren en daar waar het achttiende-eeuwse Frankrijk een absolute monarchie was, is het Amerika van Putnam een stevige democratie. Klaarblijkelijk twee geheel verschillende personen dus en toch hebben ze iets gemeen: hun opvatting aangaande de link tussen de gemeenschap en de overheid. Montesquieu legt zijn visie uit in zijn “L’esprit des lois” en Putnams “Making democracy Work: civic traditions in Italy” geeft inzicht in zijn theorie over sociaal kapitaal en het functioneren van de democratie. Hoewel Putnam vooral wordt verbonden met het werk van Alexis de Tocqueville (1805-1859) zal in het vervolg van deze paper duidelijk worden dat de wortels van de theorie van Putnam veel verder terug in de tijd liggen, namelijk bij Montesquieu.

    Het aspect van de theorie van Montesquieu dat belangrijk is in het licht van deze studie, zijn zijn reflecties over de aard van de wetten. Hij stelt dat de wetten die in de verschillende landen heersen idealiter een weerspiegeling zijn van de “natuur” van de samenleving en de regeringsvorm. Zo stelt hij dat ondermeer de geografie, het klimaat, de rijkdom, de activiteiten, de ingesteldheid van de mensen, enzovoort invloed hebben op de wetten die de verschillende overheden uitvaardigen. Dit verklaart de grote verscheidenheid aan wetten in de verschillende landen. Ook beïnvloeden deze factoren het soort overheid dat wordt ingesteld. Zo onderscheidt hij drie regeringsvormen: het despotisme, de monarchie en de republiek die hij opsplitst in een democratie en een aristocratie. Elke vorm komt overeen met een bepaalde korf van menselijke eigenschappen. Wanneer deze eigenschappen niet meer aanwezig zijn vervalt de republiek of de monarchie in despotisme. (Bok, 2008)

    Putnam maakt in zijn boek een analyse van het noorden en het zuiden van Italië. Hij onderzoekt de invloed van het niveau van het aanwezige sociaal kapitaal op de effectiviteit van de democratie. Sociaal kapitaal in een samenleving wordt volgens Putnam gedefinieerd door drie kernelementen: de beschikbaarheid van netwerken tussen burgers, de mate van veralgemeend vertrouwen onder deze burgers en de handhaving van normen van wederkerigheid (Hooghe, 2003). Uit zijn onderzoek blijkt dat in de noordelijke regio’s er meer sociaal kapitaal aanwezig is dan in de zuidelijke regio’s. Een nog belangrijkere bevinding is dat deze aan- en afwezigheid van sociaal kapitaal (of civicness) gecorreleerd is met het respectievelijk goed en slecht functioneren van de overheid in die regio’s. (Putnam, 1993)

    We zien dus nu reeds dat er parallellen kunnen worden getrokken tussen de basisstelling van Montesquieu (de samenleving, de mensen bepalen de aard van het politieke systeem en de wetten) en die van Putnam (het sociaal kapitaal binnen de samenleving beïnvloed de prestaties van de overheid). Wanneer we echter dieper ingaan op beide theorieën, dan worden deze overeenkomsten enkel duidelijker.

    Wat volgens Montesquieu essentieel is voor een democratie, is dat de mensen het algemene belang hoger inschatten dan hun private belangen en ze de wetten opvolgen. Zo schrijft hij in boek vier hoofdstuk vijf:

     

    “Th[e] virtue may be defined as the love of the laws and of our country.

    As such love requires a constant preference of public to private

    interest, it is the source of all private virtues; for they are nothing

    more than this very preference itself”. (Montesquieu, 1752)

     

    Een gelijkaardige uitspraak vinden we bij Putnam wanneer hij het heeft over de civic community, dat is de gemeenschap met het meeste sociaal kapitaal en die volgens Putnam het meest bevorderend is voor de democratie.

     

    “Citizens in a civic community, […] , regard the public domain as more than a battleground for pursuing personal interest.” (Putnam, 1993, p. 88)

    “Inhabitants [of a civic community] trust one another to act fairly and to obey the law.” (Putnam, 1993, p. 115)

     

    Lang voordat De Tocqueville afreisde naar Amerika en nog veel langer voordat Putnam het empirische bewijs leverde in Italië, merkte Montesquieu dus reeds op dat het van essentieel belang is in een democratie dat de bevolking sterk gericht is op het algemeen belang en de wetten aanvaarden.

    De overeenkomst gaat zelfs nog verder. Hierboven werd al gesteld dat wanneer de bevolking de benodigde deugden niet meer bezitten, de democratie, volgens Montesquieu, zal vervallen in despotisme. Montesquieu geeft twee manieren waarop de democratie kan ondermijnd worden: door de “geest van ongelijkheid” en de “geest van extreme gelijkheid”. Het eerste doet zich voor wanneer de burgers hun eigen belangen voorop gaan stellen, in plaats van het algemene belang, omdat ze vinden dat hun belangen niet meer in overeenstemming zijn met wat er op regeringsniveau wordt beslist. We spreken over “extreme gelijkheid” wanneer de mensen het niet meer aanvaarden dat er mensen boven hun staan en orders geven (cf. magistraten, politici). Ze willen dan compleet gelijkgesteld worden en zelf meebeslissen over het beleid, rechtszaken, enzovoort. In beide gevallen hervalt de democratie dus in despotisme. (Bok, 2008)

    De “geest van ongelijkheid” is het duidelijkst terug te vinden bij Putnam. In een uncivic community, dat is de gemeenschap die nefast is voor de democratie, is het algemeen belang, volgens Putnam, voor het individu een zaak van iemand anders (de bazen, de politici) en dus niet van hem. (Putnam, 1993, p. 115) Putnam stelt vast dat wanneer zulk individu een politicus opzoekt, hij dit meestal doet om een puur private zaak te bespreken, daar waar de burgers in de civic comunity dit meestal doen om een zaak met een ruimer belang aanhangig te maken. (Putnam, 1993, pp. 99-101)

    Wat de extreme gelijkheid betreft is de overeenkomst minder duidelijk. In eerste instantie zou men zelfs kunnen zeggen dat op dit punt Putnam en Montesquieu diametraal tegenover elkaar staan. Putnam stelt namelijk dat in de civic community “ de politieke leiders […] meer enthousiaste supporters zijn van politieke gelijkheid” (Putnam, 1993, p. 102). Hij formuleert het zelfs nog straffer:

     

    “Citizenship in a civic community is marked, first of all, by active participation in public affairs.” (Putnam, 1993, p. 87)

     

    Het lijkt erop dat onze vergelijking op zijn limieten is gestoten. Toch als we Montesquieu’s “geest van extreme gelijkheid” interpreteren als louter participeren in het beslissingsproces. Het loont echter de moeite om eens te kijken hoe de Stanford Encyclopedia of Philosophy omgaat met dit gegeven. De volgende zin uit de tekst van Hilary Bok is hier uiterst belangrijk: “When the spirit of extreme equality takes root, […], the citizens neither respect nor obey any magistrate.” (eigen onderlijning) (Bok, 2008). Het blijkt dus dat het hier niet gaat over zomaar deelnemen aan het democratisch proces. Aan de participatie waarop hier wordt gedoeld, gaat een fundamenteel wantrouwen in de politieke leiders vooraf. Het is geen deelnemen aan de macht, maar een overnemen van de macht van ieder individu op zich. Van enig respect voor de politieke tegenstander of gehoorzaamheid aan tot stand gekomen beslissingen na participatie is hier geen sprake. Men kan het zelfs nog verder doortrekken en het benaderen als een totale negatie van de wetten, het opgeven van de juridische gehoorzaamheid en het in eigen handen nemen van het recht. Op deze manier wordt het duidelijk dat we zelfs niet over participatie kunnen spreken, aangezien het een volledige individualisering van de jurisdictie impliceert en debat uitsluit.

    Als we deze interpretatie hanteren, een interpretatie die volgens mij de juiste is, dan is het duidelijk dat de tegenstelling verdwijnt. Ook Putnam benadrukt het belang van wederzijds respect:

     

    “Virtuous citizens are helpful, respectful, and trustful toward one another, even when they differ on matters of substance.”(eigen onderlijning) (Putnam, 1993, pp. 88-89)

     

    Hierboven gaven we ook reeds aan dat de burgers van een civic community eerder de wet zullen gehoorzamen dan hun tegenhangers van de uncivic community. Deze laatste vertonen de kenmerken van de “geest van extreme gelijkheid”. Volgens Putnam zien ze “de wet als gemaakt om overtreden te worden.” (Putnam, 1993, p. 115)

    De overeenkomsten blijven zich aandienen. Putnam maakt gewag van een stemming in 1946 over het behoud van de Italiaanse monarchie. Uit de resultaten blijkt dat de regio’s met relatief veel sociaal kapitaal tegen de monarchie en voor de republiek stemden, terwijl in regio’s met relatief weinig sociaal kapitaal het omgekeerde zich voordeed. (Putnam, 1993, p. 102) Hetgeen overeenstemt met de stelling van Montesquieu dat wanneer de democratie ondermijnt wordt, ze hervalt.

    Hier komt echter de eerste beperking van deze vergelijking in zicht. Want Montesquieu spreekt over een verval naar het despotisme. Zulk verval is op het einde van de twintigste eeuw in West-Europa echter niet denkbaar. Putnam stelt het dan ook minder radicaal en spreekt enkel over een minder goed functionerende en een minder volwaardige democratie. (Putnam, 1993) De monarchie die Putnam hier beschrijft, kunnen we evenmin gelijkstellen met Montesquieu’s concept van de monarchie, waar er een koning is die geheel alleen regeert. Vanwege de kloof van meer dan 200 jaar is er een groot verschil wat betreft de interpretatie van de verschillende concepten. Als we het verval naar despotisme echter opvatten als een versteviging van de macht van de leiders, dan zien we toch weer een overeenkomst: de minder civiele gemeenschappen worden namelijk gekenmerkt door een sterk hiërarchisch georganiseerde overheid. (Putnam, 1993, p. 112)

    Een andere beperking is de causaliteit. Montesquieu stelt duidelijk dat de eigenschappen van de bevolking, het klimaat, enzovoort, de overheidsvorm bepalen. Putnam ziet eerder een wisselwerking tussen de (on)civiele gemeenschap en de overheid:

     

    “Elite and mass attitudes are in fact two sides of a single coin, bound together in a mutually reinforcing equilibrium.” (Putnam, 1993, p. 104)

     

    Alles in beschouwing genomen kunnen we stellen dat het uitgangspunt van Putnam sterk overeenkomt met dat van Montesquieu. Zelfs grote delen van hun theorie zijn gelijkaardig. Belangrijk is dan wel dat we rekening houden met de tijdskloof en tengevolge hiervan de verschillende definiëringen van concepten. Het blijkt dus dat de wortels van Putnams theorie voor een groot deel verder terug in de tijd gaan dan Alexis de Tocqueville. Het zou natuurlijk overdreven zijn te stellen dat Putnam een leerling zou zijn van Montesquieu: de overeenkomst geldt natuurlijk maar voor een klein deel van Montesquieu’s theorie. Zo beperkte de vergelijking zich tot zijn inzichten over de democratie. Ook werd enkel de invloed van de ingesteldheid van de mensen bekeken en werden de andere factoren (klimaat, geografie, enzovoort) niet mee inde vergelijking genomen. Putnam heeft dus zeker geen plagiaat gepleegd, hij heeft echter wel de empirische evidentie geleverd voor enkele stellingen die Montesquieu meer dan 200 jaar eerder al beschreef in zijn ‘The spirit of laws’.

    Geciteerde werken

    BOK, H. (2008, Herfst). Baron de Montesquieu, Charles-Louis de Secondat. Opgeroepen op december 23, 2009, van The Stanford Encyclopedia of Philosophy : http://plato.stanford.edu/archives/fall2008/entries/montesquieu/

    HOOGHE, M. (2003). Sociaal kapitaal in vlaanderen. Amsterdam: Amsterdam University Press.

    MONTESQUIEU, C. (1752). Montesquieu: The spirit of laws. Opgeroepen op December 23, 2008, van Constitution society: http://www.constitution.org/cm/sol.htm

    PUTNAM, R. D. (1993). Making democracy work. Civic traditions in modern Italy. Princeton: Princeton University Press.

    30-12-2008 om 00:00 geschreven door Renmans Dimitri  


    17-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat was, is en zal zijn; op een kantelmoment

    Een visie op het verleden is een afdruk van het heden en een blauwdruk van de toekomst. Macroverschuivingen en -gebeurtenissen keren steeds weer terug. Steeds in verschillende context, met andere hoofdrolspelers en op een verschillende manier, maar de essentie en de grote lijnen blijven steeds terugkomen. Dat moet ook Nicollò Machiavelli gedacht hebben toen hij in de 16e eeuw zijn discorsi schreef. Dit boek is namelijk geheel opgebouwd rond het werk van historicus Titus Livius, die op een wel zeer uitvoerige wijze zo’n anderhalf millennium eerder, zeven en een halve eeuw Romeinse geschiedenis had beschreven. Over de geschiedenis schreef Machiavelli overigens nog het volgende:

     

    “Wijze mensen plegen te zeggen, en niet zonder reden en niet ten onrechte, dat wie weten wil wat gebeuren gaat, kijken moet wat geweest is: want alle dingen die wanneer ook gebeuren in de wereld, hebben een parallel in de oude tijden.”

     

    De verklaring die na dit citaat te lezen valt, loopt gelijk met de mijne. Ik ben er namelijk van overtuigd dat de voortgang van de geschiedenis de resultante is van interacties tussen verschillende samenlevingen. Op hun beurt zijn deze samenlevingen de uitkomst van interacties op menselijk vlak en menselijk handelen. Omgekeerd worden ook deze sociale interacties en menselijke handelingen beïnvloed door de samenleving waarbinnen ze tot stand komen. Hier kunnen we dus spreken van een wederzijdse interdependentie. Dit laatste is echter een sociologische kwestie die hier op dit moment niet aan de orde is. Hetgeen hier onthouden moet worden, is dat een samenleving, a fortiori de geschiedenis, wordt gecreëerd door handelingen van de mens. Ook Marx zag het zo ongeveer:

     

    “Men make their own history, but not of their own free will; not under circumstances they themselves have chosen but under the given and inherited circumstances with which they are directly confronted.”

     

    Marx stelt dus dat de mensen de geschiedenis maken, maar dit niet bewust op een bepaalde manier kunnen doen. Dit maken van de geschiedenis gebeurt echter steeds in reactie op de zich voordoende omstandigheden en worden erdoor beïnvloed. Hierin volg ik hem en ik voeg er nog aan toe dat deze reacties op de omstandigheden vertrekken vanuit een bepaalde interne motivatie. Een drijfveer die haast inherent is aan de menselijke natuur en quasi universeel doorheen tijd en ruimte. Dit beseffende, is het haast de evidentie zelf dat wat was, is en zal zijn. Want ook de omstandigheden zijn kinderen van menselijk handelen. Zo blijft de draaischijf doordraaien en wordt de geschiedenis een haast voorspelbaar verhaal. De enige reden waarom ze dit niet is, is omdat we nooit alwetend zijn over de omstandigheden. We weten nooit exact hoe bepaalde situaties worden geïnterpreteerd door de meerderheid en in hoeverre deze hun aanzetten tot handelen. We weten wel dat als ze handelen ze het voornamelijk uit een inherent menselijke motivatie doen. Hoewel dit, de menselijke natuur, een zeer gecontesteerd concept is, ben ik toch geneigd om het te gebruiken. Het moet hierbij ook duidelijk zijn dat ik het niet gebruik in contradictie met een dierlijke natuur. Het is louter een vormelijke formulering om de drijfveren als eigenbelang, overtuiging, hebzucht, altruïsme enz., aan te duiden.

    Echter, omdat we niet in staat zijn om de exacte omstandigheden te doorgronden is het ook onmogelijk om exacte evoluties te voorspellen. Wanneer ik dus spreek over steeds terugkerende gebeurtenissen, heb ik het niet over specifieke gebeurtenissen als bepaalde oorlogen of economische crisissen. De termen macroverschuivingen en –gebeurtenissen, zijn reeds gevallen. Hiermee bedoel ik ondermeer machtsverschuivingen en veranderingen van paradigma. Zeg maar de manier waarop men naar de samenleving, bij uitbreiding de wereld, kijkt. Het is te vergelijken met de machtsverschuivingen die Marx beschreef of de paradigmaverschuiving tengevolge van de financiële crisis in de jaren dertig (met de intrede van Keynes en het sociale beleid).

    De essentie van de theorie is dus dat we kunnen leren uit het verleden en dat wat er in het verleden gebeurt is, in essentie ook nu terug zal/kan gebeuren. Na deze vaststelling kunnen we niet anders dan te gaan kijken hoe de geschiedenis zijn weg gaat, hoe dit zich in de toekomst zal uitdrukken en, het belangrijkste, hoe we er op moeten reageren.

     

    Het toeval wil nu dat we net op zo’n punt gekomen zijn waarop een paradigmaverschuiving kan plaats vinden. Het neoliberalisme heeft gefaald en dat wordt nu meer en meer duidelijk. Ik haalde het al aan in men eerste artikel hier: ‘Goodbye Smith!’. Dat was ver voor het hoogtepunt van de huidige, grote financiële crisis. Nu geldt deze uitspraak dus dubbel zo hard. Vandaar dat het nu het moment is voor de sociaaldemocratische partijen om hun rug te rechten en op de proppen te komen met een hernieuwd economisch systeem. Met de Europese verkiezingen voor de deur, is dit het uitgelezen moment. We mogen niet werkloos toekijken terwijl voormalige ultraliberalen zich tijdelijk omvormen tot volleerde etatisten (cf. Dedecker), om dan wanneer het weer rustig is op de markten opnieuw de giftige dogma’s na te streven.

    We zitten op een duidelijk kantelmoment en het is belangrijk dat links zich groepeert om het naar links te doen kantelen en een rechtvaardigere economische ordening te realiseren. Net zoals dit het geval was in de lange nasleep van de financiële crisis in de jaren dertig.

    17-11-2008 om 22:47 geschreven door Renmans Dimitri  


    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Carrefour Brugge: sociale bescherming terug naar af
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het stakingsrecht bij Carrefour staat op de helling en zakt steeds verder terug naar de voet van deze helling. Wanneer er bij elke nieuwe staking een gerechtsdeurwaarder word opgebeld en de manifestanten worden opgepakt, dan is er iets dat niet klopt (om het eufemistisch te stellen). De beweegredenen van de stakers zijn nochtans zeer legitiem. Het kan toch niet zijn dat men voor het zelfde beroep, in het zelfde bedrijf en dit slechts enkele kilometers verderop een lager loon krijgt. In tijden van economische stilstand, dalende koopkracht en een precaire financiële toekomst is het ongehoord dat werkgevers een “race to the bottom” hebben ingezet wat betreft de lonen (van de kleine werknemers natuurlijk).

    Philippe Muyters, gedelegeerd bestuurder VOKA, doet in TerZake een nieuw conservenblik vrijheden open. Volgens hem is men vrij om een jobaanbieding wel of niet te aanvaarden. Hij doelt hiermee op de twintigtal werknemers die in Carrefour Brugge willen werken. Want wie dringend een inkomen nodig heeft om tegemoet te kunnen komen aan de verhoogde voedsel- en energieprijzen, moet toch ondanks stakingsacties kunnen werken, zo redeneert Muyters. Een vreemde invulling van het begrip ‘vrijheid’. Je kan je de vraag stellen hoe vrij de keuze is wanneer men vanwege geldgebrek een job moet aannemen die duidelijk een onvoldoende scoort op het vlak van verloning en werkomstandigheden.

    De vakbond krijgt natuurlijk de wind van voren van de verenigde werkgevers. Zij zouden natuurlijk het liefst een passieve vakbond zien die naar hun pijpen danst en steeds gedwee de liberale dogma’s achternaloopt. Ze worden echter geconfronteerd met een vakbondswezen die zijn mond open doet en op komt voor de rechten van de werknemers. Voka c.s. reageren zuur op de sta       kingsacties in Brugge. Stellende dat de vakbonden niet het standpunt vertolken van de in ‘Carrefour Brugge’ werkende werknemers, vinden ze deze acties ongehoord. De vakbonden verdedigen in deze zaak inderdaad niet de rechten van de kassiers en magazijniers in Brugge, wel de rechten van elke werknemer in België. Dat is dan ook de taak van een vakbond. Het is niet zozeer deze specifieke situatie die de vakbonden tot handelen drijft. Wel de mogelijke trend die hiermee wordt gezet.

    Met de hierboven vermelde redenering van Philippe Muyters komt men namelijk automatisch terecht in een volledige liberalisering van de arbeidsmarkt zonder CAO’s whatsoever. Een arbeidsmarkt waar elke werknemer in een zwakke positie staat tegenover de werkgevers, temeer omdat er een stijging van de werkloosheid in het vooruitzicht staat en dit, conform de vraag/aanbodsthese, al de macht in de handen legt van de vraagzijde op de arbeidsmarkt . Want wanneer de factor arbeid niet meer schaars wordt, gaat zijn waarde (volgens het liberaaleconomische paradigma) omgekeerd evenredig naar beneden. Ondanks het feit dat de arbeid niet van gedaante verandert en nog steeds dezelfde meest waardevolle productiefactor blijft.

    01-11-2008 om 00:00 geschreven door Renmans Dimitri  


    17-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Naar een begeleide economie: belastingen als beleidsinstrument

    Het zijn donkere dagen voor onze economie: hoge inflatie, verminderende groei, stijgende werkloosheid, begrotingstekort, … Met in het najaar de onderhandelingen over een nieuwe CAO voor de deur, zullen het nog hete sociaaleconomische tijden worden. De vakbonden maken zich zorgen over de koopkracht en tegelijkertijd maken de werkgevers zich zorgen over de loonkosten. Misschien wordt het eens tijd om het hele economische systeem in vraag te stellen.

     

    De afgelopen decennia werden overheerst door de Washington consensus en een ongebreideld geloof in de vrije markt. Een liberaal die steeds het heil zoekt in Adam Smith’s onzichtbare hand, is even nefast voor de samenleving als het communisme. Daarom is het tijd dat we verder kijken dan deze twee opvattingen en een juiste middenweg vinden. Het socialisme is de perfecte actor om deze te vinden. Want wat we nodig hebben is meer rationaliteit, solidariteit en menselijkheid. De economie mag geen instrument zijn om de rijken rijker te maken en de armen armer. Dit is echter net wat de huidige economische constellatie doet.

    Deze transformatie hoeft niet met een revolutie gepaard te gaan. Incrementele stappen in de juiste richting zijn eerder aangewezen. Hier volgt zo’n kleine aanpassing.

    De belastingen worden vaak gebruikt als beleidsinstrument. Brandstof en tabaksproducten zijn hier voorbeelden van. Ze worden echter vooral gebruikt om zaken af te raden. Is het niet bijna misdadig dat de staat verdient aan aankopen voor de eerste basisbehoeften? Als men voor producten die slecht zijn voor de gezondheid de belastingen verhoogt, is het dan niet logisch dat men voor producten die noodzakelijk zijn voor de gezondheid de btw laat vallen?

    Dit laatste is dan ook mijn voorstel, om de BTW op producten die dienen om onze eerste behoefte te bevredigen af te schaffen. Dan denk ik vooral aan voedsel. Langs de andere kant zouden pure luxegoederen juist zwaarder belast moeten worden. Op deze manier krijgen de laagste inkomens, die zoals we weten een groter aandeel besteden aan hun eerste behoefte, meer ademruimte en wordt er dus voor een antwoord gezorgd op hun koopkrachtverlies.

    Met de BTW kunnen we echter nog meer doen. In het licht van een paradigmawisseling, waarin we niet enkel de gezondheid van de consument centraal zetten, maar ook die van de producent. Zouden we de Fair Trade-producten een extra gunstig tarief kunnen bezorgen, zodat het kopen van deze producten aantrekkelijker wordt. Want het mag toch duidelijk zijn dat de verkoop van producten waarvoor de ware producent een eerlijke vergoeding krijgt, gezonder is voor deze producent.

    Inderdaad, in het vorige stelde ik dat de BTW op sommige voedingsproducten zou moeten worden afgeschaft. Waardoor het onmogelijk is om een nog gunstiger tarief te bedenken voor Fair Trade producten. We subsidiëren onze landbouw echter al decennia, maar misschien wordt het eens tijd om met deze geldstromen te schuiven…

     

    Het is duidelijk dat we het gedrag van de consument via de BTW op een aanvaardbare manier moeten sturen en dat de staat tegelijkertijd niet mag verdienen op levensnoodzakelijke producten. Op die manier verwijderen we ons van de “vrije” markt in de richting van een “geleide” economie en komen we uit bij een begeleide economie.

    17-09-2008 om 00:37 geschreven door Renmans Dimitri  


    08-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nood aan Vlaams realisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De politici zijn terug uit vakantie en dit betekent dat de “onderhandelingen” rond de staatshervormingen worden heropgestart. Zoals het het huidige politieke klimaat betaamt, gaat dit natuurlijk gepaard met stevige stellingnames in de pers. Wederom wordt een uitbreiding van Brussel en een volwaardige deelname van het Brussel Hoofdstedelijk gewest aan de onderhandelingen door de Vlaamsgezinden afgewezen. Dit zijn zowat de enige eisen van de Franstaligen. De Vlaamse onderhandelaars hebben duidelijk nog niet door dat een akkoord toegevingen van beide kanten vereist. Tijd voor wat realiteit.

     

    De Vlaamsgezinden onder ons hebben inderdaad nood aan enige realiteitszin. Krampachtig blijven ze vasthouden aan verwezenlijkingen uit het verleden. Ondanks het feit dat de faciliteitengemeenten in de Brusselse rand vaak duidelijk tweetalig zijn en zelfs overwegend Franstalig, blijft men verbeten proclameren dat het bij Vlaanderen hoort. Want aan de taalgrens en aan de verwezenlijkingen van tientallen jaren geleden mag men niet morrelen. Een zeer selectief conservatisme, want in 1830 was er ook een akkoord, al heeft dit niemand tegengehouden om in 1970 de grondwet te wijzigen. Het argument dat er in de jaren ’60 van de vorige eeuw een moeilijk akkoord tot stand is gekomen met daarin de vastlegging van de taalgrens, is een drogreden om de herziening hiervan tegen te houden. Misschien wordt het tijd om nog eens een talentelling te houden en de taalgrens aan te passen aan de realiteit. En neen, dit houdt niet in dat vanaf nu Borgerhout een nieuwe Marrokaanstalige gemeenschap gaat vormen. De drie landstalen zijn duidelijk. Dit sluit echter niet uit dat de mensen centraal staan en niet de taalwetgeving. Het is belangrijker dat de mensen weten welke formulieren ze moeten invullen, dan dat de taalwetgeving strikt wordt opgevolgd. Het is dus ongehoord dat loketbediendes weigeren uitleg te geven in het Frans aan personen die moeilijk Nederlands praten. Zeker wanneer het over precaire zaken gaat, zoals woonzaken of geldzaken. De prioriteit moet duidelijk liggen bij het helpen van de betrokkene en niet bij het angstvallig vasthouden aan de taalwetgeving. Het uitbreiden van het tweetalige Brussel naar tweetalige gemeenten is dus bij sommige gemeente wenselijk en bied perspectieven op een oplossing voor de huidige impasse.

    Een andere zaak waar de Vlaamse ridders van de ronde tafel voor vechten, is het weren van Brussel rond de onderhandelingstafel. Ook hier blijft men vechten tegen geesten uit het verleden. Sinds jaar en dag zijn het de Vlamingen die een (con)federaal model voorstaan gebaseerd op de twee grote gemeenschappen en de Franstaligen een model gebaseerd op de drie gewesten. Dit omdat de Walen in de jaren zestig van de vorige eeuw een federalisme voorstonden gebaseerd op een economische scheiding. Hiervoor zouden dan de drie gewesten dienst doen. Deze eis kwam vooral van de Mouvement Populaire Wallon van gewezen syndicalist André Renard (1911-1962) als reactie op de eenheidswet van Gaston Eyskens en op het (economisch) rechtsere Vlaanderen. De Vlamingen daarentegen ijverden voor het federalisme om hun eigen cultuur te kunnen beheren. Dit met de onderdrukking van de Vlaamse cultuur in het verleden in het achterhoofd. Het was dan ook logisch dat zij gingen voor de vorming van gemeenschappen gebaseerd op cultuur (lees: taal). Aangezien de Duitstalige gemeenschap maar een marginale speler is, kan men spreken van een duaal federalisme. Dit is waar de huidige Vlaamse strijders voor vechten wanneer ze weigeren Brussel te aanzien als een volwaardig gewest. Sommigen gaan zelfs nog verder en zouden Brussel graag bij Vlaanderen zien horen.

    Het is natuurlijk uitermate duidelijk dat Brussel een afzonderlijk gewest is. Met een eigen identiteit en als hoofdstad van Europa ook een eigen soort economie. Daarom hoort Brussel noch bij Wallonië, noch bij Vlaanderen. Het is dus duidelijk dat Brussel een plaatsje verdient aan de onderhandelingstafel en dat de Vlamingen best ophouden met hun strijd voor een duaal federalisme en Brussel als hoofdstad van Vlaanderen. Daarbij komt nog bij dat het louter en alleen de logica zelve is dat Brussel mee aanschuift aan de onderhandelingstafel. Want zoals eerder opgemerkt, zijn het de gewesten die bevoegd zijn voor economische zaken. En wat zijn nu de zaken die de Vlamingen willen bespreken? Inderdaad, economische zaken zoals de fiscale autonomie. Toch vreemd dat je zo’n discussie zou houden zonder de belanghebbenden rond de tafel.

     

    Opdat het huidige communautaire hoofdstuk in het Belgische verhaal een spoedig en positief einde zou hebben, is het dus noodzakelijk dat niet alleen de Franstaligen met een open geest naar de onderhandelingen trekken, maar ook de Vlamingen moeten hun geKrispeerde houding thuislaten. Hun angst voor de “verfransing van Vlaanderen’ geeft blijk van een duidelijk geval van paranoia en met hun fantoompijn aangaande Brussel is het eveneens slecht gesteld. In de plaats van een geografisch of cultuurgebonden houding, voel ik me als socialist genoodzaakt een menselijke houding aan te nemen als het gaat over de staatshervorming. Dit houdt in dat de mensen centraal staan en niet de verschillende gemeenschappen.

    08-09-2008 om 00:00 geschreven door Renmans Dimitri  


    17-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Positieve discriminatie, over fietsers en brommers...

    Een basisinstrument van de sociaaldemocratie om de maatschappij vorm te geven, is de positieve discriminatie. Onder positieve discriminatie verstaan we een verschillende behandeling gebaseerd op objectieve feiten die tot doel heeft een in het verleden opgelopen ongelijkheid ten aanzien van een groep ongedaan te maken.

    Groepen die vaak positief gediscrimineerd moeten worden zijn bijvoorbeeld allochtonen, vrouwen of gehandicapten. Kritiek op deze rechtvaardigheidstechniek komt vaak vanuit rechtse hoek. Al is hun kritiek vaak zeer selectief en bekritiseren ze enkel positieve discriminatie jegens allochtonen. Dit was duidelijk te zien toen in het Vlaams parlement een maatregel werd besproken waardoor de eerder aangehaalde groepen twee weken eerder een nieuwe vacature toegestuurd zouden krijgen. Vanaf het spreekgestoelte haalde Filip Dewinter zwaar uit naar de maatregel, maar sprak enkel over de eerste groep. Over de andere twee groepen repte hij met geen woord. Dit geeft aan dat de afwijzing van rechts van deze rechtvaardigheidstechniek enkel en alleen een uiting is van hun xenofobe afkeer van mensen met een andere origine. Hun argument is steeds dat positieve discriminatie jegens bepaalde groepen, inherent met zich meedraagt dat andere groepen negatief worden gediscrimineerd. Met als gevolg dus dat zulke maatregel niet als rechtvaardig te betitelen valt.
    Deze redenering is zo makkelijk te doorprikken als een ballon! Als naald zal ik een metafoor gebruiken die ik reeds eerder gebruikt heb. De metafoor weerspiegelt, naar mijn mening, perfect de situatie. Positieve discriminatie afwijzen is een hypocriete houding. Stellen dat er gelijkheid is wanneer er wettelijke maatregelen zijn getroffen nadat er een hele periode was van flagrante ongelijkheid, is een rad voor de ogen draaien van de mensen. Het is alsof (en hier komt de metafoor) men in een etappe van de Tour de France honderd renners een brommertje geeft en de andere tachtig een fiets. Waarna men na honderd kilometer vaststelt dat het toch niet zo eerlijk is en men de koplopers eveneens een fiets geeft. Onze ideologische tegenpolen zouden op dit moment stellen dat er gelijkheid is. Dit is natuurlijk een hypocriete houding, aangezien de wielrenners met een brommertje zo'n vijftig kilometer voorop liggen en bovendien nog geen enkel inspanning hebben geleverd. Stellen dat er nu gelijkheid heerst, is niet enkel onjuist, het is zelfs een flagrante leugen. Op dit moment is het de beurt aan de positieve discriminatie. Om binnen de metafoor te blijven, zou je dit kunnen zien als het voorzien van een bus die de achtergestelde fietsers terug bij de fietsers met een brommertje brengt. De bus is dus de positieve discriminatie die gebruikt wordt om een de jure gelijkheid om te zetten naar een de facto gelijkheid. Je kan het ook nog op een simpelere manier zeggen: als je de Toren van Pisa terug recht wil krijgen, dan volstaat het niet om het wegzakken te stoppen, maar dan moet je ook aan de andere kant van de toren trekken.
    Belangrijk bij positieve discriminatie is dat het de juiste groepen zijn die voordeel halen uit de maatregel. Daarvoor is er vooreerst een juiste analyse nodig van de situatie. Hieruit moet dan blijken wat de oorzaak is van een bepaalde negatieve discriminatie. Als de oorzaak bijvoorbeeld religie is, dan moet men het onderscheid maken op religieuze basis. Is de oorzaak echter een sociale status, dan moet dit de differentiërende factor zijn. Zo moet elke situatie dus grondig bekeken worden. Op deze manier wordt het eveneens makkelijker om een maatschappelijke basis te verwerven voor de maatregelen. Want wanneer de verkeerde groepen voorgetrokken worden en er dus geen objectieve feiten zijn die de positieve discriminatie rechtvaardigen, dan kan men inderdaad van negatieve discriminatie spreken.

    Voor zover er dus een grondige analyse is geweest van de situatie waaruit is gebleken dat bepaalde factoren de oorzaak waren van negatieve discriminatie, kan men dus stellen dat positieve discriminatie op grond van deze factoren een legitiem middel is om de dragers van deze factoren te emanciperen en onze samenleving rechtvaardiger te maken. Positieve discriminatie is dus, zoals reeds eerder aangehaald, essentieel voor een sociaaldemocraat die in de maakbaarheid van de samenleving gelooft.

    17-08-2008 om 20:44 geschreven door Renmans Dimitri  


    31-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socialisme en islam
    Klik op de afbeelding om de link te volgen In een samenleving waarin de aanwezigheid van de islam steeds sterker wordt is het belangrijk dat we ook daar een coherent gedachteschema voor hebben. De Nederlander Carel Brendel vond dit ook en schreef er een boek over (Het verraad van links). De conclusie die hij trekt is echter perfect tegenovergesteld aan die van mij. In een eerste deel zal ik kort uitleggen wat zijn standpunt is, waarna ik van leer trek tegen dit standpunt, om vervolgens mijn standpunt weer te geven.

    Opium voor het volk
    Brendel hekelt de houding van de huidige sociaaldemocraten die een multiculturele samenleving voorstaan en maatregelen treffen die de aanwezigheid van de islam bevorderen. Hij stelt dat we als socialisten de islam moeten bestrijden. Om dit standpunt te onderbouwen gaat hij terug in de tijd. Want was het niet Marx die stelde dat godsdienst de opium van het volk was? Hebben socialisten dan niet tientallen jaren gestreden om onder het juk van de katholieke kerk uit te komen? Ging de schoolstrijd dan niet om de degelijkheid van de ziel van onze kinderen? Was de strijd tegen de katholieke kerk dan geen strijd van emancipatie en dus een authentieke sociale en socialistische strijd? Zeker! De islam, stelt Brendel, is ook een godsdienst en dient dus op een zelfde manier bestreden worden. Ook de islam is als opium voor het volk, ook de islam ketent zijn gelovigen in een eeuwenoude sociale stilstand en ook de islam neemt vaak een onderdrukkende vorm aan. Dus moeten wij als socialisten, naar analogie van onze voorvaders die het katholicisme bestreden, de islam zoveel mogelijk bestrijden en er voor zorgen dat ze geen voet aan de grond krijgt. Anders is die lange strijd voor vrouwenemancipatie in onze patriarchale maatschappij voor niets geweest en gaan we terug naar de oude machocratie.
    Basisprincipe
    Einde discussie want het is nu toch wel duidelijk! Of heeft mijnheer Renmans daar nog iets tegen in te brengen? Tuurlijk, ik had het al aangekondigd. Carel Brendel bedoelt het goed, maar hij interpreteert de strijd tegen het katholicisme verkeerd, eveneens als de drijfveer van Marx bij zijn uitspraak. Hij vergeet ook het basisprincipe waarop het socialisme is gebouwd. Verder stelt hij de verkeerde prioriteiten en maakt hij een fout tegen de tijd. Hij geeft namelijk een analyse van het verleden die hij onterecht transporteert naar het heden. Een analyse die pas overdraagbaar naar het heden is in een verdraagzame toekomst.
    Als Brendel de strijd tegen het katholicisme verkeerd interpreteert, hoe moeten we hem dan wel interpreteren? Als socialisten gaan we uit van een egalitair mensbeeld. Iedereen is gelijk van bij de geboorte en machtsrelaties gebaseerd op geboorte of traditie (i.t.t. het wettelijke gezag) zijn dus uit den boze. Dit laatste was nu net het probleem dat socialisten hadden met het katholicisme. Wat de paus, de bisschop of de pastoor zeiden was wet en moest door iedereen worden opgevolgd. De gewone man zijn vrijheid werd beknot. De godsdienst zorgde ervoor dat de gewone man rustig bleef en zijn erbarmelijke situatie aanvaardde. De godsdienst was een instrument van de kapitaalkrachtigen om de sociale vrede te handhaven en de arbeiders onder het juk te houden die hen opgelegd was door de fabrieksbazen. Zoals je ziet was de strijd tegen het katholicisme eerder een strijd voor de arbeiders en de gewone man dan dat het een strijd was tegen het geloof. Het is mijn overtuiging dat we de uitspraak van Marx ("godsdienst is als opium voor het volk") in deze context vandaag de dag moeten gebruiken.* De godsdienst verzachtte de pijn van het zware leven, maar vertroebelde eveneens de erbarmelijke situatie en de mogelijkheden van de mensen om uit deze situatie te kruipen. Het hield hen dus rustig en voorkwam dat ze hun rechten opeisten. Belangrijk is dat wordt ingezien dat het de godsdienst was die dit bewerkstelligde. De godsdienst is de gehele structuur omheen het geloof en de interpretatie van de geestelijken van dit geloof. Deze twee vormen dus de godsdienst die gebaseerd is op het geloof. Daarom zeg ik: Geloof? Als je wil. Godsdienst? Neen.
    Uit het vorige moeten we dus concluderen dat het socialisme vooreerst een ideologie is die strijd levert voor de zwakkeren en in die optiek ageerde tegen de kerk. Dit is belangrijk omdat het te maken heeft met welke prioriteiten we moeten stellen. Deze zijn duidelijk: eerst de onrechtvaardige ongelijkheid en dan al de rest. Dat is het ware prioriteitenlijstje van het socialisme. Hoe vertaald zich dat nu naar de situatie die we vandaag de dag kennen. Het is belangrijk op te merken dat de situatie van de islam nu, als zwart en wit verschilt met de situatie van het katholicisme vroeger. Het meest relevante verschil is dat het katholicisme toen een meerderheid was, dit terwijl de islam nu een minderheid is en dus ook vaak de nadelen ondervind van deze minderheidssituatie. Zo is discriminatie en racisme op basis van geloof nog steeds sterk aanwezig. Op dit moment is dus de islam als "groep" de zwakkere waar we moeten voor opkomen. Het is onze eerste taak om deze groep te verdedigen tegenover de (radicaal)rechtse groeperingen. Er voor te zorgen dat er op het macroniveau van onze samenleving geen onrechtvaardigheid meer is, geen ongelijkheid. 
    Pas wanneer we dit hebben verwezenlijkt, kunnen we op "mesoniveau" (binnen de Islam) beginnen te kijken en onze pijlen richten op de oubollige en onrechtvaardige tradities, interpretaties en gewoontes binnen de islam. Vanaf dan begint onze volledige strijd tegen de onderdrukking van de vrouw die een kenmerk is van bijna elke godsdienst. Vanaf dan begint de strijd voor de emancipatie van de moslima. Vanaf dan strijden we met dezelfde strijdlust zoals we dat deden tegen het katholicisme.
    Blijft natuurlijk het probleem van de huidige onderdrukking van de vrouw bij sommige moslims. De vrouw die gisteren en vandaag het slachtoffer van eerwraak is, heeft geen boodschap aan de woorden uit de vorige paragraaf. Daarom is er, zoals Dirk Verhofstadt stelt in zijn gelijknamig boek, een derde feministische golf nodig. Een feministische opstand gedragen door de moslimas en ondersteunt door vrouwen overal ter wereld. Het is dan aan ons om deze beweging te ondersteunen en er zo voor te zorgen dat zij niet wordt gerecupereerd door radicaal rechts.

    Hoofddoekenverbod
    Wat betekent dit nu allemaal concreet. Een perfect voorbeeld om het te illustreren is het hoofddoekenverbod. De beide aspecten die ik in mijn vertoog heb aangehaald, komen ook naar voren in de discussie rond de hoofddoek: de emancipatie op macroniveau en op mesoniveau. Voor alle duidelijkheid: we zijn tegen een hoofddoekenverbod. Door het invoeren van een hoofddoekenverbod remmen we de emancipatie en integratie op macroniveau van die vrouwen af. In de moslimtraditie is het, net zoals in onze oude christelijke traditie, de gewoonte dat de vrouw niet buitenshuis gaat werken. Een moslima die gaat werken zit dus al in een bepaalde fase van emancipatie en integratie. Wanneer zij door dit hoofddoekenverbod dan wordt ontslagen of niet wordt aangenomen, dan heeft dit twee ernstige gevolgen. Ten eerste is het mogelijk dat ze zich beledigt voelt en haar integratieproces staakt. Ten tweede is er het gevaar dat haar man of zijzelf concludeert dat ze dan maar niet gaat werken. Beide gevolgen zijn nefast voor de verdere integratie en emancipatie.
    Wat niet wil betekenen dat we de hoofddoek als een normaal iets beschouwen. Het blijft een symbool van onderdrukking, want je kan je de vraag stellen waarom veel moslimmannen hun baard niet meer laten groeien (wat ook een verplichting is), terwijl de vrouw wel haar hoofddoek moet dragen. Dit is echter een zaak waarvoor we die derde feministische golf nodig hebben. Die we dan via meerder vrouwenbewegingen en vanuit de partij moeten steunen.

    Eerder in dit artikel stelde ik dat Brendel een fout tegen de tijd maakte. Ik legde het reeds voor de helft uit door uit te klaren dat ik hiermee bedoelde dat hij een situatie uit het verleden transporteerde naar het heden, terwijl dit pas correct zou zijn in de toekomst wanneer de grootste vormen van discriminatie zijn weggewerkt. Op zo'n moment in de toekomst, wanneer de moslims niet meer als zwakkere groep kunnen worden aangeduid, is het aan de socialisten om wederom hun rol als verlosser van de geketenden op te nemen.

    Prioriteiten
    Om te concluderen kunnen we dus stellen dat het belangrijk is dat de socialisten hun prioriteiten kennen. Bovenaan het lijstje staat de bestrijding van onrechtvaardige ongelijkheid. Deze begint op het macroniveau (gehele samenleving) en daalt vervolgens neer via het mesoniveau (binnen een bepaalde groep) naar het microniveau (binnen hechte samenlevingsverbanden). Per onrechtvaardige gelijkheid moeten we dus beginnen met ons te focussen op het macroniveau. Er is natuurlijk altijd een alomvattende (d.w.z. op macro-, meso- en microniveau) aanpak nodig, maar de focus moet liggen op het hoogste niveau want daar ligt vaak de grootse ongelijkheid.
    Als voorbeeld kan je de genderongelijkheid nemen. Eerst was het belangrijk dat er op macroniveau gelijkheid was. Dit kwam er min of meer dankzij de (grond)wettelijke gelijkstelling. Vervolgens is het de bedoeling om gelijkheid te verkrijgen op verschillende vlakken zoals loongelijkheid, politieke gelijkheid, ... Pas wanneer we op een voldoende van deze vlakken vorderingen hebben gemaakt, heeft het zin om grote inspanningen te doen op het vlak van gelijkheid binnen het gezinsverband. Het is bijvoorbeeld zinloos om acties te voeren voor een verandering van het takenpatroon binnen het huishouden (micro), vooraleer de loonkloof tussen man en vrouw is weggewerkt. Want zolang het enkel de man is die het meeste kan verdienen, is het vanzelfsprekend dat de vrouw thuisblijft en de man kiest voor een carrière. Een andere keuze zou tot inkomensverlies kunnen leiden.
    Deze zienswijze getransporteerd naar de islam geeft de volgende benadering van deze godsdienst: eerst de ongelijkheid binnen de samenleving op grond van religie wegwerken (macro) en vervolgens de ontvoogding proberen te bewerkstelligen (meso). Op dit moment zijn het socialisme en de islam echter nog objectieve bondgenoten.

     


     *Wat niet wil zeggen dat dit ook de bedoeling van Marx was, hier bestaat namelijk nog enige discussie over (http://www.sap-rood.be/cm/index.php?view=article&id=486%3Amarxisme-en-religie---opium-van-het-volk&Itemid=53&option=com_content) Zoals ook gelovigen steeds moeten doen, moeten ook wij steeds onze basisgeschriften herinterpreteren in een coherente samenspraak met de realiteit.

    31-07-2008 om 00:00 geschreven door Renmans Dimitri  


    13-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Actueel: Topman Fortis krijgt ontslag en 1,3 miljoen euro
    Een slag in het gezicht voor de mensen die elke dag aan de kassa vaststellen dat het moeilijker en moeilijker gaat om rond te komen. Een zwarte (of eerder blauwe) dag voor diegene die vechten voor meer gelijkheid en rechtvaardigheid. Zware bombastische verwoordingen, maar ze zijn enkel het equivalent van de ontslagpremie die Jean-Paul Votron, ex-CEO van Fortis, kreeg nadat de aandeelhouders duidelijk te kennen gaven dat ze van hem af wilden.

    In het contract van mijnheer Votron staat dat hij recht heeft op een jaarwedde wanneer Fortis hem zou ontslagen. Dit is nu gebeurt en dus krijgt de "onfortuinlijke" gewezen Europees manager van het jaar een extra jaarwedde, zo'n 1,3 miljoen euro. Los van het feit dat zulk loon reeds alle verbeelding tart (50 maal meer dan een gewone werknemer), kan je je ook vragen stellen bij zulke hoge ontslagvergoeding. Terwijl al de werkgevers aangeven dat een loonsverhoging voor de gewone werknemer om de koopkrachtvermindering te compenseren, uit den boze is vanwege de economische laagconjunctuur. Heeft men er precies weinig moeite mee om de CEO's economisch te vertroetelen. Tegenstrijdig toch, niet?
    Terwijl al de werkgeversorganisaties op hun achterste pootjes stonden toen de werknemers van VW Vorst een stevige ontslagvergoeding kregen, hoor je ze zelden wanneer er weer eens een hoge piet in de ene hand zijn slechte evaluatie en ontslag krijgt en in de andere hand een goed gevuld spaarvarkentje. Tegenstrijdig toch, niet?
    Wanneer een CEO geen goed werk levert (zoals bij Votron het geval is) wordt hij daarvoor beloont met een jaar riant betaalde vakantie. Stel je voor dat een werknemer in een kledingzaak de klanten uitscheldt. Die werknemer gaat zwaar in de fout en wordt terecht ontslagen, maar het is onvoorstelbaar dat deze er een jaarwedde bovenop zou krijgen. Wanneer werknemers ontslagen worden vanwege een reorganisatie, omdat dat het eerste is wat de pas aangenomen CEO (met natuurlijk een riant loon) doet vanwege zijn overtuiging dat het nodig is om het bedrijf financieel gezond te houden. In zo'n situatie moeten vakbonden hemel en aarde bewegen om een ontslagvergoeding te verkrijgen voor die werknemers die omwille van externe omstandigheden worden ontslagen (en niet vanwege slechte prestaties). Tegenstrijdig toch, niet?
    Terwijl een CEO een bijna levenslang aanzien kijgt na één succes, ondanks vele andere mislukkingen. Krijgen werknemers een bijna levenslang stigma na één misstap, ondanks vele goede prestaties. Het zou dus ook logischer zijn dat juist die werknemers een vergoeding zouden krijgen, aangezien zij veel moeilijker aan nieuw werk zullen komen dan de CEO's. tegenstrijdig toch, niet?

    Ik vind dit alleszins allemaal niet zo logisch en redelijk tegenstrijdig. Maar ja wie ben ik, ik ben uiteindelijk maar een jaloerse socialist zeker....

    13-07-2008 om 13:47 geschreven door Renmans Dimitri  




    Eye-openers
  • poverty.com
  • Free Rice
  • Free poverty
  • "Help us"-brief

  • Wil je op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief!
    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.



    Blog als favoriet !

    Archief per week
  • 20/07-26/07 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 31/12-06/01 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/09-02/10 2005

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs