Colombia2016
Inhoud blog
  • Vrijdag 8 april
  • Donderdag 7 april
  • Woensdag 6 april
  • Dinsdag 5 april
  • Zondag 3 april
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    11-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdag 8 april
    08/04 Mijn voorgevoel laat me weer niet in de steek. De vlucht van Bogotá naar Frankfurt verloopt perfect op zijn Duits: het vliegtuig vertrekt op tijd (ik denk dat Lufthansa met aanslagen dreigt anders kan dat niet) en het toestel landt op tijd in Frankfurt. De bediening is correct en… op het einde van de vlucht zijn de toiletten nog even rein als bij het vertrek, er komt water uit het kraantje en er is voldoende papier om mijn handen af te drogen. Voor de andere wereldreizigers: ik betrap me erop dat ik in het kamertje onwillekeurig naar het ‘emmertje’ zocht. En ik bedenk dat ik eigenlijk over Zaventem gevlogen ben. Eens ik mijn bagage vast heb zoek ik de Kundendienst van Lufthansa en vertel daar in het Duits (dat leek me strategisch het best) mijn indianenverhaal over TAP, een aanslag van 3 weken geleden, een geannuleerde Lufthansa vlucht die op de website van Frankfurt nog altijd vermeld staat enz, enz. Die madam zegt me al lachend: mocht ik er niet van op de hoogte zijn, ik zou het ook nooit geloven. Maar Brussel heeft bijna alle vluchten geannuleerd, verandert dan - voor sommige vluchten althans - van idee en sofort. Wij hebben afgehaakt, wij kunnen niet meer volgen. Na wat getokkel op haar klavier, gegiechelt ze verder: als je nog fit genoeg bent, ren dan als de bliksem voor de vlucht naar Berlin (!) en kan je daar nog op een vlucht raken die wel op Brussel mag landen. Binnen de minuut regelt ze de overboeking van mijn reeds overgeboekt ticket Frankfurt-Brüssel en produceert me de twee nieuwe Frankfurt-Berlin en Berlin-Brüssel. Met al mijn bagage hol ik naar de incheckbalie (want ik moet mijn bagage nog ‘droppen’), dan mezelf inchecken (‘Entschuldigung bitte’), ik wring me door de wachtende rij voor de veiligheidschecks (weer Entschuldigungen links en rechts), moet me ongeveer uitkleden bij de veiligheidscheck (man met baard die van Bogotá komt, met schoenen als cargo’s waar je kilo’s cocaïne in kwijt kan en die bovendien doet alsof hij gehaast is), vind direct de corridor A en zucht opgelucht want ik moet maar Gate A01 halen. Tot ik aan de eerste gate kom: nummer A55. Miljaar, da mens van de klantendienst meende het wel zeg! Kortom, na mij is er nog net één laatkomer in de boardingrij gekomen en dan sluiten ze de deur. Juuust op tijd. Maar geen tijd om iets te eten. Ik heb nochtans honger. Op 7 april heb ik om 20 uur Bogotaans tijd nog een sancoche soepje gegeten. Op de vlucht een ‘licht’ avondmaal en op 8 april om 7 uur ’s morgens (Europese tijd is dat 14 uur) een vliegtuigontbijt in economy zijn niet voldoende voor mij. In Berlin doet zich net hetzelfde voor: lopen om de aansluiting niet te missen. Het lukt me weer net op het nippertje. In het toestel plof ik neer. Er komt een stewardess naar mij en oncontroleerbaar fantaseer ik dat ze me gaat vragen of ik iets wil eten. Neen, ze vraagt me of ik misschien de broer van Jan Dillen ben. Ja dus. Blijkt mijn broer peter te zijn van haar. Ik ben amper van mijn verwondering bekomen, zie ik de commerciële directeur van een IT bedrijf met wie ik jaren goed heb kunnen samen werken. Die man zegt me: haha, ik win! Blijkt dat hij met een nieuwjaar drink ergens in Brussel met collega’s aan het hijsen en oude herinneringen aan het ophalen was. Tot iemand zich af vroeg of men ‘den dillen’ nog gezien had. Van de aardbodem verdwenen, daar was iedereen het over eens. Maar deze commerciële directeur antwoordde: zo verdwenen is die zekerst niet, maar gegarandeerd kom ik hem wel eens tegen in een of andere luchthaven. Ze hebben er een pint op gewed. Vandaar. Op 8 april om 22 uur land ik in Zaventem. Pas dan besef ik de ware omvang van de ravage in Zaventem en het effect ervan op de normale werking van de luchthaven: geen treinverbinding naar Brussel, alleen een pendelbus. En daar staat uiteraard een rij wachtenden van wel 100 m lang. Voel ik met blij en opgelucht dat mijn schoonzoon Joeri zo attentvol is om de kilometerslange file vanop de ring van Brussel tot in Zaventem te trotseren om mij te op te halen. Waarvoor mijn oprechte dank. Het is duidelijk dat het polskoordje, dat ik van de Sjamaan in Ciudad Perdida in Noord Colombia gekregen heb, werk heeft gehad met mij. Die man had destijds naar mijn reisplan gevraagd en toen ik het hem uit de doeken gedaan had zei hij mij: man, je zal het nodig hebben om zo een grote solo reis in Colombia tot een goed einde te brengen. En geloof het of niet: het heeft duidelijk heel goed gewerkt. Ik heb bovendien al heimwee.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-04-2016, 21:54 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    08-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Donderdag 7 april
    07/07 Ik vrees dat vandaag de zwaarste dag en nacht van al mijn reizen gaat worden. Gisterenavond om 10 uur check ik mijn mail nog even ‘voor alle zekerheid’. En mijn voorgevoel werkt nog steeds feilloos: ik krijg bericht dat in Zaventem erg veel vluchten geschrapt zijn, waaronder mijn vlucht van Frankfurt naar Brussel. Ze bieden met een treinticket aan. Hoe laat en hoe lang de rit zal duren zal ik pas in Frankfurt vernemen. Lap, hier gaan we weer denk ik en zet mijn pc af. Ik kan er toch niets aan veranderen. Dus kruip ik in mijn kingsize bed met mijn dikke winter pyjama én sokken aan. Ik ril van de kou want het is hier maar 20 graden. Dat is bijna 50 % minder dan wat ik intussen goed gewend ben. Op mijn laatste dag heb ik nog twee punten af te handelen. Vooreerst een bezoek gaan brengen aan Jacques (hier spreken ze zijn naam uit als ‘Djakkes’) Pestieaux. (Voor Ruth en Griet: zijn vrouw is de zus van Edilma Quintana, de vrouw van Vincent Pestieaux, de broer van Jacques). Ik wil hem persoonlijk danken want hij heeft me in contact gebracht met het piepkleine reisbureau Turismo en Casas en Fincas. Zonder hem was er geen reis naar Colombia geweest. Hij woont aan de Noordkant van Bogotá. Die 10 miljoen inwoners van de stad moet men ergens onder brengen. De rit is dus weer een avontuur. Ik beslis om toch eens de ’snelle busdienst’ te nemen. Die hebben namelijk een eigen bedding en zetter er een flinke vaart achter. Het zijn gelede bussen, bestaande uit drie secties. In totaal dus goed voor een lengte van ik schat 30m. En ze zitten eivol. Net rijdende sardienenblikken. Ik troost me, want de bussen rijden tenminste en de auto’s houden zich in hun baanvakken vooral bezig met het organiseren van stilstaand verkeer. Maar simpel is wat anders. Om bij Djakkes te raken moet ik twee overstappen doen. Het lukt me zonder me te vergissen en na 2 uur kan ik aanbellen bij hem. Het geeft een goed idee van de omvang van de stad en van de efficiëntie van het openbaar vervoer. Hij woont er met zijn Colombiaanse vrouw in een ruim en smaakvol ingericht appartement met bovendien een wijds groen uitzicht. Vandaar langs het kantoor van Casas y Fincas om afscheid te nemen van Monica. Ik nodig haar uit om iets te gaan eten op haar puik werk: tweemaand en een half in één hap organiseren en plannen is een huzarenstuk in Colombia. Ik eet voor de laatste maal Ajiaco soep en drink er een beker vers geperst en niet aangelengd Lulo fruitsap bij. Een betere smaakherinnering kan ik me niet inbeelden. IMijn vlucht is om 20:55u en ik moet me drie uur vooraf ‘presenteren’ zoals ze dat hier noemen (hay que presentarse 3 horas antés’). Een taxirit naar de internationale luchthaven El Dorado vergt normaal 1 uur. Even rekenen: yep ik zit midden in de spits van de miljoenenstad. Met het beeld van het stilstaand verkeer van deze morgen zal ik bij er maar een uur bij doen als reserve. Niettegeloven: alle verkeersellende is verdwenen en om 16:30 sta ik al in de luchthaven. Ik troost me: beter zo dan omgekeerd. En zo kan ik het verslag van vandaag nog uittijpen!
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-04-2016, 00:33 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    07-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woensdag 6 april
    06/04 Het voelt onwezenlijk aan: enerzijds ontbijten bij 3O-35 graden en een luchtvochtigheid van 80-85 procent (alles is hier vochtig en ruikt muf) met een ara papegaai naast mij die in een fractie van onoplettendheid van mij (moet niet vragen hoe nauwkeurig HIJ mij in de gaten houdt!) een de haal gaat met zo een klein aluminium potje met confituur (daarvoor moet hij op één poot- want zwaar gehandicapt nietwaar- een halve meter op de tafel overbruggen, met zijn bek een rond containertje grijpen uit een mandje met een tiental van die potjes en dan weg vliegen), en anderzijds goed weten dat de droom voorbij is. Het is om triestig van te worden. Door mijn hoofd klinkt een aangepaste versie van het Nederlandse popliedje uit de jaren zestig: ‘ik heb geen zin om op te staan/ ik heb geen zin om nu naar huis te gaan/ en moet mijn grote blote voeten tegen het warme zeil/ ik heb geen zin om nu naar huis te gaan.’ Maar het helpt niet. Om zeven uur scheer ik in een rtotvaar met zo een typische ranke kano over de Amazone weg. Definitief. Eén uur varen door het immer groene gordijn om aan te komen in Atalaia do Norte. Dan met die vuile pick-up door de modderweg. Ik ben speciaal een uur vroeger vertrokken omdat ik vrees dat met de regen van gisterenmorgen de modderpoel doorploeteren nog meer tijd zou vergen. Maar tot mijn grote verwondering was één dag brandende zon echter voldoende om al die modder te laten opdrogen en te laten verharden. Het traject ging dus veel vlotter dan op de heenrit. Aangekomen in Benjamin Constant moet ik wachten op de veerpont om me naar de andere kant van de Amazone te brengen. Ik ben namelijk de eerste klant en de boot vertrekt slechts als ie vol is (naar Europese maatstaven té vol). Ik heb dus even tijd om wat rond te neuzen in dit god verlaten oord aan de Amazone. Ik zie een hele wijk met houten kotjes en kratjes met kunst- en vliegwerk op getrokken op houten palen. Daaronder drijft een stilstaande smurrie: iets wat vroeger ooit water geweest is, maar nu helemaal vervuild is met afval, afvalwater en toiletwater van duizenden mensen. Bij zo een hitte is de stank echt stuitend. Dit zijn echt middeleeuwse toestanden. Alle voorwaarden zijn hier vervuld voor een pest of cholera uitbraak. Ik durf mijn fototoestel niet boven te halen. Ik vlucht als een bange haas weg. De speedboot heeft dertig minuten nodig voor de overtocht van de Rio Amazone van Benjamin Constant naar Tabatinga. Het geeft een goed idee over de breedte van de enorme, bruine watermassa. Ik merk dat ik net als de lokalen de afstanden uitdruk in uren tijd om er via het water te geraken. Ze kunnen niet anders, want er zijn geen wegen. Eén uren met een speedkano varen is goed voor pakweg dertig kilometer. Die afstand overbruggen over land, vergt gemiddeld 2-3 dagen een weg banen over berg en dal en rivieren en waterplassen. Want er is niets anders dan wilde natuur en heeeel veeel mosquitos. In Tabatinga neem ik een taxi naar het politiekantoor om te laten noteren dat ik Brazilië op de voorziene dag verlaten heb. Stempel, stempel en klaar is kees. Dan verder naar Leticia. Door alle ‘meevallers’ ben ik er 2,5 uur te vroeg. De verleiding is groot om me naar de Aquamundo te laten voeren om de vissen van de Amazone te kunnen bewonderen. Maar… 2,5u is nét te nipt. Ik heb 30-45 minuten nodig om er te geraken. Eén uur voor een versneld bezoek lijkt me toch wel een minimum en dan minimum 1 uur terug ook (want ik heb geen idee hoe lang ik zal moeten wachten op een taxi). Dat lijkt me net iets te kort dag en ik mag dat vliegtuig naar Bogotá onder geen beding missen, want anders riskeer ik morgen ook mijn trans-Atlantische vlucht te missen. Lufthansa zal geen genade kennen. Niet doen dus Er is niets beter voor de gemoedsrust dan wachten in de luchthaven. Ik check in en dan zegt de lieve dame van Avianca dat ik eerst nog even langs de immigratiedienst van Colombia moet. Slik, dat wist ik niet. Die administratieve omweg vergt me een half uur. En de bijbehorende stempel in mijn paspoort is vereist omdat ik het land even verlaten heb en Colombia moet laten weten dat de verloren zoon terug is. Al goed dat ik de vissen gelaten heb waar ze thuis horen: in het water! Die vergetelheid had me door te staan kunnen komen. On Bogotá is het amper 20 graden en het motregent. Voor mij is het een dipevriesssss. In mijn hotel neem ik onmiddellijk een lange hete douche. Zo kan ik Amazone vuil af weken en tegelijk mijn lichaamstemperatuur terug naar boven krijgen. Dat lukt maar half. Ik zit hier met twee truien aan!
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-04-2016, 04:22 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    06-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dinsdag 5 april
    05/05 Gisterenavond, na de nodige discussies en tussenkomsten van de beheerder van de Lodge daagt mijn gids in extremis om half negen toch op voor een nachtwandeling van 1 uur in de Amazone. Ik wil het per sé mee maken omdat ik weet dat de Amazone overdag en de Amazone ’s nachts twee verschillende werelden zijn. En het in inderdaad zo. Uit schrik voor nog meeeer agressieve insecten, trek ik over mijn hemd, mijn gore-tex regenjas aan en knoop alle gaten dicht. Het helpt tot op zekere hoogte: nu focussen ze zich met vernieuwd enthousiasme om mijn handen. En mijn winterhandschoenen aandoen vind ik er toch wat over. Het voel het zweet nu al langs mijn rug parelen en ik heb nog geen stap verzet! Mijn handen zullen het dus ontgelden. Terwijl die ellendige rotbeestjes zich wellustig volzuigen met mijn exotisch bloed, probeer ik mijn aandacht bij de les te houden. En dat is niet zo moeilijk: sprinkhanen, spinnen, kekels in alle modellen maar steevast buitensporig groot. Voor wie wil googlen: Avicularia avicularia, Panoploscelis specularis, Cupiennius, Acrocinus longimanus, lichtgevende schimmels op rottende bladeren. Ik stop want ik ken mensen die anders vannacht niet goed zullen slapen. Terug in mijn hut van Oom Tom kan ik mijn hemd uitwringen en mijn gore-tex is van binnen kloddernat. Ik dacht dat gore-tex ademt, niet? Ik zal ook eens met die mensen een proefondervindelijk onderhoud in de Amazone moeten organiseren. Ademen? Mijn longen, ja: stikken! Ik denk dat ik meer cvocht verloren ben dan in een sauna van een uur. Maar ik ben gelukkig dat ik het heb kunnen mee maken. Maar één keer is wel genoeg. Vanmorgen tijdens de douche meet ik de schade op aan mijn handen: op elke hand een tiental van die blaasjes muggenbeten. De meest venijnige en de langst durende. Ik lijk net een jungleleven van een week overleefd te hebben. Nu begrijp ik waarom ze enkele weke geleden een soldaat met alle eer en roem overlaadden omdat hij zonder enige uitrusting 14 dagen Amazone overleefd had. Als ik het goed begrepen heb was hij tijdens ‘manoeuvres’ verdwaald geraakt en zijn makkers vonden hem niet. Moet die man afgezien hebben, jandorie! Er zijn drie soorten Amazone: terra firme (het droge woud), várzea (het woud dat in het regenseizoen onderloopt, dus voor een half jaar) en het igapó (het woud dat altijd onder water staat). De laatste twee heb ik eergisteren en gisteren per kano bezocht. Vandaag ga ik naar de derde soort, het droge woud. Dus geen boottocht vandaag, maar een wandeling. Interessant om te zien hoe dit soort woud, stukje bij beetje, wordt neergehaald en ontgonnen. Ik denk dat het bij ons in de vroege middeleeuwen ook zo gegaan is. Eerst een padje naar de volgende nederzetting van zeven man en een paardenkop. Daarlangs kan proviand makkelijker en goedkoper aangevoerd worden, waardoor de nederzetting een dorpje wordt en het padje een weg. En dan moet het stuk natuur tussen de twee dorpen progressief wijken voor landbouw. Hier werkt hetzelfde mechanisme maar met andere middelen. De enige verbindingsweg is de rivier. Daarom worden afstanden hier uitgedrukt in ‘uren varen’ (ze komt 3 uur varen vaak overeen met 2 dagen een weg banen door het woud). Langs het water komen de mensen en het proviand. De nederzettingen blijven erg bescheiden totdat ‘Luz para todos’ beslist om één elektriciteitskabel door te trekken naar de volgende nederzetting. Het effect is duidelijk merkbaar: de huizen worden groter en beter enz. Om de kabel te trekken banen volquetas (zware bulldozers) een weg van 20 meter breed dwars door het oerwoud. Achter de volquetas komen de hijskranen die met heel veel lawaai de pilonen plaatsen. Dan trekken ze de kabel (één kabel één). De nederzetting wordt groter, de druk op landbouwgrond neemt toe en daar gaat het oerwoud beetje bij beetje. Even tussen haakjes: ik ben een voorval vergeten te vertellen van 1 april. Onderweg naar Leticia kruis ik een verschrikkelijk verroest metalen schip, klaar om te zinken of om in een Zuid Amerikaanse boevenfilm te figureren. Het drijvende wrak intrigeert me zo dat ik er een foto van maak. De professor Spaans naast mij vertelt dat het de boot is die de Amazone van Iquitos in Noord-Perú tot Manaus in Brazilië afvaart. Dat is dus de boot én het traject waarvan ik in mijn jonge jaren droomde om ooit eens te kunnen doen. Totdat ik een tiental jaar geleden een TV uitzetting gezien heb van een journalist die de tocht in opdracht van de BBC gemaakt heeft. Het was een verschrikking zei hij. Het ergste wat ie ooit had mee gemaakt en nooit meer wilde mee maken. Doordat de boot helemaal van metaal is en altijd overvol zit, loopt de temperatuur binnen namelijk hoog op (meer dan 50 graden, want buiten is het rond en om de 40 graden). Verluchting is er niet voorzien en de natuurlijke verluchting stelt amper iets voor. Dus iedereen zit daar opgepropt hete dieseldampen in te ademen. De hele constructie is vergeven van de insecten en de kakkerlakken. Kortom een hel om daar 3 dagen en nachten te moeten op doorbrengen. Ik heb die droom wijselijk opgeborgen. En nu heb ik die drijvende nachtmerrie in levende lijve gezien! Die journalist overdreef helemaal niet. Dan terug naar de wandeling van vandaag. Het eerste dorpje heet Palmarí. Daar woont mijn gids Joël met zijn familie en zijn ouders. Met zevenen in één houten staketsel. Maar … Joël is een handige jongen en hij is bezig met een flinke uitbreiding. Ik krijg een welkomdrank aangeboden, gemaakt van het sap van de rode vruchten van een bepaalde soort palmboom. Eigenlijk wil ik niet omdat ik bevreesd ben voor een voedselvergiftiging of zoiets. Maar weigeren met 7 paar ogen hoopvol op mij gericht, kan ik ook niet. Ik nip er dus aan en zeg dan dat ik het echt niet lekker vind. Ze dringen aan en zeggen dat het zonder suiker veel te bitter is. Ze kieperen er een berg suiker in en dan kan ik naar waarheid zeggen dat ik veel te zoet vind. Dan geven ze het op. Het volgende dorp is San Pedro. Hier staan ze duidelijk al wat verder, maar er is niets speciaals te zien. Deze namiddag de laatste wandeling gemaakt (ik kan het niet geloven) in het deel Terra firme van het Amazonewoud. Een fikse wandeling, een stevige klimpartij bij een gezegende temperatuur van een niveau dat men in België vanaf dag 1 als ‘de meest moordende hittegolf sinds het KMI cijfers bijhoudt’. En ik leer weer wat bij. Er staan in het woud onder meer enorme cederbomen. Kathedralen zijn het als je aan hun voetstuk naar boven kijkt. En toch hebben ze een geduchte vijand die hen neer haalt: de houttermiet. Die beestjes lusten cederhout vermengd met termietenspeeksel. Ze beginnen aan hun titanenwerk onder de wortels en ze knagen ze langzaam maar zeker een weg naar de kern van de boom. Ze zijn verzot op het kernhout en ze knagen zich langzaam maar zeker naar de top soms 50 meter hoog. Als de kernhout allemaal opgegeten is, beginnen ze aan de wortels en na vele jaren eten valt de kathedraal om. Morsdood. Ik heb er een ‘bezocht’ De holte in het midden van stam heeft een diameter van 1,60. Mijn gids staat er rechtop in. Ik heb ook een palmsoort gezien, waarvan de jonge bladeren een rood/bruine kleur hebben. Pas later worden ze groen. Als ik terug kom, druipt mijn hemd van het zweet. Ik neem een douche en hoor dat de avond valt. ‘Horen’ is het juiste woord want de brulkikkers (bufo marinus) maken flink van hun oren. Net een bende hooligans. Ik pak in, want morgenvroeg moet ik de hele kalvarieweg terug (kano, auto, boot) en de deadline is 12 uur. Want dan sluit het politiekantoor van Brazilië en ik heb een stempel nodig van die mannen om Colombia terug binnen te geraken. Het kantoor gaat pas terug open om 14 uur, maar mijn vlucht naar Bogotá vertrekt om 14 uur. Best dus goed op tijd vertrekken!
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-04-2016, 02:15 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    04-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zondag 3 april
    03/04 Om vijf uur opgestaan om vogels te gaan bewonderen. Enne… mijn darmflora heeft de veldslag weer gewonnen. Terwijl ik ontbijt fladdert hier met veel gedruis een ara (je weet wel de heel grote kleurrijke papegaaiensoort) voorbij en landt nogal onhandig (zoals een vliegtuig op één wiel) naast mij op de tafel. Ik zie dat zij op zoek is aar iets dat zij kan ‘pikken’ (zoals een losliggend uurwerk of een bril of zo). Zij doet namelijk niet liever dan ermee gaan vliegen. Recht naar de Rio Yavarí om het daar in de stroom te laten vallen. Intussen roept zij in alle toonaarden haar naam : laurAAAAAA, lAUra, laurA, LAURA, LAUAUAURRAAA. Zij herhaalt gewoon het wanhopig geroep van de mensen van wie zij zonet iets ‘geleend’ heeft om mee te spelen. Laura is grotendeels gedomesticeerd omdat zij gehandicapt is. Als jonge ara is zij ergens met één klauw in verstrikt geraakt en om zich te bevrijden heeft zij haar eigen klauw afgebeten. Zij was ten dode opgeschreven maar de mensen van het reservaat hebben haar tijdig gevonden en verzorgd. Zij is als een huisdier. Iedereen praat tgen haar. En ze loopt al mankend achter het personeel aan, pikt in de vlucht eten uit de keuken enz. Dat laatste kan zij omdat de keuken gewoon een onderdeel is van de maloka. Die grote open hut van de indianen; in feite een afdak van 20 op 30 meter. Laura vliegt er gewoon doorheen. We hebben geluk. Het is een mooie dag met open weer en veel zon. Ideaal om natuurfoto’s te maken. Ik zit dan ook een hele dag in een kano, totdat mijn bekkenringen pijn doen. Maar als ik weer een prachtige vogel kan bewonderen, vergeet ik het ongemak. Mijn camera is merkbaar van een superieure kwalitet. De successcore ligt zeker dubbel zo hoog. Grosso modo is nu 1 op 2 shoots (van elk wel 10 foto’s) raak. Uit de losse hand met de beestjes op gemiddeld 20, 30 en 40 meter. De score zou nog beter zijn, mocht ik het autofocus systeem wat beter kunnen doorgronden. Maar ja, dat zal dan voor de volgende reis zijn (Iran misschien?). ’s Avonds met smaak vers gevangen piraña’s gegeten. En ik denk, voilà, nu ondervind je zelf wat het is om opgegeten te worden! Daarna een caiperiña of twee gedronken om de woeste aanvallen van mosquito’s wat te vergeten. Ondanks de vochtige hitte ben ik volledig ingepakt: lange broek, broekspijpen in de sokken, hemd met lange mouwen, kraag omhoog en de blote deeltjes (mijn gezicht, hals en handen nat gespoten met mosquito verdrijver). Netto resultaat : 6 extra beten. Van die venijnige die opzwellen tot een blaasje van 3-4 mm diameter. Ze jeuken behoorlijk en moet eraf blijven, want anders scheurt het blaasje open net als blaar. En open wonden vermijd ik hier best.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-04-2016, 19:03 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zaterdag 2 april
    02/04 Vannacht regende het zo hard dat ik er wakker van werd. Het moet wreed gedaan hebben, want vanmorgen stond alles nog blank. Ik heb tijd om te denken aan de wateroverlast, want om 8:30u komen ze me halen voor de laatste trip van mijn reis: Reserva Natural Palmari. Dat reservaat ligt westelijk van Benjamin Constant, aan de oever van de Rio Yavarí. Die stroom is tevens de grens tussen Perú en Brazil. Het wordt een hele toer om daar te geraken. Eerst mijn visum voor Brazilië regelen. Ze doen moeilijk omdat er in mijn paspoort lege bladzijden zitten tussen de verschillende stempels. Ik haal mijn schouders op en zeg in het Spaans: ik heb dat niet gedaan; het zijn collega’s van u. Na flink wat gezucht komt de verlossende klop van de stempel en kan ik nog eens op Braziliaanse bodem staan en rijden we verder tot in Tabatinga. Daar moet ik de Ria Amazona oversteken tot in Benjamin Constant (waar die rare naam vandaan komt is me een raadsel). Bij het instappen gebeurt het onvermijdelijke. Een vrouw staat niet mooi in het midden van de boot, de boot wiebelt, de vrouw kantelt en grijpt naar mijn beschadigde knie op zich overeind te houden. Ik gil. De vrouw verontschuldigt zich en klopt nog eens zachtjes op de wonde. Ik gil opnieuw. Ik laat haar de foto zien van de wonde en dat realiseert ze zich wat ze gedaan heeft. En ik, ik voel dat de korst terug is open gescheurd. Ai, ai dat is een serieuze tegenslag. Een met modder overdekte pick-up komt me daar ophalen en… rijdt dan naar het plaatselijke benzinestation. Dat betekent hier een houten krat met op de toog een reeks 2 liter plastic flessen met benzine. Een kotje staat te wachten om te ontploffen. Ik ben heel blij dat we weg kunnen vooraleer het spel en de omgeving in brand vliegt. De weg naar Atalaia do Norte is geen asfaltweg, ook geen verharde zandweg, het is niet meer dan een kilometers lange grote roodbruine modderpoel waar de auto zich traag door ploegt. Zo een weg heb ik nog nooit in mijn leven gezien. De bandensporen gaan makkelijk 10-15 cm diep in de modderbrij en op sommige plaatsen zitten er bovendien putten van enkele vierkante meter die erg diep zijn. De chauffeur schuift en glijdt er voorzichtig om heen, om te vermijden dat zijn motor onder water zou lopen. Het lijkt alsof ik een heel vettig parcours veldrijden zit. De modderpartij duurt 1 uur tot we zonder accidenten Atalaia do Norte bereiken. Atalaia is heel vies dorp (opnieuw : met veel negers en halfbloeden). Ik heb de boel daar nog wat smeriger gemaakt, want blijkbaar was er gisteren toch iets niet koosjer met het avondeten. Ben benieuwd hoe mijn darmflora dat varkentje gaat wassen.. Dan stap ik over in een kano van het reservaat Yavarí, die me daar komt ophalen, en scheren we nog een uur over de Rio Yavarí tot ik in het reservaat aankom. Het beeld van de oneindige lichtbruine watermassa afgezoomd met een oneindig doorlopende 20 tot 30 meter hoge groene oerwoudmuur, blijft voor altijd in mijn geheugen geprent. Het contrast met Atalaia kan niet groter zijn. De eigenaar van de lodge is een Colombiaanse Duitser: Axel Antoine Feill. Die heeft hier een Instituto de Desenvolvimiento Socioambiental do Vale do Javarí opgericht om de samenwerking met indigenas gemeenschappen te bevorderen. Ik merk het, want alle personeel zijn indigenas. Op de zoon van Axel na. Die zit hier in opdracht van zijn vader voor een “stage”, zoals hij het zelf noemt. De voertaal is dus nu weer Duits, want Portugees (remember ik zit momenteel aan de Braziliaanse kant van de Rio Yavarí) ben ik niet machtig. De Duitser heeft het reservaat overgekocht van de lokale overheid, want voordien was het plek waar men wetenschappelijk onderzoek deed naar de fauna en flora hier. Ik krijg een goede vogelgids toegewezen en dezelfde namiddag maken we al een eerste kanovaart. Met peddel uiteraard om de vogeltjes niet af te schrikken. Ik bespaar jullie de lijst van de mooie dieren die ik gezien heb. Het gaat bv om Ceryle torquata, Chloroceryle amazona, Dryocopus lineatus, Morpho deidamia enz, enz. Neem het maar aan: ik heb er flink gezien en ongeveer de helft kunnen fotograferen. Wat volgens de ervaringen vn mijn gids een heel goed resultaat is. De meesten raken niet verder dan iets horen maar niets zien. Eén keer versla ik zelfs de gids: een knoert van een uil. Die zat duidelijk niet op de, met de gids, afgesproken plaats. De cabañas zien er van ver mooi en idyllisch uit. Van dichtbij zijn ze wel erg basic om niet te zeggen rudimentair. Een vloer bestaande uit enkele planken met grote spleten tussen (dus best niets laten vallen!) en vier houten wanden met evenveel spleten tussen. Een dak van palmbladeren, een beddenbak en een plastic buis als douche. Elektriciteit is in de hut niet aanwezig. Dus ook geen licht of stopcontact. Eigenlijk is dat wel handig: zo merk ik niet welke beestjes over de vloer en de wanden kruipen. Gelukkig heb ik een degelijk muskietennet! ’s Avonds even krokodilletjes gaan ambeteren: de gids vist de baby’s van a 40 cm uit het water, wij mogen ze dan even vasthouden (liefst één hand rond hun bekje). Ik voel haar hartje wild te keer van de grote schrik. Dus zet ik haar terug in het water en je ziet het diertje in paniek weg zwemmen, recht naar haar moeder om daar met grote krokodillentranen te gaan uithuilen: ma, ze hebben het wééér gedaan. Waarom altijd met mij? En de moeder kroko die dan troostend antwoordt: wacht tot je groot en sterk zal wezen meiske, dan kan je hen dat dubbel en dik betaald zetten. Je zal wel zien!
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-04-2016, 19:02 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdag 1 april
    1/04 Ik word wakker door het vele lawaai in het dorp Puerto Nariña. Blijkt vandaag feest te zijn. Ze vieren het 32 jaar bestaan van het dorp. Een grote optocht waaraan alle organisaties en kleine bedrijfjes deel nemen. Ideaal om wat foto’s te nemen van mensen. Ze kunnen niet neen zeggen of gaan lopen. Dan de publieke bootbus terug naar Leticia. Op de boot maak ik kennis met een prof Spaans aan de lokale universiteit. Ik vraag hem of Spaans nu echt zó moeilijk is dat men het, net als Chinees en Japans, ook aan de unief nog op het leerprogramma staat. Het antwoord van de prof slaat me met verstomming. Hier lokaal kennen de mensen alleen hun dialect. Dat is een mengeling van slecht en slordig Spaans vermengd met de lokale indianentalen. Jij, zegt hij tegen mij, beheerst de Spaanse grammatica beter dan zij. Hier is dus duidelijk nog veel werk aan de winkel, want mijn Spaans is voldoende om te overleven en te discussiëren en gelijk te halen. Telefoongesprekken lukken ook al, maar niet altijd. In Leticia eet ik snel wat, koop nieuwe mosquito verdrijver en bezoek het kleine lokale museum. Prachtige dingen hebben ze daar. Zo bv een pluimentooi van de cacique van de lokale Ticuna’s. Vijftig jaar oud. En erg mooie dansmaskers. Vervolgens vertrek dan terug naar het Natuurreservaat Tinamboca. De tijd die ik eergisteren had was te kort en het was bovendien al te laat om nog fatsoenlijke foto’s te kunnen maken. En er gebeurt wat ik hoop: de zon schijnt en ik krijg een andere gids en een andere route. Prima. Allerlei beesten en beestjes gezien, onder andere zo een rups met heel lange haren die vreselijke jeuk veroorzaken. Ik heb ook die fameuze fluo blauwe reuzenvlinder zien fladderen. Met zijn opengeslagen vleugels gaat het om 7 bij 1O cm. Een gifkikker is ook de revue gepasseerd. Dan terug naar het Aquapark met de meeste vissen van de Amazone rivier. Maar daar vis ik achter het net. Ik kom er net aan als de boel sluit. Dat is pech. ’s Avonds ga ik eten in Tierra Amazonica. Ze serveren daar Dorade. Ik besluit om er een feestmaal van te maken, want de volgende dagen zal het maar magertjes zijn. Ik begin met een Caperinha met mora en dan een Dorade filet gegaard in bananenbladeren. Het is een blok vis van 7-8 cm lang, 3-4 cm dik en 5-6 cm breed. Heerlijk. Zo fijn, dat ik er een tweede bestel, ditmaal gegaard in cocosmelk. Zeker zo lekkkkkkker. En dat alles doorgespoeld met twee lokale biertjes (Club Colombia dorada).
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-04-2016, 14:01 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    02-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woensdag 30 maart
    30/03 Lekker lang genoten van een duur luxekamer, maar om half zeven kan ik niet meer blijven liggen. Na een erg uitgebreid ontbijt (want het wordt weer een moeilijke dag wat het eten betreft) wordt ik naar de luchthaven gevoerd. Met dezelfde shuttle waarmee de piloten naar hun werk worden gebracht. Want dat is me intussen duidelijk: piloten slapen in luxe hotels. Om 14 uur land ik eindelijk op de luchthaven van Leticia. In alle reisgidsen staat dat het niet evident is om hier te raken. Ze hebben gelijk. Eigenlijk ben ik onderweg van gisterenmorgen 4uur, met alle vereiste documenten en reservaties op zak. Maar… zoals meestal: de volhouder wint! Tijdens de landing meldt de piloot dat het daar een gezellige 35 graden is en dat het lichtjes regent. In de luchthaven word ik tegen gehouden omdat ik geen invoerrecht heb betaald. Blijkbaar is Letiticia zo ver weg van Bogotá dat zij zelf belastingen en invoerrechten vast leggen en heffen. Met 20.000 pesos (iets minder dan 7 euro) is dat ook weeral opgelost. Ik kom buiten en er is een wolkbreuk bezig. Het water stroomt bij beken uit de lucht. Warm water! In mijn hotel word ik verwelkomd met een nieuwe jugo. Ditmaal van arazá. Nog nooit van gehoord. Ik kan de vrucht dan ook nog niet beschrijven. Maar de smaak is heel fijn en geraffineerd. Ik krijg een kamer met een kingsize bed en tegelijk wordt er al gevraagd of ik zin heb in Peruaanse ceviche. Ik zeg niet neen. En tien minuten later tuf ik met een tuktuk 5 cuadras verder (‘meer is het echt niet’). Ja dat zal wel. Na 5 cuadra’s kom ik aan een aanlegsteiger ( de’Malecon noemen ze dat hier een beetje eufemistisch) en daar moet ik een gammele houten kano op. Hij koerst naar het midden van de stroom, ter breedte van de Schelde – en och arme maar een zijriviertje van de Amazone). Dan wijst de schipper naar bakboord en zegt ‘daar begint Brazilië’, dan naar stuurboord en zegt ‘daar begint Perù’ en achter ons ligt Colombia. Het fameuze drielandenpunt. We steken de grens over met Perú en gaan in een restaurant nog eens echte ceviche eten: een torenhoge schotel. Echt waar, ik heb er een foto van genomen. Uitstekend van smaak. Ben benieuwd wat mijn darmen er zullen van vinden. Dan terug naar Colombia, naar de serpentaria (het slangenhuis) van het Tanimboca reservaat. Ik kom daar aan om 17 uur. Eigenlijk weer een uur te laat. Maar ja, ik kan niet toveren. Ik sta daar vol bewondering te kijken naar zo een gigantische hut van bamboe en bladeren, wel 20 meter hoog. Op de achtergrond hoor ik ze zeggen dat het serpentarium niet meer bestaat: de slangen zijn ontsnapt! Maar ze hebben een alternatief: een boswandeling. Ik heb geen ander alternatief en stem in. De gids en ik zijn geen 20 meter verder of ik realiseer me dat het oerwoud zich rond mij sluit en opslokt. Ik kan het gevoel niet anders omschrijven. Ik sta hier even voor valavond onvoorbereid in een short (omwille van mijn kniewonde), en een t-shirt met korte mouwen. Het enige wapen dat ik bij heb is een lokaal muskietenverdrijver (un repelente’). Ik sproei me goed in en ploeter moedig door de grote modderpoel (want dat is de Amazone), goed oplettend of er geen mug op mijn blote armen of benen neer strijkt. Ik heb de wandeling van een uur zonder grote schade doorstaan. Ondanks drie sproeibeurten heb ik toch nog een tiental muggen naar het muskietenparadijs moeten sturen. Die hadden allicht een verstropte neus. Ondanks de invallende duisternis toch nog ’t een en ’t ander gezien: een klein bruinrode kikker van 1,5 cm en een gele gifkikker ( die beestjes zijn amper 2-3 cm lang maar springen makkelijk 1 meter ver. Ik sprong bijna mee van het schrikken. En de gids houdt halt bij een schril boompje. De naam is Caponero. Van de schors maken de indianen een brij tegen allergieën. De gids zegt dat zij hem hiermee van een piña allergie hebben afgeholpen. De schors schilfert in dunne velletjes af en ze heeft een licht bruin/oker kleur. Alhoewel de wandeling te laat en te kort was, ben ik er erg mee opgezet: de wonde aan mijn knie is dicht en ze is dicht gebleven. Dat is een hele opluchting! En ik heb geen muggenbeet op de korst gekregen. Dat is ook mooi mee genomen. ’s Avonds ga ik in de buurt een pizza eten. Ik neem een vegetarisch exemplaar, kwestie van eens wat groenten te eten. De Colombianen blijken zelfs suiker bij de groetenpizza te doen, verdorie!. En nog niet een klein beetje!
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-04-2016, 05:36 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Donderdag 31 maart
    31/03 Vandaag staat een excursie op de Amazone rivier op het programma: van Letitia westwaarts tot in Punto Nariño. Met enkele tussenstops onderweg. Veelbelovend, alleen over het vertrekuur is er nog wat onenigheid: 6:30u, 7 u, 7:30, 8u en 8:30. Ik sta voor alle zekerheid maar op om 6 uur, mijn gewoon uur. Ik pak alles in, ontbijt met een beker met weer een nieuw fruitsap. Nu is het Camocamo. De vrucht lijkt op kleine druifjes en ze geven een rosé sap af, maar met meer smaakt dan de Franse rosé. Om half acht gaat de dueña van de bed en breakfast naar de Malecon van Leticia. Een legendarisch begrip in La Havana, maar een groezelige buurt in Leticia. Na een half uur wachten moet ik formulieren invullen (dat is een goed teken) en ik word naar een veredelde metalen kano geleid. Ik zat daar helemaal alleen. Verdacht, want ik weet dat in een georganiseerde tour stap voor één dag. Maar uit de palavers (ze denken allemaal dat ik geen woord Spaans versta maar ze dwalen!) verneem ik dat de groep heeft afgehaakt wegens al te enthousiaste algemene buikloop. Ze willen de tour daarom afgelasten. Ik protesteer en met het argument dat de diarree mensen hun tour vooruit betaald hebben (ik gok uiteraard) en dat het bijgevolg voor het bedrijf geen punt is of ze fysisch nu deelnemen of niet, gaan ze overstag. Maar ik moet wel overstappen naar een kleinere boot. Lijkt me logisch, dus aanvaard ik het compromis. Maar… dan begint het. De reispapieren kloppen niet meer en moeten helemaal van vooraf aan vernieuwd worden. En daarmee moeten ze naar een kantoor dat aan de andere kant van het stadje ligt. Goed om half negen is de administratieve rompslomp in orde en we vertrekken. Maar dan moet ie - echt niet te voorzien- benzine gaan kopen. We zijn geen 500 m op de Yacuaracaca (want een naam – ik ben drie maal moeten herbeginnen met hem te noteren), een bijrivier van de Amazone of de motor valt uit. De diagnose luidt dat er een onverlaat water in de benzine tank gegooid heeft. Terug en dan gebeurt er iets raars. Ze hevelen de tank van het bootje over naar een vat en herhalen dat proces twee maal. Hoe ze daarmee water kunnen scheiden van olie is me niet duidelijk. Maar ja ik ben geen chemicus en bovendien geen Colombiaan. Maar wonder boven wonder de motor start opnieuw! We vertrekken opnieuw, maar niet inde goede richting. Hij moet nu eerst nog een lading goederen oppikken voor de haltes onderweg. Dan mot ie nog eens terug voor zijn gsm! Het effectieve vertrekuur is half tien! Stalen zenuwen moet ne mens hier hebben. Eerste stop is Porto Algería. Eeen indianengemeenschap, zoals ze dat hier noemen, met flink wat half gedomesticeerde wilde dieren. Een mico perosa ( een mini-luiaard), twee soorten aapjes (churuco en mico titi), een chiquiro (een waterzwijn), een anaconda van twee meter, een nutria (een soort fret), en een tigrillo (een mini tijger). Tweede stop is Isla Micos. Het apeneiland. Er wonen daar naar het schijnt meer dan 200 soorten. Maar op het traject waar de toeristen mogen komen, wemelt het van één enkele soort. Een vrijpostige soort mico titi. Maar een andere familie van die van de eerste stop. Deze zijn vingervlug en doen niet liever dan hoeden, brillen, fototoestellen ed te stelen. Ik neem mijn voorzorgen, maar die beestjes van amper 20cm hoog springen gewoon op mijn hoofd, mijn schouders, mijn rug en zo voort. Ik schud ze van me af, vooraleer ze iets kunnen pikken. Plezant voor eventjes, maar niet direct mijn ding. Derde halte is een ander indianendorp: Macedonia van de Ticuna stam. Om hun koopwaar aan te bieden hebben ze een enorme hut gebouwd. Een maloka, waar ze vroeger hun algemene vergaderingen dan de stam hielden. Helemaal opgetrokken in hout en met een dak van palmbladeren. Enkele vrouwen in namaak traditionele kledij , zingen en dansen een welkomlied in hun taal. Lijkt erg veel op chinees verdorie! Als begeleiding hebben ze een mono-trom en gerammel van schelpen. Aan de rio Roleto Yaku krijg ik een middagmaal voorgeschoteld van Pirarucu vis. Een Amazone vis die naar het schijnt 2-3 meter lang kan worden. Goed maar niets speciaal. Lijkt op kabeljauw. Dan varen we verder naar het Lago Tarapoto op zoek naar roze dolfijnen. In de Amazone leven namelijk twee zoetwater dolfijnsoorten: roze en grijze. De roze wordt makkelijk 7 meter lang. De grijze is kleiner en minder beweeglijk. Hij kan bijvoorbeeld zijn hoofd niet afzonderlijk bewegen. De grotere roze kan dat wel en bij overstromingen waagt de roze zich dan ook in ondiep water in de ondergelopen bossen. Dolfijnen bekijken is een tijdrovende bezigheid. Het duurt een half uur vooraleer ik er een zie. In alle vorige gevallen keek ik net even niet in de juiste richting. En dan zag ik alleen nog veel luchtbellen en opspattend water. Degene die zie is een grote roze die half uit het water wipt. Een ferm beest zeg! Iets later zie ik ook een grijze. Fotograferen is er niet bij. Als je er een ziet boven komen, kom je te laat want de volgende seconde is ie terug verdwenen. En ik weet maar één ding met zekerheid: in de buurt van de dezelfde plaats waar hij boven kwam, komt ie niet terug. Hij kan intussen makkelijk 100 meter verder zitten. En dan kom je weer te laat, want de waterplas is erg groot. Dan breekt een onweer los en de motor valt opnieuw uit. In het midden van een meer. Al goed dat het niet op de Amazone gebeurt. De stroming is hier erg sterk en in enkele minuten ben je al honderden meters mee gesleurd. Te midden van allerlei pijn van het woud §(takken en hele bomen zen). Kortom gevaarlijk om de kapseizen. Tegen ik goed doorweekt ben, krijgt ie de motor terug aan de praat. Hij zet me af aan mijn hotel vertrekt. Ik loop achter hem en vraag hoe ik begot moet terug geraken. Hij weet echter van niets. Dat ziet er niet goed ui; helemaal alleen op de Amazone en op 2-3 uur varen naar Leticia. Ik probeer te bellen naar de bootmaatschappij, maar de dekking van Mobystar blijkt hier geen dekking te hebben. Dus bel ik bel met de gsm van de uitbaatster van mijn hotel. Ik moet blijkbaar de bootbus terug nemen. Het ticket is al betaald aan AlbertOOOO. Laat ons hopen dat het werkt, want ik heb geen enkel papiertje. ’s Avonds kan ik kiezen voor vlees of vis. Het vlees is hier echt niet te pruimen en we zitten boven op de Amazone. Dus kies ik ondanks de35° en de 85 % luchtvochtigheid (gecheckt) voor vis. Ik krijg me daar een filet van wel 300gr op mijn bord met een doorsnee van een zwaardvis. Dorade blijkt hier een wel erg grote vis te zijn: één a twee meter!. Het vlees van de vis met een oranje limoen erbij smaakt heerlijk! En dan twee maatbekers lulo sap. Waw.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-04-2016, 00:00 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    30-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dinsdag 29 maart
    29/03 Voor de verandering nog eens vroeg opgestaan: 4:20u. Mijn vlucht van Pasto naar Bogotá is pas om 8 uur, maar ik moet me 2 uur vooraf aanbieden (de administratie voor de check in en de ‘after check’ is enorm) en de rit naar de luchthaven vergt 1 uur. Dan nog wat extra ruimte voor de taxi en zo kom ik uit op dit ontiegelijk uur. Ik ben gisterenavond dan ook om 9 uur gaan slapen. Door het vroege uur heb ik niet alleen mijn ontbijt in het hotel gemist, maar ook een cuy maaltijd gisterenavond. Ik had gisteren een restaurant gevonden dat reclame maakte voor ‘platos tipicos’. Ik stapte vol verwachting het restaurant binnen onmiddellijk na het openingsuur. Dat wil zeggen om half acht in plaats van 7 uur. Ik was de eerste klant. Op de menukaart staat inderdaad cuy met een hele uitleg hoe goed dat beestje heeft mogen leven, welk lekker eten het allemaal gekregen heeft en dat het een snelle dood gestorven is. Na de hele litanie staat er in nog kleinere lettertjes bij ‘cocinos 40 min). En ja, het wordt langzaam gegaard ook nog. Ik roep de oberin en vraag haar of er enige kans bestaat dat ik dat lief beestje vóór 8 uur op mijn bord krijgt. Geen dus. Vermits ik om 9 uur in mijn bed wil, vraag ik naar een andere regionale gerecht dat ze me kan aanraden. Allemaal OK tot het bord verschijnt: drie stukjes hééééél goed doorbakken vlees met langachos en… popcorn. Dit is de eerste maal in twee maand dat ik rommel op mijn bord krijg. Dat valt eigenlijk nog mee. De cuy kan er maar gelukkig om zijn. Mijn taxi verschijnt te vroeg op het appél. Waar gaan we dat schrijven! Bovendien verloopt de rit naar de luchthaven veel sneller dan de heen rit. Niet alleen door het vroege uur, maar vooral omdat de chauffeur als een gek door de vele bochten scheurt. Ik ben dan ook de eerste op de luchthaven. Een vreemd gevoel, net alsof ik op een verkeerde luchthaven sta. Na een half uur verschijnt het personeel en kan ik inchecken. Een exit stoel wegens mijn knie kan ik ditmaal niet versieren. De man achter de balie vindt het geen afdoende reden. Ik berust er in, verzamel nog wat stempels voor de ‘after check’ door de politie en wacht af. Plots wordt mijn naam omgeroepen. Ik voel de bodem onder mijn voeten weg zinken. Bij de herhaling hoor ik dat ik me niet bij de politie maar aan de incheck moet aanmelden. Daar vertellen ze me dat mijn vliegtuig nog in Bogota staat met technische problemen en dat ik daardoor mijn aansluitende vlucht naar Leticia zal missen. Ik heb nochtans 4 uur (!) speling. Ze bieden me een hotelkamer aan in Bogota en een overboeking van mijn ticket van Bogota naar Leticia naar de volgende dag. Al mijn pogingen om een uitweg te vinden stranden op een zucht: neen er is geen latere vlucht naar Leticia; neen een overboeking van mijn ticket van Pasto naar Bogotá naar de andere luchtvaartmaatschappij gaat niet want de twee maatschappijen hebben geen conventie hieromtrent. Ditmaal strand ik tot aan mijn nek in de Colombiaanse bureaucratie. Daarmee is aangetoond dat ik een denkfout heb gemaakt met naar Pasto te komen. Op de landkaart lijkt het allemaal erg logisch: ik vertrek vanuit Villaveija naar Pasto (Zuidwest). Dat ik daarvoor een tussenlanding moet maken in Bogotá neem ik er voor lief bij. En twee dagen later vlieg ik van Pasto naar Leticia (nog meer naar het Zuiden, maar dan Zuidoost). In het uitgewerkte programma van mijn Agentschap staat dat ook zo uitgelegd. Tot ik de tickets in handen krijg. Dan blijkt dat Bogotá geen tussenlanding is, maar de hub voor ALLE vluchten. Ik vlieg met andere woorden van Bogotá naar Pasto en twee dagen daarna van Pasto terug naar Bogotá en vandaar naar Leticia. Je kan het niet complexer indenken. Zelfs met een speling van 4 uur is dat in een land als Colombia om problemen smeken. Als ik het op voorhand geweten had, zou ik de uitstap naar Pasto geschrapt hebben van het programma. Maar ja, als als als, als mijn koe een kat was kon ik ze melken aan de stoof. Tegen 14 uur sta ik terug in Bogotá. Daar zoek ik de klachtendienst van Avianca (de luchtvaartmaatschappij met de defecte Boeing). Ik leg de zaak op mijn gemak in het Spaans uit en ze komen met een voorstel af: ze bieden me een gratis overnachting met middag- en avondmaal en ontbijt aan. En het transport van de luchthaven naar het hotel en de volgende dag terug. Ik stem in en een uur later word ik afgezet in een poepchique hotel van de Movich keten. Ik neem onmiddellijk mijn middagmaal (twee keer want ik heb grote honger) en spring dan in een taxi om de twee musea die ik in het begin van mijn reis niet (Museo de Trajes regionales) of maar half (Museo Nacional) hebben kunnen bezichtigen, met een bezoekje te vereren. Het eerste is een moeilijk geval. In de eerste dagen van mijn verlof heb ik twee maal voor gesloten deuren gestaan. Ook nu moet ik rap zijn want om 16:30 sluiten ze weer en het is al 15 uur en de taxi moet zich nog door het verkeer van een miljoenenstad wringen. Maar het lukt omdat minder en kortere files zijn, want zo dadelijk begint de voetbalmatch Colombia tegen Ecuador. Om half vier geraak ik in het museum. Om kwart over vier komen ze aan mijn mouw trekken. Ik moet buiten want ze willen stoppen om 16:30 uur. Het is een klein maar wel heel mooi museum. Ik ben net op tijd klaar. Tot slot nog een taxirit van een half uur naar het Museo Nacional in het Noordoosten van de stad. Daar had ik in januari de goudkluis en de afdeling pre-colombiaanse kunst gemist. Allebei wondermooi. Blij dat ik ben terug gekeerd. En zo luk ik erin om de eerste ernstige tegenslag op deze reis in extremis nog om te buigen tot een positieve ervaring. Het enige wat ondanks al mijn inspanningen niet lukt is de genezing van mijn kniewonde. Het genezingsproces gaat tergend langzaam en de wonder is nog steeds niet helemaal dicht. Het is me een raadsel, want wonden genezen bij mij altijd erg snel en zonder veel hinder. Nu niet, amaai. De heel dosis antibiotica heb ik opgegeten (volgens mij nutteloos want de wonde was en is –ondanks het vreselijke uitzicht- nooit ontstoken geweest) en ik dek ze dagelijks af met een ontsmettende spray die de wonde ook afschermt. Maar eigenlijk kan de wonde nog steeds geen wrijving van een broekspijp verdragen. Ik zal goed moeten opletten in de Amazonas. Ik denk dat ik overdag de short gaan aandoen en ’s avonds als de musquitos komen, de lange.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-03-2016, 04:03 geschreven door Mark  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 29/11-05/12 -0001
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs