De vrouw die later Moeder Teresa zou worden genoemd werd in 1910 geboren als Agnes Gonxha Bojaxhi, in het deel van het Ottomaanse Rijk dat nu Macedonië is. Zij groeide op in een welvarend Albanees gezin dat in tegenstelling tot de meeste Albanezen het katholieke geloof aanhing.
Agnes kon goed leren en ging graag naar de kerk. Op haar twaalfde wist ze al dat ze haar leven in dienst van God wou stellen. Toen ze 18 werd trad ze toe tot de orde van de Zusters van Loreto en koos ze de naam Zuster Teresa, die verwijst naar Teresia van Lisieux, een Franse heilige.
Zuster Teresa werd naar India gestuurd als lerares en werd in Calcutta directrice van een school voor meisjes uit de middenklasse. Ze was geschokt door de extreme armoede in de sloppenwijken en kreeg volgens haarzelf een directe opdracht van God. Ze moest haar middenklasse-schooltje verlaten om de allerarmsten te gaan helpen. Na de onafhankelijkheid van India in 1948 kreeg zuster Teresa van haar meerderen toestemming om deze roeping te volgen. Ze ging naar de sloppenwijken van Calcutta om baby's te wassen, wonden te verzorgen en kinderen te leren schrijven. Al snel kreeg ze hulp van anderen en samen met twee Belgische jezuïeten stichtte Teresa haar eigen organisatie, de Missionaries of Charity, de missionarissen van naastenliefde. Intussen werd Teresa door de kinderen niet Zuster, maar Moeder Teresa genoemd.
De Missionaries of Charity leefden heel sober en stichtten in Calcutta een aantal opvanghuizen voor vondelingen en lepra-lijders, en voor mensen die, zoals daar gebruikelijk was, op straat lagen te sterven.
De organisatie groeide snel, verspreidde zich over de hele wereld en Moeder Teresa werd internationaal bekend. Voor veel mensen werd zij, met haar kleine gestalte, haar gerimpelde gezicht en eenvoudige witte sari, het ultieme symbool van naastenliefde en zelfopoffering. Hoewel zij haar werk ongetwijfeld uit naastenliefde en met veel toewijding deed, was er ook veel kritiek op haar werkwijze. In plaats van de Indiase bevolking te helpen om voor zichzelf betere omstandigheden te creeren, verheerlijkte zij hun armoede en hun lijden. Zij deed dit omdat het zowel de armen als haarzelf dichter bij het lijden van Jezus zou brengen. Omdat op de foto gaan met Moeder Teresa een flinke opsteker voor iemands image kon betekenen, werd ze bezocht of uitgenodigd door rijken over de hele wereld. Ze nam hun geld gretig aan, ook al was het soms afkomstig van dictators en oplichters. Ondanks de vette bankrekening van de Missionarissen van Naastenliefde, was hun hulp aan de zieken minimaal. De omstandigheden in de ziekenhuizen waren vreselijk en zelfs simpele zaken als pijnstillers werden niet verstrekt. Moderne medische zorg zou het prachtige lijdensproces van de armen namelijk bederven. Dit zou hun kans op spirituele verlichting verkleinen. Daarom liet zij de zieken liever door pijn gezuiverd naar God gaan, dan dat zij ze liet opereren. Vreemd genoeg liet ze zichzelf wel in westerse privé-klinieken behandelen. Door sommigen werd ze gezien als een religieuze fundamentaliste, die over de ruggen van de armen het katholieke geloof doordrukte en zelfs haar medewerkers leerde hoe ze stiekem hindoes en moslims konden dopen. Ook was er veel commentaar op haar verheerlijking van het moederschap en haar afwijzing van kunstmatige geboortebeperking in het overbevolkte Calcutta.
Ondanks deze kritiek ontving Moeder Teresa de Nobelprijs voor de Vrede en leidde zij haar Orde van Naastenliefde tot vlak voordat ze stierf aan een hartaanval in 1997. Een jaar na haar dood genas Moeder Teresa een vrouw van tuberculose en kanker, toen deze een foto van Moeder Teresa tegen haar borst hield. Naar aanleiding van dit wonder werd zij in 2003 door paus Johannes Paulus II zalig verklaard. Zaligverklaring is een stap naar heiligverklaring, maar daar kan langere tijd overheen gaan. Voor veel gewone mensen is de wereldberoemde non, hoewel het niet officieel is, allang een heilige.
28-11-2008, 00:00
Geschreven door temse 
|