1. Wat zijn de wettelijke bepalingen rond de armoede grens in België?
1.1 Wat is (kans)armoede
Armoede is een netwerk van sociale uitsluiting dat zich
uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan
(L.Hamans). Toch is er geen één bepalende maatstaaf om te weten of iemand
kansarm is. Zo kijkt kind en gezin niet enkel naar het inkomen. Zij houden
rekening met meerdere factoren. Namelijk het beschikbaar inkomen, de opleiding
van de ouders, de arbeidssituatie van de ouders, het stimulatieniveau, de
huisvestiging en de gezondheid (www.kindengezin.be).
In de beleidsnota over armoede bestrijding van 2014-2019 vinden we volgende informatie
terug. Voor deEU2020 is er een nieuwe armoede indicator opgesteld. Iemand die
voldoet aan minsten één van de drie voorwaarde leeft in armoede.
De 3 voorwaarde:
-
Hij of zij leeft in een gezin met een inkomen
onder de nationale armoederisicodrempel: alleenstaanden: 1.074 en koppels met
twee kinderen: 2.256 (F. Saeys)
-
Hij of zij leeft in een gezin met ernstige
materiële deprivatie. Het gezin mist minstens vier items uit de lijst van negen
basisitems wegens financiële redenen. (De negen items: een week vakantie
buitenshuis per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch
alternatief om de twee dagen, een wasmachine, een kleuren TV, een telefoon/
GSM, een auto, de rekeningen voor huur, hypotheek, nutsvoorzieningen of andere
aankopen kunnen betalen, het huis gedelijk kunnen verwarmen, beperkte
onverwachte financiële uitgave (900 euro) kunnen doen).
-
Hij of zij is jonger dan 60 en leeft in een
gezin met een zeer lage werkintensiteit.
(L. Homans (2014). Beleidsnota armoede bestrijding 2014
2019)
1.2 armoede in cijfers
Volgens de cijfers van de algemene directie statistiek
statistics Belgium heeft 20,8% van de Belgen risico op armoede of sociale
uitsluiting.
Als we naar de beleidsnota gaan kijken hebben 680.000 personen in België een
lager inkomen dan de armoede grens. De armoede grens bedraagt in België
973/maand voor een alleenstaande en 2.044/maand voor een gezin met 2
kinderen. Van de 680.000 personen leven 50% in langdurig armoede. In 2012 gaven
15,3% (960.000 personen) mensen aan moeilijk rond te komen met hun inkomen.
Deze cijfers liggen nog hoger in Brussel. In Brussel leeft 1/3 van de personen
onder de armoedegrens, hiervan is 5% afhankelijk van een inkomen van het OCMW.
Kinderarmoede is in Brussel eveneens een groot probleem meer dan 1/5 kinderen
leeft in een huishouden zonder inkomen uit werk. Kinderarmoede in cijfers: in
2012 leefde 10,9% en in 2013 11,2% kinderen in een huishouden zonder inkomen
uit werk. 9,5% van de jongeren tussen 18 en 24 jaar leven van een leefloon.
(L. Homans (2014). Beleidsnota armoede bestrijding 2014
2019)
2. Sta als school sterk tegen kansarmoede
2.1. alleen financiële armoede?
Op school zitten niet enkel kinderen met financiële armoede.
We merken dat bij allochtone de taalarmoede een grotere rol speelt. De mensen
spreken de Nederlandse taal niet, waardoor ze beginnen in het onderwijs met een
achterstand. De ouders spreken vaak geen Nederlands, waardoor ze moeilijker
werk vinden en geen vast inkomen hebben. Dus in eerste instantie kan de school
werken rond de taalarmoede van de leerlingen en de ouders motiveren om
Nederlands te leren.
(interview Jane Price).
2.2. Mogelijke maatregelen
Er zijn 6 grote factoren waar een school aan kan werken om
sterk te staan tegen kansarmoede
1. Oprichten van een werkgroep kostenbeheersing
Deze werkgroep kan de beheerskosten van de school bekijken
en nieuwe maatregelen suggereren op het jaarlijks overleg. Zo krijgt de school
een beter zicht over de problematiek van de school.
2. Organiseren van een kostenbeleid
Dit kan georganiseerd worden door een vast financieel team
van de school. Er kunnen twee vaste vertrouwenspersonen aangesteld worden, die
een aanspreek punt vormen voor de ouders. Ze kunnen een lijst opstellen van de
verwachte schoolkosten per jaar, deze lijst moet jaarlijks bekeken en geoptimaliseerd
worden. Het financieel team kan ook een sociale kas oprichten, deze kan
aangesproken worden voor gezinnen die de rekeningen niet direct kunnen betalen.
Hierdoor kunnen de gezinnen uitstel van betaling krijgen en kan er op een
rustige manier gezocht worden naar een oplossing zonder dat de school in
geldproblemen komt. De kas kan ook de kosten drukken van meerdaagse uitstappen.
Als laatste kan het financieel team ook hulp bieden bij het invullen van de
aanvragen voor schooltoelage.
3. Betrekken van de ouders
De school kan ervoor zorgen dat de kansarme ouders voldoende
gehoord worden over het kostenbeleid van de school. Dit is echter niet evident
omdat de ouders moeilijk te bereiken zijn via de klassieke kanalen. Dit komt
door de schaamte. De school moet goed nadenken voor de deze stap zet, of de
ouders wel voldoende kunnen gehoord worden. Als kansarme ouders hun mening gaan
geven en hun situatie uitleggen, zonder gevolgen kan dit een negatief beeld
geven over de school bij de ouders. Wat denk je dan over gratis onderwijs voor
kansarme gezinnen? Dit is ook niet de oplossing, want ouders willen vaak
betalen voor hun kinderen. Als ze niets moeten betalen zal de drempel nog hoger
liggen. De eigenwaarde zal hierdoor ook aangetast worden. Het is beter om een
kleine bijdrage te vragen aan de ouders. Als school kan je de ouders ook de
keuze geven over waar ze hun aankopen doen voor de schoolspullen. Zo krijgen de
ouders zelf de kans om een goedkoper alternatief te zoeken zonder direct aan de
school te moeten meedelen dat ze het niet kunnen betalen. Scholen moeten ook
vermijden om incassobureaus in te schakelen. Omdat deze bureaus vaak extra
kosten aanrekenen en dreigen met gerechtelijke stappen. Een gezin in armoede
zal de factoor vaak niet met opzet laten liggen, maar uit geldnood. Beter is om
deze situaties te proberen regelen via sociale diensten of vertrouwenspersonen,
deze kunnen in dialoog gaan met de ouders en naar een oplossing zoeken.
4. Aandacht voor schoolfacturen
Als een school meer betaalmethodes aanbieden voor de ouders
(cash, overschrijven, domiciliering) merken we een daling van onbetaalde
facturen. Deze positieve trend geld ook voor meerdere kleine facturen in plaat
van enkele grote facturen. Te veel facturen is dan ook weer niet goed, de
school moet hier een evenwicht in vinden. Facturen in het begin van de maand
hebben ook meer kans om betaald te worden dan facturen op het einde van de
maand. Gespreide betalingen kan ook een oplossing zijn voor ouders, want te
veel facturen op korte termijn kan voor problemen zorgen. Naast het gespreid
betalen kan een school overwegen om een spaarsysteem voor ouders in te voeren.
Zo kunnen ouders elke maand een klein bedrag betalen in plaats van in een keer
het hele bedrag. Een school moet ervan bewust zijn dat niet elke ouder controle
heeft over zijn eigen inkomen. Hiervoor is het goed dat de school contact zoekt
met de schuldbemiddelaars in samen spraak met de ouders. De ouders worden ook
graag geïnformeerd over de afspraken. Stuur daarom ook al de facturen naar de
ouders en de schuldbemiddelaars. Cash betalen kan ook een oplossing bieden voor
sommige gezinnen in armoede, niet iedereen heeft echter een zichtrekening. Als
school kan je vaste dagen en uren afspreken om cash te betalen.
5. Les en schoolmaterialen
Zoek als school niet te vlug naar digitale oplossingen, niet
elk gezin beschikt over een computer, internet of een printer. De inkt is
bovendien ook zeer duur. Digitale taken maken en afdrukken is voor de
leerkrachten vaak handig, maar niet voor elke leerling evident. Zorg ervoor dat
de leerlingen op school gebruik kunnen maken van een computer en een printer.
Voor kansarme kinderen kan er een betaalsysteem bedacht worden waardoor het
printen goedkoper is. Als school kan je kiezen voor slim schoolmateriaal. Dit
wil zeggen materialen die zo lang mogelijk kunnen gebruikt worden in de
verschillende jaren.
6. Activteiten buiten school
Maak als school de uitstappen zo goedkoop mogelijk. Zoek
naar creatieve oplossingen. Bijvoorbeeld met de fiets gaan, locaties in de
buurt kiezen, locaties met interessante kortingen voor scholen,
. Wat je niet
mag doen is aan de leerlingen een keuze aanbieden tussen een gratis en een
betaalde activiteit. Hierdoor creëer je onbewust een mechanisme van
uitsluiting.
(brochure: maak je sterk tegen armoede).
7. Een sterk inschrijfteam.
Deze bestaat best uit mensen die opgeleid zijn om kansarme
gezinnen te detecteren en voldoende kennis hebben over de financiële steun die
de ouders kunnen krijgen voor het onderwijs van het kind. Zorg eveneens voor
een warm onthaal tijdens het inschrijven, zodat de mensen zich welkom voelen.
Zo is de drempel voor de ouders lager.
8. Creëer een veilige omgeving.
Zorg voor een warme school, vertrouwen. Spoor ouders aan om
langs te komen op school. Je kunt bouwen aan de brede school. Dit is een school
die samenwerkt met de jeugdbeweging, sportclubs, kinderopvang,
. Zo krijgen
de leerlingen en de ouders de kans om deel te nemen aan het sociaal leven van
de buurt.
9. Bouw een stevige studie(keuze)begeleiding uit.
Zorg er als school voor dat je een goede materiële
omkadering hebt. Bijvoorbeeld een studie ruimte, computerlokalen,
. Als
leerkracht kun je het taalgebruik aanpassen. Leerlingen in armoede gebruiken
weinig beeldtaal. Maak je uitspraken concreet met voorbeelden en laat de
leerlingen vaak aan het woord. Als
school kun je inzetten op studiekeuzebegeleiding. Hierdoor wordt het
watervaleffect tegengegaan en krijgen de leerlingen een eerlijke kans in het
onderwijs.
10. Roep de hulp in van specialisten.
Schakel ervaringsdeskundigen in, benut expertise van het
middenveld (CLB, LOP), werk samen met externe hulpverleners (OCMW).
(klasse: kansarmoede)
11. Inzetten op taal.
Het
beheersen van de landtaal is noodzakelijk om deel te nemen aan de maatschappij.
Hieraan kan in de kleuterklas op verschillende manieren aan gewerkt worden.
Namelijk door een goede klasinrichting, de materialen, aangepaste activiteiten,
het bieden van spreekkansen en door in te spelen op wat kleuters zelf zeggen.
(Kleine kinderen, grote kansen. Hoe kleuterleraars leren
omgaan met armoede en ongelijkheid.)
12.
Wordt bewust van de moeilijke momenten voor kinderen op school.
1) De
eerste schooldag
Zie de vakantie ruimer als enkel op reis
gaan. Kijk als leerkracht niet neer op andere soorten van ontspanning. Voorzie
verschillende basismaterialen in de klas. Bijvoorbeeld potloden, stiften,
.
2) Geldophalingsmomenten
Belast het kind zo weinig mogelijk met de
rekeningen. Discretie is belangrijk. Voor grotere uitgaven kan je een spaarplan
opstellen. Je kunt ouders kleinere bedragen laten betalen maar meerdere keren
op het jaar. Bij problemen kan je samenwerken met gespecialiseerde diensten.
3) Drink
en eetmomenten
Laat ouders grotere verpakkingen kopen en
een deeltje in een doosje steken. Dit komt goedkoper uit. Laat de leerlingen
water van de kraan drinken uit een leuke beker.
4) De
speelplaats
Bespreek met de kinderen wat ze kunnen
spelen, biedt kansen tot motorische ontlading, het sociaal gedrag observeren,
aandacht voor pestgedrag, tijd nemen om conflicten op te lossen.
13.
Welbevinden en betrokkenheid stimuleren.
De leerlingen kunnen last hebben van stress door de
thuissituatie en hierdoor zich niet goed voelen in de klas. Wanneer het
welbevinden van de leerlingen in de klas hoog is en de leerlingen betrokken
bezig zijn, zullen de leerlingen bijleren. Hierdoor kunnen ze hun achterstand
van thuis wegwerken. Wanneer de leerkracht hier geen aandacht voor heeft,
bestaat de kans dat de leerlingen nog harder achterlopen. Zo krijgen de
leerlingen geen gelijke kansen in het onderwijs.
(Boek:
omgaan met kansarmoede in de basisschool.)
2.3 een brede school
De wereld wordt steeds complexer. Hierin opgroeien is niet
meer evident. We krijgen steeds meer te maken met armoede, diversiteit en
sociale ongelijkheden. Toch verdient iedereen gelijke kansen. Deze kansen
beginnen al op jonge leeftijd. Om hiertoe als school bij te dragen is het
mogelijk om van de school een brede school te maken.
Een brede school is een school streeft naar maximale
ontwikkelingskansen voor iedere leerling. Een brede school is een actief
netwerk van organisaties uit verschillende sectoren met een gemeenschappelijk
doel. De maximale ontwikkeling van de kinderen stimuleren.
De partners van een brede school zijn allemaal gelijkwaardig
en baseren zich op vertrouwen. Ze streven allen dezelfde doelen na en rekenen
op het engagement van de medewerkers. Doordat de partners evenwaardig zijn is
er ook sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Niet elke brede school heeft exact dezelfde visie. Elke
brede school kiest deze zelf samen met passende doelstellingen, werkvormen,
aanbod,
. Bij het opstellen van de visie moet worden rekening gehouden met de
schoolpopulatie, de achtergrondkenmerken van de kinderen, ouders en
buurtbewoners, de bevolkingssamenstelling van de wijk en de aanwezigheid van
voorzieningen.
Een brede school is nooit af, maar is voortdurend in
beweging.
(visie tekst een brede school)
2.3 Wat met de school voor de leerkrachten?
Niet
enkel scholen kunnen zich sterk maken tegen kansarmoede, ook de
lerarenopleiding kan de toekomstige leerkrachten bewust maken van de
problematiek.
Ten eerste hebben de leraren een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Hierdoor is het belangrijk om krachtige leeromgeving te leren creëren.
Ten tweede moet er aandacht zijn voor
diversiteit in de opleiding. Dit kan gerealiseerd worden door stage, lessen,
projecten,
Uit onderzoek is
gebleken dat de leraren opleiding kampt met een transfer probleem tussen
theorie en praktijk. Vooral als het over kinderarmoede gaat en sociaal-
culturele omgang. Het blijkt dat de toekomstige leerkrachten slecht scoren op
breed observeren en hun handelingen kritisch reflecteren.
Hiervoor zijn enkele oplossingen aangereikt.
Ten eerste uitgaan van praktijk in plaats van leerstof. Opgelet, meer praktijk
is niet hetzelfde als betere praktijk. Dit kan aangeboden worden in diverse
stagescholen.
Ten tweede aandacht voor leren reflecteren in de opleiding.
Als laatste de nadruk leggen op onderzoek in de opleiding. De leerlingen leren
een gericht en gefundeerd onderzoek te leren uitvoeren.
(Kleine kinderen, grote kansen. Hoe kleuterleraars leren
omgaan met armoede en ongelijkheid.)
3. Sta bewust voor de klas
Het is niet enkel aan de school om maatregelingen te
treffen. Als leerkracht kan je zeker ook het verschil maken. Voor gezinnen die
in armoede leven zijn alle kleine besparingen welkom. Daarom moet je als leerkracht
bewust worden van de uitgave die ouders doen. Je kunt hier door kleine tips de
ouders enkele euros doen besparen. Als leerkracht moet je niet enkel
financieel bewust voor de klas staan. Als leerkracht kun je helpen om het
contact tussen de ouders en het school te verbeteren.
Tips:
-
Kaften met gratis papier dat je in de brievenbus
krijgt (interview Jane Price)
-
Werken met een koekendoos (bevraging leerkracht
Mater-Dei)
-
Werken met een drinkbus (bevraging leerkracht
Mater-Dei)
-
Afspraken rond traktatiebeleid (interview Jane
Price)
-
Vragen om leerlingen op tijd en frequent naar
school te sturen (bevraging Mohamed Ridouani)
-
Positief standpunt ten opzichte van het
Nederlands ((bevraging Mohamed Ridouani)
-
Geloof in het kind
-
wees oprecht
-
beperk de druk op de thuissituatie
-
verplicht kleuteronderwijs. (onderzoek Albert
Janssens)
|